Motto

Goed dat dat nu maar eens gezegd werd.
‘Hamsteren, zo ongelooflijk niet sociaal!’
Supermarkten leegkopen zodat de arme mensen
die voor ons allemaal aan het werk zijn
vanavond voor lege schappen staan.

Zou dat ook niet gelden voor het excessief hamsteren
van geld. Zo ongelooflijk niet sociaal.
De samenleving leegplunderen zodat de arme mensen
die dagelijks voor ons allemaal aan het werk zijn
elke dag zonder geld voor overvolle schappen staan.

Deze olifant in de bovenkamer van de geboren leider
staat zijn selectieve verontwaardiging niet in de weg.
Aan de muur van zijn bovenkamer hangt zijn motto ingelijst:

Zullen we een bank beroven?
Welnee, je kunt beter een bank oprichten.

Gluur

{CAPTION}

Er is een grote categorie dingen die je niet kan thuisbrengen.
Door ze te nummeren worden ze schijnbaar onder controle gehouden,
terloops gooien ze hun nummertjes lukraak door elkaar. Recalcitrant is hun aard.
Dingen hebben vaak gaatjes van waaruit ze je achteloos begluren. Je voelt je bekeken.
Het is magisch, precies op het moment dat je de dingen in hun ogen kijkt
kijken ze terug…of keken ze al die tijd al naar de ogen in je rug?
Je weet niet wie er met kijken begon. Ze houden ons scherp in hun gaten.
Dingen hebben een vermeend fatalistische houding, het bestaan overkomt hen zogenaamd allemaal. Ze hebben vreemde ogen die dwingen en imponeren, om ons aan te zetten om iets met ze te doen. Het enige wat je kunt doen is er een schroefje indraaien of een veter door die brutale oogjes rijgen. Ze blijven van blik.
De dingen praten niet, toch lijkt hun lichaamstaal te zeggen : “Wij zijn hier louter voor de vorm, in onze ogen hadden we er net zo goed niet kunnen zijn.”

(Illustratie: Martin Jarrie)

Algo

{CAPTION}

De wegen van Algo
zijn zo ondoorgrondelijk
al zit er een vaag ritme in
van stijve schoorstenen
die blijvend moeten roken.

Algo staat met al ‘zijn’ voeten
in de digitale modderpixels
of zijn het ‘haar’ voeten?
Nee, Algo is onzijdig, neutraal
net als vier G en tweepuntnul.

4G en 2.0 willen elke vulkaan
verslaan als natuurlijke vijand,
hun gelaarsde schoorstenen
trappen de lava plat en glad
tot een waar asfaltparadijs.

Ach, Algo is zo wereldwijs,
wij dansen naar haar pijpen.

(Illustratie Martin Jarrie)

Absoluut

Het schip lag diep verzonken op de bodem onder het betegelde plein.
Alleen de toren stond nog alleen te zijn als een statig lange gang,
rechtstreeks de hemel in, een perfecte liftschacht. De schipper
had het zinkende schip nooit verlaten en zich uiteindelijk vastgeklampt aan wat wrakhout als een schipbreukeling, stuurloos in de zee van ruimte. Deze toren zou
het absolute midden van Nederland markeren. Ik stak een kaarsje aan
voor de schipper en vroeg hem: ‘Is dit hier het absolute midden?’
‘Ook’, zei hij monter, ‘absoluut ook…en waar niet trouwens?’

Kalf

Taal vertelt aan de schrijver wat hij probeert te zeggen?
Ze stelt fonetische grenzen aan van wat er gezegd kan?

Na het schrijven begint er, in het meest gunstige geval
iets te dagen van wat de schrijver wellicht had willen z…

Het schrijven weet het natuurlijk niet, juist daarom schrijft het.
Taal vertelt de schrijver, souffleert geheimen klanken in zijn oor,
alsof hij een dichter zou zijn die het onzegbare wilde verwoor…

In de kalende ontmoeting van het onzegbare en de taalgrens
vallen woorden in het niet, als overbodige stenen in een ravijn.
Wil schrijven betekenis bergen? De berg van taal kalft stilaan af.

Spukhafte Fernwirkung


Een buik lijkt soms wel een fornuis met daarop een lege hersenpan,
waar je soms een oud kliekje uit eet. Voer dat geestelijk voedsel heet.
Het ruikt hier vaag naar gebakken lucht, naar halfzachte gedachten van een halvegare.
Niets dan schaduwspel van geestig licht, waarmee wij ons schijnen in te lichten.
Van stof zijn wij niet, laat staan dat wij tot stof wederkeren. Denkstof denkt
zich te zijn, echter als lichtgolven verkeren wij weder als een schijnbare deeltjestrein. Lichtwezens reizen ook zonder lijf. De lege hersenpan staat uitgekookt in dit denkbeeldige verblijf uit te dampen. Wat heeft het nu weer uitgespookt?

Grijs

{CAPTION}

Op de kaart zie je het niet, maar eenmaal vers in het veld zie je louter grijs gebied. Nergens gescheiden door een harde grens. Alles is poreus, zelfs harde atomen zijn volgestouwd met ruimte. Materie als bergruimte om ruimte in op te bergen. Zo brengt Moeder Natuur haar Kosmische huishouden een beetje op orde. Ze heeft krulspelden in haar steile grijze haar, zo zit het permanent goed. Niemand die het ziet. Ze valt weg tegen het grijze gebied.

(Werk van Jan Schoonhoven)

Kwast

Het komt niet uit de verf
en ook niet uit de kwast,
van waar komt Het?

Uit het papier dan?
Het lege papier vraagt erom
leeg te blijven, echter…

Het kan zich niet laten,
Het stroomt als vanzelf,
strandend als schuimkop.

Lege kusten verdragen alles,
wat er ook lukraak aanspoelt.
Het vindt blind haar juiste plek.

Onbedoeld de bedoeling.
Betekenisvrij de betekenis.
Het heeft er zin in.

Envelop

Er lag een blanco envelop in je brievenbus.Ongefrankeerd, zonder afzender.
Ook het adres ontbrak. Hoe had de postbode jouw adres kunnen vinden?
In eerste instantie wekte het bevreemding en verwondering, maar al gauw wees alles er op dat het post van G was. Niet dat G als initiaal op de envelop stond, want G had van nature geen naam. G was altijd maar een onbeholpen aanduiding geweest. Ook het feit dat er geen postzegel op zat wees op G, omdat die al evenmin in het bezit was van een gezicht. Deze absentie van eigenschappen maakte dat het zonneklaar was dat de envelop van G kwam. Zo mooi onbevlekt had je nog nooit een envelop ontvangen.
Maagdelijk wit, niet eens ingevouwen, hij stond open. Voorzichtig keek je erin….
en ja hoor…geen enkele inhoud. Geen nieuws van G. In wezen vanzelfsprekend , want hoe zou ‘het oudste ooit’ nieuws kunnen zijn? Onmiskenbaar droeg alles de signatuur van G. Eerst dacht je nog even: waarom stuurt G dit speciaal aan mij? De envelop was echter niet persoonlijk bedoeld. Achteraf bleek dat iedereen, niemand uitgezonderd deze envelop had ontvangen. Hoe moest je deze post in hemelsnaam beantwoorden? En wie?

Welking

Ooit maakte men van muggen olifanten. Toen kreeg je opeens de befaamde ‘Olifant in de kamer’ ,die met negeren werd vereerd. Nu klotst het inmiddels tegen de plinten. De olifant is leeggelopen. De lege fant drijft in zijn eigen olie. Zo vergaat het metaforen nu eenmaal, ze vergaan als verwelkende schepen en bloemen. Maar altijd blijft het ‘Vijf voor twaalf’, net zo lang tot de laatste metaforenmaker is uitgestorven. ‘Om het even wat dan ook’ valt dan met niets meer te vergelijken, dan is het wat het is: Ein Offenbares Geheimnis. In dunne lucht gebeiteld.