Gen-techhaiku’s

De gen-techkudde
van grasetende wolven
graast vluchtheuvels kaal

*

Een haaikoe gekruist
met de zeekoe geeft zoveel
meer melk dan een luis

*

de mens is ook maar
een raar dier met voorpootjes
waarmee het Bach speelt.           (Pieter Hulst, onbedoeld haikudichter)

*

Vruchtvlees zonder schil
consumens wil niet pellen
drinkt liefst sap uit blik

*

Na de kweekvleeskip
komt de kweekvleesmens in zicht
met de dikste pens

*

Vreemdzaam

Vervreemding steunt op de vreemde aanname dat het bestaan normaal zou zijn, gewoon en gangbaar. Vervreemding is het centrale aspect van de natuurlijke staat. Wie zonder bevreemding leeft, denkt iets begrepen te hebben en mist ‘iets’ wezenlijks. ‘Er zijn’ is absoluut wonderbaarlijk, qua kansberekening zo onwaarschijnlijk dat je het bestaan wel in ongeloof moet uitleven. Een ongeloof dat elk moment wordt gelogenstrafd door directe ervaring die het wonder waarmaakt. Eerst zien en dan erkennen dat het ongelooflijk is. Je weet niet wat je meemaakt, je weet alleen dat je meemaakt.

Rampkoers

Ooit liepen er kuddes middeleeuwse gelovigen, Flagelanten genaamd al jammerend zingend en zichzelf geselend over ongeplaveide wegen als boetedoening voor begane zonden.
Rond 1350 heerste de grote pestepidemie waaraan eenderde van de Europeanen aan bezweek.
Dankzij het rondtrekken van deze wereldverbeterende gelovigen werd de pest echter nog veel efficiënter verspreid. Sluit je bij ons aan, doe boete en je bent veilig… was de boodschap.
Anno 2024 loopt er een soort omgekeerde flagelant rond, deze waarschuwt niet, maar ontkent eenvoudig de meest evidente problemen. Het zijn rasoptimisten die zich veilig wanen door glashard te ontkennen. Ze liggen op ramkoers met de menigte klokkenluiders die erkenning voor het probleem zoeken. Positief roeptoeterend leidt de flagelant ons richting hun zonnige toekomst. Wie het niet met hun ontkenning eens is kan wat hun betreft de pest krijgen.

Recreatie

Boetseer vòòr
elk gebed:
eerst even
‘n godje van klei
‘t hoeft niet te lijken
reken gerust alles goed,
maar ‘n baardje staat
altijd wel aardig
godjes scheppen is zo
godallemachtig mooi bezig zijn
het verliest zich vooral in details
waar allerlei goddelijks in schijnt
‘n zeldzaam voorrecht
ingebed in zichzelf
dankbaar bak je
god’s kleiheid af
je ziet dat het goed is
sla nu het beeldje
godgloeiend tot gruis
verstrooi het over de bodem
van dit openluchtterrarium
om de weg te effenen

voor het wegwezen

vormloos genezen

Techmens

Is het niet wreed wonderlijk
hoe ‘t hele helende water
door duizelwekkende
buizenstelsels opgezogen
verhit tot een handjevol
graden Celsius,
onder hoge druk gezet
dwars door honderdzoveel
speldegaatjes van een douchekop
geperst tot spetters….
‘n alledaags wonder dankzij
domweg gedraai aan kranen.
Zo verwonderlijk omslachtig
reorganiseert de techmens
het mensenleven
dat ook zonder paraplu
naakt in de regen kan dansen

Gruzel

Ach, het ravijn
het arme ravijn
ze ligt aan scherven
stond te wankel
op die gammele sokkel
van overgave
iemand wilde er zeker
bloemen in zetten
of zoiets…?

bij wijze van vaas
en stootte haar omver
in het voorbijgaan…?

Waar zal onze echo
nog toevlucht zoeken?
Wat betekenen wij
zonder ravijn,
zonder dat
ons aangapende
magazijn?

Waar bergen we ons
zonder ongrond?

Rest ons iets anders
dan scherven te bergen
en gruzelementen te lijmen
voor we niets meer hebben
om in te verdwijnen…?

Treuteldeuntjes

Men lijdt in ‘t openbaar domein
in het geheim aan de kakofobie…
Niemand schijnt ‘t meer te horen
die tergende treuteldeuntjes.
comatueuze kakofonie
je durft geen wachtkamer in,
geen supermarkt, geen café
geen wc, alom auditieve schurft.
en heb je een gegronde klacht:
zit je in de wacht, telefonisch
luisterend naar dove notenbagger.
Wat zou Bach er van zeggen?
Nooit je oor te luisteren leggen.
en blijven omdraaien in je graf…?

Ode aan het writers-block

Wat is ons allemaal niet
gelukkig bespaard gebleven
dankzij het writers-block?
hoeveel tijd & ruimte heeft
het onuitgegevene in onze
boekenkasten vrijgemaakt?
zovele verzaakte taalraadsels
over dit goddelijk onvermogen
onontsproten uit droge bronnen
laten we ze hier herdenken
om hun schitterend onbestaan
stralend als zwarte zonnen
we zouden nergens zijn zonder
het ongeborene, geen plek nog
onbezet, werk bleef onbegonnen