
In hun metalige lichaam reden ze de bijna doodervaring binnen.
Ze konden maar één kant op, recht op het licht af.
Alsof ze in een drive-in-bioscoop zaten, dwars door het filmdoek vlogen.
Achter het doek begon de dood pas echt te leven.
Het voorafgaande scheen slechts een voorprogramma,
nu begon het ongeprogrammeerde zicht.
Ze voelden zich opgelicht door het niet verdwijnen.
Bedrogen door de Dood met zijn loze beloften.
Hemelse fraude, die macabere oplichter bleek spoorloos.
Op het autokerkhof lieten ze hun afgereden ijzerlijf achter.
Nu waren ze weer gewone mobilisten, voetgangers





