Ingescheept in het vooronder van deze oceanische nacht.
Achter de patrijspoort van de maan toont zich een land in zicht.
Geen land waar men kan landen: Kijk daar, een maanlandschap van licht!
Alleen lichtvoetig te betreden, ontheven van de zwaarste kracht.
Deze zee van ruimte reist en rijst, hoger dan welke vloed dan ook.
Wat monsterde ons aan op dit schip van ruimte op weg naar welke horizon?
Knijpt de patrijspoort een oogje dichter vanwege een te felle lichtbron?
Probeert het zicht zich helder te ontwaren waar het opgaat in rook?
Kijkt het van binnen naar buiten of van buiten naar binnen?
Of is het geen van beiden, spiegelt de patrijspoort het zoeklicht?
De scheepswanden zijn met sterren genageld, naadloos gedicht.
Er is geen beginnen aan oneindigheid, talloze werelden te winnen.