Rond mijn tiende pleegde ik met een vriendje gewapende overvallen op het hoofdpostkantoor van onze slaapstad, in de stank van olieraffinaderijen.
Weliswaar met plastic wapentuig, (electriciteitsbuis, lucifersdoosjes en plakband) maar toch,
op klaarlichte dag roofden we stapels girokaarten, snel in een tas gepropt, terwijl mijn vriend de baliemedewerkers onder schot hield. Het waren bliksemacties, ons sterkste wapen was dat we erg hard konden wegrennen, euforie.
Als ongelovigen zaten we op de school met de Bijbel, om te leren wat God verboden had. Thuis schreven we cheques uit aan onszelf, negens met veel nullen erachter. Het was kinderspel, maar heel spannend in de kale flatgemeente.
Verveling kan leiden tot stelen en liegen.
Stelen is in feite het tastbaar maken van liegen, je maakt het saaie leven spannender door een mooi verhaal, stelen geeft een ontsnapping aan de sleur. De wereld staat natuurlijk bol van de mensen die door literatuur hun leven proberen te verhevigen. Stelen is de core-business van de vrije markt,of het ethisch is doet er niet toe als het maar legaal is.
Stelen lijkt mij een surrogaat voor de jacht, een echt mannendingetje, na de jacht moet er een vuur gestookt worden om de prooi te vieren.
Rond mijn twaalfde droomde ik ervan om de School met de Bijbel en al in de fik te steken, een logische wensdroom na structurele mishandelingen van een fanatiek gelovige onderwijzer. Elk gedrag, elke wens heeft een oorsprong.
Het feit dat wij verbaasd zijn over extreem gedrag zegt veel over het gebrek aan inzicht in de oorsprong.
Stelen heet nu lenen, leugens heten nu verhalen, en verveling heet nu staren in het vuur van de houtkachel, een muze.