Risicoanalyse

Soms wordt het wonder van te bestaan je nog eens extra ingewreven
door onomkeerbare lotgevallen.
Zo werden mijn vriendjes Ronald (9) en Freek (12) plots doodgereden.
Ronald op een zonovergoten zomerdag door een vrachtwagen bij een zebrapad.
Freek tijdens een nachtelijke dropping, mogelijk door een volgauto?
Vreemd hoe schaamteloos levendig je je voelt naast het gemis.

Twee andere vriendjes uit die tijd, de tweeling Ricky en Rudy (12)
emigreerden naar Canada. Het laatste bericht dat we van de jongens hoorden
was dat de ene broer de ander met een vuurwapen in zijn oog had geschoten.
The American dream. Verder hebben we nooit meer iets van hen vernomen.
Het lot uit de loterij zegt nooit of het een vloek is of een zegen.

Later weer nam mijn wilde vriend Kick (18) bedoeld of onbedoeld
een overdosis heroïne. De laatste keer dat ik hem zag had hij een
tatoeage over zijn hele onderarm laten zetten. Een plattegrond
met hoofdsteden van de wereld waar hij zijn naalden in kon prikken.
Van Parijs, NewYork, Rio, London, als psychonaut kon hij zo overal heen….
vertelde hij lachend, spelend met het lot in eigen hand.

Men weet zich inmiddels dus wel gewaarschuwd om vriendjes met mij
te worden, zou je bijna denken… Er lijkt een zeker risico aan te kleven.
Dat is begrijpelijk, waar rook is…zijn indianenverhalen.

Toch mag je gevaar nooit overschatten. De dood is immers geen risico,
maar een zekerheid waar je blind op kunt vertrouwen.
Wàt de dood is is weer een heel ander verhaal, waar we het pas over
gaan hebben zodra we elkaar weer zien. Het gratis lot om geboren te zijn
maakt ons uitverkoren, voor zo lang het lichaam duurt.

Mijn vriendjes namen geen van allen afscheid. Ik neem aan vanuit
de wetenschap dat we elkaar zeker weer zullen zien. Het verklaart
wellicht het feit dat ik zelf ook nooit afscheid heb genomen…van niets
en van niemand vanuit diezelfde overtuiging.

Want wat valt er af te sluiten? Het bestaan blijft zich openen en ontvouwen.
Velden vol madeliefjes.

Mamaizena

Met jeugdige weerzin zag ik moeder met krulspelden weer eens andijvie doodkoken…met maizena. Volgens Ma werd de groente dan mooi gebonden. Ik begreep dat nooit, gebonden, waaraan dan Ma?
Ik hield niet van de bittere nasmaak van andijvie…en daarna de gele vla.
Omdat ik als achtjarige toevallig een zwart plastic boerderijvarkentje op zak had besloot mijn hand om het varkentje in de pangehakte andijvie te werpen terwijl moeder het pakje jus met ingrediënten aandachtig in water oploste.
Voor ik het wist had mijn hand
gehandeld…voor welk nut?
Met heimelijk genoegen zag ik het boerderijdier wegzinken in de borrelende groenteprut.
Na deze onvoorziene actie trok ik mij stil terug in de huiskamerkast onder de trap waar ik materiaalonderzoek deed bij kaarslicht.
Daar plette ik op de schoenleest van mijn vader elk materiaal wat ik vond, waaronder ook plastic boerderijdieren die dankzij het pletten soms wel vier keer zo groot uitzetten. Ik zag dat destijds als vooruitgang uitbreiding en verbetering.
Terwijl het avondeten naderde vroeg ik mij af waarom mijn hand zoiets deed en hoe ik het moest uitleggen als het varken de kop op zou steken. Ik kon geen alibi bedenken. Was het overmacht of zelfverdediging?
Zou het varken smelten in de andijvie of zou het overleven?
Mijn spanning liep hoog op tijdens de maaltijd. Ik at met lange tanden van de gebonden groente.
Tot mijn vader na een flinke hap opeens het varkentje uit zijn mond toverde en quasi verrast riep:
‘Hoe kan dat nou, hoe komt dat beest nou de andijvie terecht?’
Niemand wist het. Het varken werd op de pandeksel gezet. Hij was niet van vorm veranderd hetgeen mij het bewijs leverde dat honderd graden koken niet opkan tegen honderd hamerslagen.
Een mijlpaal in mijn onderzoek , missie geslaagd. Dat hadden mijn handen toch goed gezien…
Later die week sloeg ik het varkentje alsnog plat. Het veranderde in een plat grijs gedrocht, waar het kaarslicht een beetje doorheen
scheen.

Residu

Je shopt wat rond
in je eigen prehistorie
ook al ben je niet meer
van steen of van gisteren.

Van moetende moderniteit
moet je weinig hebben want
fluks mee in de vaart der volkeren
was nooit echt ‘jouw ding’

Zo winkel je door de kring-
loop der dingen en merkt op dat
ze hier alle verzamelingen
al hebben, dat niemand
op jouw huisraad te wachten zit.

Zelf heb je ook niks
nodig, dat geboodschap
is slechts slechte gewoonte
een archaïsch residu
uit het Perm of Krijt

Onverrichterzake kom je thuis
in je leeggestolen huis

Je bent totaal uit de tijd

Mander

Mijn eerste dier dat ik mee naar huis nam
heette salamander. Ik had hem gevonden
in de onderwaterschemerwereld van de rietkraag
onder de brug waar ooit een munitiedepot was ontploft.
Ik meende hem een dienst te bewijzen door hem in onze
goedverwarmde etagewoning onder te brengen.
Hij kwam op mij nogal eenzaam over in die koude sloot…
in mijn ogen kon hij wel wat gezelligheid gebruiken.
Ik sprak bemoedigende woorden tegen hem,
maar hij zei amper iets terug, een verlegen type.
Mander was donkerbruin als de modder waarin hij zich verscholen had
hij voelde en bewoog zo vloeibaar als water.
Thuis zette ik hem in een glazen vaas met vers kraanwater op de vensterbank
met uitzicht op de binnenplaats met geparkeerde auto’s.
De volgende ochtend vond ik hem hard en droog
vastgekleefd aan de c.v-radiator.
De luxe vaas en het uitzicht hadden hem niet kunnen bekoren en was
daarna kennelijk op onderzoek uitgegaan.
Bedroefd regelde ik een staatsbegrafenis
voor mijn timide vriend vlak naast de rietkraag.

Jaren later mocht ik onverwacht bij vage kennissen logeren.
Het werd mij voorgespiegeld als een buitenkansje
waar ik geen nee tegen kon zeggen. Tijdens dat verblijf
werd ik regelmatig herinnerd aan mijn uitgedroogde vriend.

Exotica

Je was kind aan huis aan de overkant van de straat
bij de gelijknamige familie die geen familie was.
Het dragen van dezelfde achternaam schiep vanzelf een onzichtbare band.
We hadden exact hetzelfde huis, vergelijking lag dus erg voor hand.
Je kwam er graag en vaak over de vloer om je te verbazen.
De vloer die veel natte plekken en onbestemde vlekken had.
Hun zitbank had geen pootjes meer, de wc-pot bleek kapot
en de klerenkasten lagen op hun rug, zo kon er meer in.
De huisvader was keurig gekleed, werkte als econoom
en reed in een luxueuze Snoek, Citroën DS.
Hun jongste kind liep in een vuil hempje met niets eronder
en legde zijn half afgesabbelde zuurtjes overal neer.
De Siamese kat moest het doen zonder kattebak.
De familie verbrandde hun afval door op zondag
de vuilnisemmer op straat aan te steken.
Het waren alleraardigste en hartelijke mensen,
gastvrij en zonder een spoor van schaamte of verlegenheid
voor hun bijzondere huishouding.
Op de huiskamermuur waren voorpagina’s van oude Panorama’s geplakt
om vetvlekken te verbergen…
De huisvader gooide af en toe zijn bord stamppot tegen de muur.
Ik heb er 1 keer meegegeten om daar getuige van te mogen zijn.
Het was sensationeel echt. De volgende dag hing er weer een nieuwe pagina
van een oude Panorama.
Het was altijd een exotische ervaring om naar de overkant van de straat te gaan.
Een verrijking van mogelijk- heden. Zo kon het dus kennelijk ook.

Taalfant

Kijk nou eens, wat ik hier heb:
een oneindig klein olifantje van taal…
slechts negen letters groot.

Zo vlak als het papier waarop
deze slurfdrager is geschreven,
zo plat als oostindische inkt.

Kijk nou eens goed, je ziet hem bijna
niet, weegt zo licht als je verbeelding.
Niets weegt lichter…

Ik noem hem zogenaamd: Taalfant,
daarmee roep ik hem zachtjes op
tot klankzaam bestaan.

(Hij blijkt bij nader inzien,
dit ter informatie, trouwens.
een vrouwtje dat zwanger )

Ze kan elk moment bevallen
van haar jong dat nog kleiner is,
vlakker…platter en lichter.

Zou ze na en tijdens het werpen
gaan trompetteren van pure opwinding
en opluchting…?

We zullen het meemaken of niet
zodra het zover is, binnen de grenzen
van ons voorstellingsvermogen.

Hoe verfijnd is bewust zijn van zoiets
faliekant kleins als deze Taalfant?
Zo dus…

Efficiëntie

De efficiënte mens is zuinig op zijn kostbare tijd,
leest het liefst slechte recensies…
ze werken als waarschuwende verkeersborden
die doodlopende wegen aanduiden…no go area’s.

Goede recensies verleiden de lezer
om het betreffende boek, film, concert of
museum zelf te willen gaan lezen of bezoeken,
hetgeen veel onvervangbare tijd verbruikt.

Beter leest men louter slechte recensies
die immers garant staan voor pure tijdwinst,
die bonustijd kan weer verbruikt worden om
bijvoorbeeld nog meer slechte recensies te lezen.

Zo houdt de efficiënte lezer veel vrije
tijd over en kan zichzelf wijsmaken dat hij
een dubbel zo lang leven leeft dankzij
zoveel goede en slechte recensenten.

Er zijn er ook nog die hun tijd roekeloos vermorsen
zonder ooit ook maar één recensie te lezen.
Alsof ze eeuwig de tijd hebben voor alles.
Tijdverspilling lijkt hen niet te raken.
Zelfs van het zogenaamd ‘slechte’ lijken
ze nog te genieten, alsof ze er wat van opsteken…
namelijk hoe het niet moet. Ze leven lukraak alsof
ze niets te verliezen hebben. Als gelukkige bijvangst
ervaren ze af en toe iets subliems, met geen pen
te beschrijven.

In wezen kan men nooit weten wat men mist.
Wie denkt te weten wat hij zoekt
zal het hoogstnodige nooit vinden.
Niet weten hoe of wat lijkt een blinde vlek die wacht
tot er toevallig een licht op valt.

Ernst

Er werd middernachts aangebeld,
je verwachtte niemand op dit uur.
Het was dodelijke Ernst…

met zijn stropdas en zwarte aktetas.
die jou hier in je eigen deuropening
nietszeggend en tegelijk veelbetekenend aanstaarde.

Hij toonde zijn visitekaartje waarop stond:
‘Aan de deur wordt niet verkocht,
wij leveren ongevraagd en gratis aan huis’

Je trachtte hem nog af te wimpelen,
maar zijn voet zat al tussen de deur,
zijn mond neigde over naar jouw oor…

Of je hem wel serieus wilde nemen,
fluisterde hij, voor je eigen bestwil,
er stond immers nogal wat op het spel.

Je kon moeilijk zeggen
dat dat teveel gevraagd was
terwijl je kennelijk nogal bedremmeld
naar zijn te grote blote voeten keek.

Plots begon hij te bulderen,
‘t was maar ’n geintje.
Meneer kwam niet meer bij.