Grind was ooit gebergte, één massief.
De eenheid sleet, verbrokkelde tot gruis.
Gelukkige keien rolden tot in het dal,
tot op de bodem van de beek,
waar ze eeuwen werden geslepen.
Als ogen lagen ze nu in de droge bedding, glad gepolijst.
Zouden ze inzien dat ze nog altijd één gebergte zijn?