
Het waren een ingrijpende operaties geweest, in totaal vijf ingrepen, plastische hoogstandjes. Omwille van discretie noemen we hem hier X naar de onbekende grootheid.
Voorheen herkende men zijn gezicht uit duizenden, te markant om over het hoofd te zien, normaal over straat lopen was een onmogelijke opgave geworden. Overal waar hij zich in het openbaar vertoonde, zelf met zonnebril, petje, snor…werd hij nagewezen, aangeroepen, befloten. Een hitsig gebroed van televisiekijkers omringde hem, die deden alsof ze hem persoonlijk kenden. Wildvreemden, die hem amicaal op de schouders kwamen slaan, bijna agressief.
Feitelijk was X alleen maar beroemd geworden vanwege zijn grote bekendheid.
Op een vreemde manier begon dat aan hem te knagen.
Die buitensporige aandacht die hem ten deel viel stond in geen enkele verhouding tot zijn prestatie… Hij las hardop de presentatie van een autocue voor het programma, dat zo’n beetje het gemiddelde van alles bevatte zodat het de hoogst gemiddelde kijkcijfers scoorde.
Financiëel lachte het leven hem toe…het was alleen geen leven meer in het openbare domein. Was hij een voortvluchtige crimineel die een nieuw leven wilde beginnen? Het enige verschil was dat hij niets gedaan had.
Voor zijn fortuin had hij ook niets gedaan, hij was domweg binnengelopen dankzij zijn markante kop. Hij liep eens binnen in een reclamefilmpje, in een kwisprogramma voor oude bekenden, uiteindelijk mocht hij meedraaien in de tombola van de loterijenreclame…
Op een of andere manier hadden de bladen lucht gekregen van zijn medische behandeling. Zelfs toen hij de kliniek verliet ,zijn gezicht half omzwachteld met verbandgaas, pleisters, zijn huid nog blauw van de bloeduitstortingen, hechtingen,
stonden verslaggevers en fotografen hem op te wachten.
De luizen herkenden hem aan zijn bolide. Daarna, onderweg naar huis had hij het tuig af weten te schudden. Zijn opvallende auto had hij meteen van de hand gedaan.
Eenmaal in het buitenland zou hij meteen een andere naam aanschaffen.
De hele onderneming kostte hem een vermogen.
Hij droomde ervan zijn leven verder anoniem door te brengen.
Om zich als een niemand onder de bevolking te begeven.
Zijn nieuwe gelaat was zo goed geslaagd dat hij er zelf niet aan kon wennen.
Elk onderdeel was perfect, zijn kin, wangetjes, neus, voorhoofd leken alleen niets meer met elkaar te maken te hebben.
Hoe zou hij als het erop aankwam ooit nog kunnen bewijzen dat hij het toch echt zelf was? De enige echte….de onvervalste… wat zou hij nog als bewijs kunnen aanvoeren mocht het ooit nodig zijn? Af en toe spookte het door zijn hoofd…kon hij worden gearresteerd wegens identiteitsfraude?
Soms twijfelde hij echt of hij het zelf wel was…bestond er wel een criterium?
Prachtig, Bor!
En die vragen aan het eind, heel sterk.
Stof tot contemplatie.