
Er bestaan geen gelijke uitgangsposities aan de start.
De één heeft langere benen, lichtere botten,
een licht spierstelsel, een kwikzilverachtige basisspanning in de spieren.
Noem alle voordelen maar op om het snelst van A naar B te rennen.
Het tegenargument dat iemand met deze aangeboren aanleg ook moet trainen gaat niet op omdat de minderbedeelden nog veel harder zullen moeten trainen om hun eveneens aangeboren ‘gebreken’ te overstijgen.
Wat meet een hardloopwedstrijd nu eigenlijk?
De wil om te winnen? Meet ze karakter? Meet ze ongelijkheid, ongelijke aanleg?
Stel dat bewezen kan worden dat alle deelnemers even hard trainen dan zou ik zeggen; dat laatste. Ongelijke aanleg.
Maar stel nu dat alle aangeboren voordelen exact gemeten konden worden?
Dan zou er voor elk lichaam een specifieke ’toepasselijke’ afstand berekend kunnen worden die de startpositie rechtvaardig zou maken. In dat geval zou harder of slimmer trainen de doorslag kunnen geven. Zou dat de rechtvaardigheid vooruithelpen?
Helaas niet, niet iedereen is even slim om de meest effectieve voorbereidingen te treffen.
Iedere persoonlijke verdienste wordt hiermee ontmaskerd.
Is dat erg?
Welnee, het blijft prachtig om naar een hardlooprace te kijken ook al is het een tijdelijke illusie om het tijdelijke te vieren met twee honderdsten van seconden.
Illusies worden er niet lelijker op wanneer ze worden doorgeprikt. Ze blijven mooi en relatief.