
Ruimte
onze alleroudste
reisgenoot
heeft nog immer
geen rimpels
poedelbloot
en van jongsaf aan
kaler dan de maan
maar nog altijd
niet krakkemikkig
ze gaat nooit dood
kijkt ons
overal strak
in de ogen aan
zonder blikkig
te blozen
haar eeuwig verse
vergezicht
stelt zich open
nodigt uit
tot ‘t grenzeloze
bestaan
wij zijn
het tuig dat
door haar vaart
ze noemt zich
nietiger dan niet:
droge oceaan