‘Het is helemaal niet erg dat men je niet begrijpt’, zei de vlinder.
‘Onbegrip maakt ongrijpbaar’
‘Wie wil er nu gegrepen worden?’
‘Het is een twijfelachtig voorrecht voor een vlinder om te worden ontdekt?’
‘Ze delen je in bij een bestaande soort of je wordt als geheel nieuwe soort geregistreerd’.
‘Als hoogste onderscheiding krijg je een speld door je rug gestoken, je wordt op karton geprikt als representatief exemplaar.’
‘Laat mij als vlinder ontsnappen aan aandacht.’
‘Laat mij maar zeldzaam en naamloos fladderen, iedereen is al bekend en gedetermineerd’
Verse verzen
Onmeetwaarde
‘Alles van waarde is weerloos’
schreef lichtdichter Lucebert
met de stilste letters van de geest.
Een zin van het leven.
Sindsdien is deze regel
zo onverwoestbaar als het hemelruim.
Zo stuit je op wat poëzie vermag;
een onverwoestbaar taalpantser.
Het Al van waarde is onmeetbaar,
niet te wegen, niet te tellen.
Onberekenbaar is het nulpunt
waar elke waarde uit wordt geboren.
De nul zelf is van generlei waarde
en vandaar zo onbetaalbaar als ruimte zelf.
Talloze wezens beleefden de onschatbare waarde
van schijn en wezen en bleven daarna ruimer dan ruim…
zelfs bij verzuim.
Bazenhart
Rugkus
Geen echte
Vader was een Rotterdammert.
Gotterdam klink veel naar gotverdomme.
‘Een echte gotverdammert wordt vloekend gebore’
‘Schelden doet geen pijn, maar het bekt zo fijn’
Bij gevoelige muziek verzuchtte hij vaak;
‘Tranen van gevoel biggelen langs mijn smoel’
Of; ‘weet je wat heel erreg mooj is? Een vijool…
weet je wat nog veel moojerder is?… Twee vijolen!’
‘maar het mooist vind ik…een toetert…of twee!’
Als hij niet wist over wie je het had dan zei hij:
‘dat is zeker die ene man met dat velletje over z’n neus!’
‘je bedoel die gozert die op z’n achterpoten loop?’
‘Juist, die ja, dat heb je goed gezien met je glaze oog!’
‘Nee, die is sterk, die heb pik in de mouw’
‘Nou, hij ruik sterk’
‘Wat, z’n neus?’
‘Wat loopt je nou te lullen..hij begon met vakkenvullen’
‘en is nu zakkenvuller!’
‘Ik gaat nog liever gewoon dood, in een houte jurk!’
‘Ja plurk, jij ben ook geen echte Rotterdammert’
Hundenpoetry
Feel glück hund spass!
Wir sind glückstieren
für always hund immer.
We gehen zugether spazieren
hund happily ever after
schlafen in our tierezimmer.
We sind one family of wilde tiere
hund or human, ganz gleicher soul.
Wir need only zu domesticieren
zu become a wohler whole.
We are alle exist-tieren,
die humanimal kind is unser goal.
Uit de bundel: ‘Tanzen Round die Poë-tree’. Günther Kowalski 2014©
Haiku
Boeddha zit in mist.
Een reiger schijt op zijn hoofd.
Natuur is heilig.
Ik heb mij vergist,
het blijkt Vondel’s monument.
in Aemstelredam.
Vergis ik mij weer?
Wordt het soms een reigersnest?
Vondel als sokkel?
Nee, nu weet ik het.
Je weet nooit echt wat je ziet,
enkel dat je ziet.
Toch Boeddhanatuur,
dit besef van benulzijn
lijmt alles aanéén.
Huidbewoners

We zaten als gegoten in dit alomvattende vel,
zo leerden we dat op ‘de School des Levensch’.
‘Alom gevat in vel, gevangenen van het vlees’.
De huid als kust die ons omgeeft, dat geloofden we.
Als we even ontsnapten aan de leer wisten we wel beter:
De huid is omgeving, bezield door grenzenloze geest.
Die geest is evenzeer buiten de huid tastbaar, als daar binnen.
De zee van hemel bleef aanspoelen op het huidige strand.
De hemelse geest verkent ons ‘huidbewoners’ door en door.
Ze bevrijdt ons van het knellende vel door zich gelijk te stellen.
Het was maar een membraan van waan geweest, heel geestig.
Wat was de aarde anders dan opperhuid, planeetbekleding?
Wij liepen jaren over haar huid als gekken, te graven, te boren…
Waar was het allemaal voor? Het wilde zichzelf beleven, of zo.
Scheefte
Karperhart
Het bruggetje overhuift de vijver.
Het hoofd is ergens in de wolken.
Ogen zwerven zacht langs de tienduizend dingen.
Onder de met bladeren bezaaide waterspiegel zweeft het hart als een karper,
roerloze vinnen dirigeren de stilte.
Ze eet al kussend waterplanten schoon.
Oren liggen op de bodem als schelpen te luisteren.
Wiens neus waait met alle winden mee, vervoerd door ongekende vleugjes?
Ook al heb je geen staart meer, het kwispelt wel.
In de vijverspiegel is geen hond te zien.
De karpermond vertelt alle geheimen door aan wie het maar wil horen:
‘… .. … … .. .. …….. .. … … .. …….. ….’



