Legerkleding

Ik ben mijn hele jeugd gehuld geweest in een Leger de Heilsuniform. Dan doel ik niet op het quasi militaire kostuum waarmee de heilssoldaten hun guerrillaoorlog voeren tegen het ongeloof, voor onze eigen bestwil.
Ik bedoel de confectie van de gewone man in de straat, gekocht in de Kringloopwinkel van het Leger des Heils.
Kringloopconfectie is camouflagekleurig, je lost naadloos op in de grijze massa.
Omdat ik in een te groot lichaam geboren ben liep ik al jong in oudemannenkleren. Schoenen waren het grootste probleem omdat er te weinig mannen naar de hemel afreisden die toevallig mijn schoenmaat hadden. Ik las wel eens overlijdensberichten in het Streekblad, maar de schoenmaat werd daarbij niet vermeld.

Ooit kruiste een schele vrouw ons pad die ongevraagd beweerde dat ik een ‘oude ziel’ had. Het verbaasde mij niets dat ook mijn ziel tweedehands was of door nog meer anderen was afgedragen. Alles in mijn leven was immers tweedehands. Hoe wist ze dat trouwens? Zou ze erin handelen, oude zielen?
Ik liep dus op jeugdige leeftijd als een oud mannetje door het leven, in grijze, grauwe kleurstellingen.
De ongepaste kleuren waarmee bejaarden van tegenwoordig zich uitdosten deed mij eerst pijn aan de ogen. Ik dacht dan: ’typisch voor kleuterzielen die nog maar net komen kijken’

Mijn ouders waren, om het goede voorbeeld te geven louter tweedehands gestoffeerd.
Een broek van ‘het Leger’ mocht niet meer dan een rijksdaalder kosten, een overhemd. hooguit een guldentje.
Later toen ik zelf wat geld kreeg moest ik liegen over de aanschafprijs van een eerstehands broek. Wat ik ook zei, het was schandalig duur voor mijn ouders. Voor vijfentwintig gulden? Daar had je wel tien broeken voor of vijfentwintig overhemden!

Mijn moeder kweekte eksterogen op haar voeten. Ze bezat een reiskist vol knellend schoeisel van het Heilsleger. De arme ziel verging van de pijn tijdens wandelingen, dan liep ze verder op blote voeten. Zonder beknelling geen bevrijding, aldus de heilsleer.

Wonderlijk genoeg zijn wij nooit bekeerd tot het christelijk gedachtengoed, het paste niet bij ons geestelijk leven, het knelde.
Wij waren geestelijke naaktlopers, als heidenen.
Later kleedde het leven mij geestelijk alleen maar verder uit. Er bleef niets over om mij achter te verschuilen.
Ook naaktheid kun je nog uittrekken, als een laatste schaamlap.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *