Een betoverde tuin is onbeweeglijk. Ze ligt als verstard, in de stilste stand. Zodra de wind zucht begint ieder kruidje zich te roeren, elk blaadje, halmpje, takje wiegt zacht, verfijnd. Tot het echte waaien losgaat, de hele tuin danst nu in een grillige cadans. De tuin kleedt zich om tot een groene balzaal bezaaid met in vervoering dansende planten. Betovering is wakker gekust. Een tuin viert voortplantingslust.