Ruimte geeft aan alles

het sneeuwvlokje in de zon
de voetafdruk in de branding
een nat vogelspoor op de warme steen

het suikerklontje opgelost in thee
een schaduw vechtend tegen het licht
de diepe zucht in de stormwind

verschijnselen van zijn en nietzijn

het lot lijkt voorbeschikt toevallig te gebeuren
bewust zijn als onzichtbaar web zonder spin
het ontastbare heeft geen handen nodig

nooit gebeurt er eens iets gewoons

woorden als vliegen gevangen in het web
aan de lezer ze op te peuzelen of niet
wat leeft er in dode tekens van taal?

niets heeft geen betekenis, als
het gat dat ons van binnenuit omvat
ruimte geeft aan alles wat er is

Wortelfeest

als de boom bloesems geeft
dan vieren de wortels feest

wanneer de boom vrucht draagt
juichen de wortels binnensmonds

komen de vogels het fruit vrolijk roven
dan delen de wortels in die vreugde

als de bladeren in rust gaan vallen
dan vieren de wortels zich ondergronds

staat de boom doods en berijpt te verwezen
weet dan van het stille wortelfeest

wortels werken voor een hoger doel
in een toegewijd blind weten

wie ziet ooit deze verborgen viering
deze ondergrondse festiviteit?

en als de boom wordt gekapt, wat dan?
inderdaad, dan dansen de wortels

het feest van het onverwoestbare
een jaarfeest, jaar na jaar

Madiwodotaal

Madiwodo
in de wigwam
zat Wirwar rimboeman
met de hele rimram
(poespas & mispoes)
liflafjeslof
te smiksmakken
spinaziesoepsap vooraf
vlaflip na

Kattekop liplas Spinoza
in de zitzak
rimboeman loog liegleugens
Kippekop van wissewas
begon te miezemuizen
ze zei ziezo
zal ik dit en dat witwassen
met mikado
of remi-faso-lasido?

maar Kattekop sprak:
Hahelibebcnof
Nenamgalsipsclarkca
het leek simsala
bim bam bombarie
als ’n palindromedaris

zo klonken klinkerklanken
piefpafpoef
hiep hiep amme hoela
als ’n wielewaal
de hele zingzangmikmak
van biebopbeloeba

rimboeman had ‘n
tiptop tattoe op z’n
koppiekrauw gezet
onder die pimpampet
zoop pina colada
en zag zich zo
zigzaggend
de hiphopsasa
dansen op muzak
doebidoebidoewaa
ja nee, niet vivaldi
Vival die moetinie
zo dodekakafonies
als ’n hele gare toekanarie

Nervenskelet


van deze lampion rest het skelet van nerven
als vingerafdruk van een verdomd handig godje

zelden iets zo mooi zien sterven

het zaadje wacht binnen op ontstaansgrond
gevangen in een cel van ragfijn gaas

de dood is kerngezond

een zacht graf van vochtige aarde,
dat is de diepste wens van elk zaad

weerloos zijn is van onschatbare waarde

de aarde grijpt elke kans en laat
het kansloze vredig in zich rusten

zo tuiniert de natuurlijke staat

Lachs

’s morgens gong de lachwekker af
lach er een visdame van zware zeden
met de slappe lach van een windei

dus ik dacht als het eerst om mij lacht
dan lach ik wel later het best
het lacht in de lijn van het onverwachte

wat schiet er in de lach, gaten van ernst?
wie liet zich ooit iets gelegen lachen
aan dit belacheloze bestaan

een lach is zelf niet leuk helaas
altijd die lachers op haar bezwete hand
belachelijk dwaas, door waan bepaald

wie betaalt trouwens het gelach
van brul&gier en met welk
bruto belachbaar inkomen?

onder ede van een edelachbare
pleiten de lachtoffers lachhartig
voor louter zoute kul

zo is er voor elk wat lachs
gemarineerd in de pekelzee
de lach als neusje van de zalm

Het badwaterkind

het graf is weer begraven,
ze was al vaker leeggeroofd,
het mysterie verpatst voor wat snel geld

hersenen uitgedacht,
ogen uitgekeken,
nasuizende oren.

vraag niet wat de vraag is,
dit antwoord is het antwoord
alom en tegenwoordig bezongen
door gevederde medereizigers

het ei is heel, de vogel gevlogen.
luister maar, het oorgesuis is ruis van lange wiekslagen.

gravende handen worden over het hoofd gezien,
de enige buit, vuilgerande nagels en ontgoochelde ogen

het zoeken dat zich zoekt blijft onopgemerkt,
blind voor het vinden dat zich vindt, een echt badwaterkind

het hoofd, een gouden vogelkooi
om het spelende wezen in te lokken, elk lokaas is vergeefs

haar wezen valt nooit te vangen,
daarom zo onvervangbaar

ze komt als gunst op bezoek of niet,
nooit door verlangen

Bijverschijnsel

Vandaag begint het nazomeren,
het laatste staartje zomer is als een eerste begin,
zo moedig naief.

Het feest om na te bloeien,
zomaar nog eens een toegift op de overvloed,
oogsten wat nooit gezaaid is.

Licht aangeschoten dool ik korfloos rond,
een bij-verschijnsel, overbodig en vrij van taken,
mijn volk is mij vergeten.

Als laatste nectar proef ik
de gistende valappels onder de heg
ze rotten zo zoetjes aan weg.

dit laatste restje zomer begint,
ze blijft beginnen tot het begin
begint af te nemen.

Zomerloos.

Schaduwschrift

De zon is graficus, haar licht schrijft
met schaduwinkt de achterkant der dingen,
ontwerpen door licht te werpen

langs de veelvormige lineaal der dingen
trekt ze genadeloos strakke lijnen, met vuurvaste hand
feilloos spreekt ze elke vormtaal, zonder dialect

waar je ook kijkt zie je haar magische ontwerpen
meevloeiend met de hemelse zonnecurve

het ontwerp is van schaduw, als het ware een voorstel tot,
een schets voor een mogelijk heden.

De uiteindelijke realisatie in licht gumt het ontwerp uit.
Het beeld is van puur licht en tegelijk van zuiver zicht.

de zon is lichtbeeldhouwer, ze schept zonder te weten,
ze doet door niets te doen, ze toont door te stralen

want zon ziet alles, behalve schaduw

The invisible

De kater bood zich aan in de etalage.
Zijn huid verkocht hij onbetaalbaar duur.

Het winkeltje had een ruim assortiment:
reuzentulpen, een paar schoenen, een trompet en katers.

De verkoper was een onzichtbare man.
Zijn aanwezigheid was echter overal voelbaar.

De kat schuurde zijn kop aan de trompet
of poetste hij het koper voor de kijkende koper?

Plots kwam zijn broer tevoorschijn – lenig en voornaam
sprong hij de trompet sierlijk van de sokkel.

Broerlief bleef flegmatiek liggen in het schijnwerperlicht.
Deze gebeurtenis gebeurde eerlijk gezegd helemaal niet.

Alleen in dit gedicht dat geen kenmerken draagt van een gedicht, werd de schijn ervan geworpen; het bleef bij het ongeborene.

Vraagbaken

hoe laat is de tijd?
hoe duur is het geld?
hoe leeg is het ruim?
wie ruimt er het veld?

wie zuigt uit z’n duim?
wat valt in een gat?
wie speelt er de held?
wie gaat er nog prat?

wie is er bereid?
hoe hoog ligt de lat?
wie heeft er al spijt?
wie is het nu zat?

wat duur is het geld?
wie staat ergens voor?
wat lijkt nergens naar?
wat kan ermee door?

wat ziet het gezicht?
wie maakt het verwijt?
wat weegt het gewicht?
hoe laat is de tijd?

wat wordt er vermeld?
wat is een gedicht?
wie heeft het voorspeld?
wat ziet hier het licht?

wat schuilt er latent?
wie zuigt uit de duim?
wat wordt er ontkend?
waar blijft het verzuim?

wat is nu het feit?
wat is permanent?
waar vind je de schat?
wie is hier bekend?

hoe droog is het vocht?
waar leidt het spoor toe?
wat zacht is de kracht?
hoe waar is een koe?

hoe spaar je de wolf
de kool en de geit?
hoe recht is een bocht?
hoe lang duurt de tijd?

waar wachten we op?
hoe zwart is de nacht?
wat kost je de kop?
wat had je verwacht?

wat wordt nooit verteld?
wat zwijgt onze taal?
wat is ver gezocht?
hoe vreemd is normaal?

waar doe je het voor?
wat blijft ongekend?
wat als je niks hebt
en alles al bent?