“Wij kregen thuis met kerst altijd een boek…en bij jullie thuis?”
“Wij kregen thuis de zenuwen van elkaar”.
“Met kerst?”
“Eigenlijk altijd wel”
“Dus ook als het geen kerst was?”
“Ook”
“Het is wel vaak geen kerst”
“Heel vaak”
“Nee…wij kregen altijd een boek”
“Wij kregen valeriaan, twee pilletjes voor het slapen gaan”