Mundvorrat


Zurück in der Heimat
inhalieren wir frische Luften und Körperduften.
Wir sind hier wie legalen Fremdkörper,
spazieren ins Wildwald
so wie Tiere unter den Tieren.

Sie riechen uns,
unserem fleischlichen Paradies.
Incarnatum est.
Wir haben nichts anzugeben,
wir sind nur Mundvorrat.

Unsere Hund riechst,
die Ohre gespitzt,
hinter sich.
Vorsicht!
In der Heimat
gilt Raumpflicht!

Van goed nog beter

Onderwerp: Van goed nog beter

goed is niet goed.

niet goed genoeg,

kan altijd beter.

genoeg is nooit genoeg,

kan altijd meer

meer dan meest

hoog kan hoger

snel kan sneller

hard kan harder

perfectie is één winnaar

op eenzame hoogte

de rest is verliezer

alles goed en wel

goed is goed,

goed genoeg

beter kan niet

genoeg is genoeg

minder is meer

niets meer en niets minder

te is te

teveel is teveel

teveel van het goede

blijf op de hoogte

haast je langzaam

volg zachte kracht

het leven is al volmaakt onvoltooid

je schaduw is al sneller dan het licht

’t openbaar geheim laat zich niet meten

Verstuurd vanaf mijn iPad

Criminologica

schrijven is een waarheid liegen
de goedkoopste wijze
van reizen naar waar dan ook…
naar onbelaste paradijzen
voordeliger dan vliegen
of kamperen op een vluchtstrook

ik betaal nooit huur
dus ik beken, ik ben
in alle opzichten crimineel
ik hou van avontuur

bijvoorbeeld hoe ik speel
met mijn leven en graag
aan denkbeeldige tralies zaag
de gevangenis is virtueel

al spelend met vuur
laat ik hier een spoor
van verbrande schepen na
het kapersschip vaart door

ik sticht branden zoals
anderen landen stichten
ik waag mijn kale hals om
gedachten te ontwrichten

mijn lijf heb ik gestolen
van een argeloos wezen
om geheim in rond te dolen
en gestolen verlangens te genezen

ik ben een dief, steel veel
uit mijn eigen portemonnee
zo steel ik van de dief die ik speel
en als je liegt, lieg dan

liefst met alle winden mee
met een stem van fluweel
totdat het gedrukt staat
het jargon bestaat uit taalpuree

je bedriegt bedriegers
van het graf tot aan hun wieg
wat nog mooier is dan liegen?
dat is liegen dat je liegt

in braafheid ben ik slecht
ik vervals documenten
net zo goed als echt
mijn vrienden zijn agenten

geweld vind ik geweldig
saai en slaapverwekkend
mijn paspoort is ongeldig
mijn held, dat is een kraai

ik ontloop mijn straf niet
wees gerust, mijn brand
wordt eeuwig uitgeblust
dit ligt in het verschiet

zie het als een beloning
van hogerhand, want
niet-zijn is mijn woning
dat mag wel in de krant

Wit hondje in de sneeuw

de ziel is
een wit hondje
in de sneeuw

schrijven op wit
zoiets als de ziel uitlaten
soms zie je je hondje niet meer
dan valt het weg tegen de achtergrond
en duikt opeens weer op
als uit het niets

gelukkig is mijn ziel
een beetje groezelig
zo zie je nog eens
hoe het loopt

gaandeweg snuffelt de ziel
(met haar geleende neus)
aan de nagelaten lyrische vlagen
taalsporen in papieren sneeuw

een lezer loopt deze uitlating na
volgt geursporen, stap voor stap
een herkende geur is genoeg om
de mentale staart te laten kwispelen
of
met eigen nat te overschrijven

Permafrost

De moeder van de kleine Wladimir zei:
“Onthoud dit, dit is belangrijk!”

terwijl ze wees naar de afdruk
van een vogelpootje in de sneeuw.

Waarom zegt een moeder zoiets
ernstigs over bijna niets?

Zag ze er een handtekening in,
een subtiel merkteken?

Was het de afdruk van een winterkoninkje,
de kleinste regerende vorst?

Doelde ze wellicht op de blijvende vergankelijkheid?
De pootafdruk die blijft als lege vorm na de dooi?

De herinneringssneeuw smolt niet in de jongen,
zijn geheugen was als permafrost.

Een witte cocon waar rups Wladimir zich in spon
om zich later als Nabokov te ontpoppen.

“van de engelen zijn wij de rupsen,” zo dichtte hij.

Voetspraak

onze hond volgt voeten
hij volgt ze op de voet
voeten zijn de baas

sokken aan betekent uit
sokken uit is wachten
tot ze weer aan gaan

schoenen aan is uit
schoenen uit is helaas
een voorbarige gedachte

benen op de bank is afwachten
benen eraf is: zullen we dan maar
onze hond is altijd klaar

voetjes op de vloer is gaan
trap op is wachten
trap af is uit
behalve als
de baas besluit
tot later

voetenwerk is
hondenpoëzie
verse voeten
besokt
beschoend
trap af
deur door
en gaan

dat geluk
(simpel weg)
kan bestaan
uit gaan

een baas is maar
een raar
besluiteloos wezen
voor de hondenziel
die van vastberaden trouw
is gemaakt

hond blaft
de baas ontwaakt
en nu naar buiten
alleen de voeten
zijn nog naakt

je zal maar nodig moeten

Berkenhuid


je hebt bomen en berken
bomen zijn autonomen
berken, de minder sterken
die steun zoeken bij
het ijle maanlicht

een boom als de kastanje
heeft bast, is strak geharnast
berken dragen de last
van vliesdunne huid
onthecht vel als franje
blijvend in de rui

ze zijn schuchter & fragiel
je hoort het aan dat schilferende geluid
bij een futiel briesje
waait het iets harder
dan gaat hun zilverige stem al verloren

een berkenstem zingt zegsels,
over het en men, echt denkbeeldige legenden
men denkt in en uit, het beeldt uit en in

haar ranke stam blijft weifelend staan,
alsof zij ieder moment overweegt te vertrekken
al leunend tegen een verlichte maan

Voetjes

tien dansende voetjes
(het decimale stelsel)
maken hun digitale
rondedansje
om de nul

stijve metalen pootjes
in vloeiende beweging
cijferen zichzelf weg
voor het meer dan
de som der delen

het kan niet vaak genoeg gezegd

dat alles draait
om de nul en het benul
van onberekenbare
helderheid van geest

heel is het meest

Plamuur

er zit
een klein gaatje in
de muur van doorzichtige stilte
ik gluur erdoor met mijn ene oor en
ontwaar een stroom van melodie — soms
polyfoon — alsof ik de luister zie — een slang
van klank zacht verglijdend — verleidend
tot dwijnen — nog nooit zo niets gezien
noch beeld gehoord — ze kronkelt
door dit ontvangrijke oor
tot het gat met stille
plamuur
gedicht