Bewegende gevolgen

in de tuin staat alles stil,
geworteld
alleen als wind het wil
beweegt de plantenwereld

(zoals wieren in zee de stroming aantonen)

wind, zelf onzichtbaar,
tast blind naar de dingen
en geeft ze een beroering mee

vreemd toch dat je nooit de wind zelf ziet,
alleen maar de bewegende gevolgen:

golvingen in gras,
buigingen van het riet en in de verte
daar zwaaien zilveren abelen
met een fraai verwaaid straaljagerspoor erboven

beweging maakt zichtbaar,
stilstaan is opgaan in de achtergrond

wat is wind zelf?
wind zelf is helemaal
in de wolken
van dit Ruysdael-
achtige hemelgewelf

Hommel

Ik ben een zondagskind zo blij,
de volle maan zweeft vrij voorbij.
Een zilveren spiegel in de nacht,
een vliegtuig zeilt voorbij zo zacht.

M’n hangmat schommelt heen en weer
onder de bloesems van een peer
en hommels zingen mij hun lied,
de dagdroom is er wel en niet of toch
als een wonderschoon bedrog,
niet en wel in een prachtig samenspel.

Hier wil ik bestaan voortaan

Het zijn geniet volop van jou,
de hele lucht straalt hemelsblauw.
Een pluisje drijft hier op de wind
dat aan een verre reis begint.

M’n hoofd gonst als een hommel door
en volgt geheel haar eigen spoor.
Waar ik ook ga daar moet ik heen,
maar als ik kiezen mag meteen
naar hier waar ik rust vind en plezier,
de manier waarop ik het leven vier.

Hier zijn, liefst altijd zo vrij.

Ik maakte ommetjes rondom
tot ik echt niet meer verder kon.
De hommels brachten mij tot rust,
door liefde uit mijn slaap gekust.

Toen ik ontsnapte uit mijn kluis
kwam ik in deze boomgaard thuis.
De hommels gonzen zacht hun lied,
een dagdroom is er wel en niet
of toch als een wondermooi bedrog,
niet en wel in een prachtig samenspel.

Hier wil ik bestaan voortaan

(zeer vrij hertaald naar Gregory Page’s “The Bumblebees and Me”

Garderobe


schoeisel bestond ooit uit verworven eelt
kleding was voorheen een dichtbehaarde huid
onze maagdelijke zolen raken geen grond meer aan

beheersing van vuur bracht haaruitval teweeg
kleding werd surrogaat voor verdwenen vachten
bescherming tegen koude nachten, nat en leeg

nu kan de mens niet meer zonder modieus textiel
gehuld in (om aandacht schreeuwende) schutkleuren
verschuilt hij zich in het openbaar als eeuwig juveniel

De virtuele archipel


de geesteswereld schijnt een waterachtige spiegel
ze reflecteert moeiteloos hele wereldbeelden
hoe meer golving des te meer vervorming

bij constante beroering slaan de gedachtegolven om
in een kolkende maalstroom komt er schuim bovendrijven
opgeklopt gedachtegoed lijkt bijna vaste vorm aan te nemen

het zijn de schuimeilanden, de archipel van de virtuele wereld
soms lijkt de kaart zo verdacht levensecht op het gebied
maar bij het aan land gaan zak je door de bodem van waan

wacht je lang genoeg, dan spatten alle luchtbellen uiteen
en keert het schuim terug tot spiegelglad watervlak
dat kan een regenplasje zijn, een vijver, een stille oceaan

als spiegel voor de maan

Geestig spul


fietspad door het afgeplatte land
horizontale betonblokken
richting horizonsopgang

dagelijks fietst het zicht zich
over de open wondergang
tussen de grassige weiden door

waar pasgeschapen lammeren
om moedermelk jammeren
bermen van klaaglijk geblaat

fietsend naar school groeide het benul
dat wat echt telt, niet te tellen is
dat het ware verhaal niet taalt naar taal

al het bestaande is hetzelfde geestige spul
zelfs de kleinste golvende deeltjes
scheppen zich wetenderwijs tot vers materiaal

wie vrij is kent al dwalend alle mazen
één ooi springt steeds elegant over het hek
om langs het fietspad vers te kunnen grazen

Rood gruis (aftelvers)


daar waar je weg bent is de weg

hier ligt het pad, verhard
met dank aan het gruis
van de geschiedenis

(vermalen dakpannen)

het tijdloze maalt alles zo fijn
dingen maken kleurrijk plaats
voor het begaanbare zijn

gaan is de bestemming
elke stap blijvend
in beweging

het dak kan
er wel af
blijven

wie weg is
is gezien

A,F
af

Proeftuin


Ik zie het meisje kijken naar Vermeer
door haar ogen zie ik de wereld stralen
het sublieme vermeerdert zich tot meer dan de som der delen
nimmer een langgerekter blik aanschouwd
van tijdloos aanwezig heden

Vanaf onze eerste ontmoeting
weet ik mij gezien door het licht dat wij zijn, zo ongehoord stil
de wereld is een proeftuin voor ervaringsexperimenten
hele belevingswerelden komen tot bloei en sterven weer af
het zaad blijft slapend achter in de aarde

zo lag ik onder de grond verborgen
tot het meisje mij blijvend wekte

Binnenzicht


In het ei zag deze vogel
al het hemelsblauwe

nu vliegt ze vrij het luchtschap in
waar het zonne-ei straalt

droomt de vogel over die verre blauwe
eierschaal van lucht en wat daarachter…?

het ei van zon breekt permanent open
en blijft ongeboren heel

de hemelschaal breekt het licht tot blauw
wat zit er buiten die schil?

licht brengt alles binnen zicht
wie dat ziet is uitgebroed

Tijdweting

Tijd slaapt onder een deken van zee.
Een langdurig lichaam ligt op oceanische bodem.

Haar lege hoofd rust op het brede strand.
Tijd slaapt maar door, geen gelegenheid laat ze voorbij gaan om te blijven slapen.

Aanrollende golven dekken haar teder toe, ruisen haar in slaap.
Hoevele golfslagen rolden al over haar heen?

Droomt ze haar slaap, slaapt ze in haar dromen?
Ze waakt ervoor wat dan ook aan te grijpen.

Door haar lege hemelhoofd zweven de wolken
waar ze van alles in kan zien, wat ze maar wil.

Wie kust haar wakker op deze kust,
wie geeft haar die onrust?

Tijd als het vertrekpunt,
het merkteken van waaraf wordt gemeten.

Zonder merkteken, zonder begin
valt tijd in het niet, valt tijd niet te weten.

Wie wakker kust, meet de tijd
en schept daarmee het exacte

middelpunt van eeuwigheid.

Zomersneeuw

zomerse hitte is zomaar te snijden

het mes van koele schaduw
dat zo duister en dun op straat ligt,

licht op als scherp zicht
gelijk een zwaluw staart

talloze zaadpluisjes zweven vertraagd neer
zonder meer drijvend als warme sneeuwvlokjes

de vertraging creëert een onwezenlijk beeld
van stroperig uitdijende tijd

als een herinnering aan een toekomst
zwevend naar verschijnen of verdwijnen

jij bent er gloeiend bij aanwezig,
getuige van deze ovulerende bomen

hun diepste wens om eens een heel bos
te vormen in een dichtstbijzijnd ooit

waar het nog onvoldongene verwijlt,
eventueel en lukraak

(dat bomen hun prilste begin zweven)