Waterschrift

Tijdens mijn leven als goudvis dagdroomde ik hoe het zou wezen om mens te zijn.
Even voor de duidelijkheid; ik hou niet van de term ‘vorig leven’ of ‘volgend leven’. Leven vindt immers steeds nu plaats. Ook elke herinnering eraan is altijd nu.
Wel moet ik u bekennen: pas op met dagdromen, voor je het weet moet je zo’n droom waarmaken.
In mijn transparante kom bekeek de mens mij van alle kanten, nergens kon ik mij achter verschuilen. Ik benijdde mensen vooral om hun vermogen om te reizen, een mooi woord voor vluchten. Mijn leven speelde zich af in de kom.
Ik zag de mensmonden jaar in jaar uit naar lucht happen buiten de kom. Sinds kort weet ik pas dat zij taal spraken en in hun eigen spraakwater leven.
Nu ik zelf mens in wording ben, weliswaar nog een onmondig kind, merk ik pas wat het is om goudvis te zijn geweest.
Ik herinner mij alles nog glashelder: de stilte, het heldere doorzichtige zijn, het moeiteloos voortglijdende leven, mijn lichaam voelde als lauw in lauw water, koel en sereen. Nu besef ik des te meer hoe gelukkig een goudvis is. Ik taalde nooit naar taal. De lichamelijke zwaarte van nu valt mij het zwaarst.
Als mens zal ik ooit het volgende gedicht schrijven:

“Het oog van het verhevene is als een goudvissenkom,
het kijkt rondom van binnenuit, alles leeft binnen haar blikveld. Wij zijn gezien en gehoord door die stille blik.
Het verheft ons leven tot we ons gewichtloos overgeven,
zwemmen is zweven, schrijvend in water”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *