Wiskat

Je kat gaf kopjes
aan je toetsenbord,

zo wist ze, terloops
je ‘zeldzame’ gedicht te wissen.

Je was van de wijs
en al weer vergeten
wat het dichtsel was.

Je kat wist niet beter,
dan zich wezenloos te wassen.

Zichtbaar tevreden,
zich van geen wissen bewust.

Ongeschreven leven

Wat fijn om geen dichter te moeten zijn.
Alleen maar het ongeschreven leven te leven.

Stel dat een vogel zijn vlucht zou beschrijven?
Ze zou uit de lucht vallen.

Stel dat een vis de zee zou beschrijven?
Ze zou verdrinken in de woorden.

Stel dat een zwart vierkant het mysterie zou beschrijven?
Dat zou het mysterie vermoorden.

Het zwarte vierkant van Malevitsj is helemaal het einde,
het einde van alle beeldtaal en ook een poort van wedergeboorte…

daar begint de poëzie van het zelf direct ervaren,
de enige levende poëzie.

Water en vis

Wat gebeurt er tussen nu en straks?
Een zonderlinge vraag
vraagt om een zonderling antwoord:
Niets bijzonders.

Geen wonderbaarlijke genezing.
Geen aanslag, geen uitzondering op een regel.
Geen zonderlinge buitenaardse bevreemding.

Gezond is zijn als een vis in het water
niet te wetend wat water is.
Pas op het droge komt het besef
hoe uitzonderlijk, hoe opmerkelijk.

De vrede van dit moment
is uitzonderlijk gewoon,
buitengewoon normaal,
hetgeen weer opmerkelijk is.

Aards leven is minstens
even bizar
als buitenaards leven.

Wintervogels


Op papier is het nog midwinter. Om halfzeven zingen de vogels al hun lente-repertoire.
Te vroeg of op wintertijd? De merels zien er weldoorvoed uit. Of hebben ze zich dikgemaakt, hun veren opgezet tegen de kou? De laatste sneeuw ligt nog vuilgrijs, als stof in de hoekjes van het plaveisel. De vorst zit nog rillend in de grond. De winterschilder was er weer. In één nacht een witte wereldverbetering. De schilder is helaas al weer weg. De verf hield niet. Alle werk voor niets. Sneeuw voor de zon.
In de vijver zie ik twee futen een voorbarige balts doen. Het is of ik ze betrap. Ze lijken mij even verstoord aan te kijken en duiken dan samen onder, synchroon. Schoonzwemmers onder de vogels.
Ik blijf kijken om te zien waar ze weer zullen op duiken. Het duurt minuten. Ik verwacht ze ieder moment ergens…maar ze zijn verdwenen. Een raadsel. Hoe lang kunnen ze onder water?
’s Avonds zit er bij de Snackbar een vuilgele zwaan.
De snackbarman voert hem frites, ongebakken. De patatzwaan heeft al bijna een kilo op. De evolutie slaat weer een nieuwe weg in.
Liggend in bed tussen sneeuwwitte lakens zie ik mij zelf nog turen over de vijver naar de futen. Als getuige van dit verdwijnen verdwijn ik zelf onder het water van de slaap.

Stories

this story, that story

your story, my story

his story, her story

mystery reveals

histories

all agree

to disagree

all maps solve

in territory

this one

is

also

gone

in

none

what?

So?

Ever?

William Search, from ‘Tasting Fruit’ 2014 copyright London Press

Watermerk


Het ligt als vingerafdruk in de klei,
een stilaan verdroogde krater.

Als ik later zoiets moois kon nalaten
dan zou ik het niet nalaten na te laten.

Nalatig zijn is immers ook een daad,
zij het een spontaan onbedoelde

Het water dacht echt niet:
‘Ach, laat die klei maar barsten!’

Nalaten is verreweg het moeilijkste,
het is werkelijk niet te doen.

Kunde

Er is een ding dat hinkt en linkt en lonkt en pinkt.
Kunde gij hinken en linken en lonken en pinken
zoals dat ding dat hinkt en linkt en lonkt en pinkt?

Mamagurka copyright 2017 (correspondent Vlaanderen)

MadiwoDom

Ik ben zo madiwodom, zo ongeagendeerd.
Geen tijd heb ik om horloges te kopen,
geen tijd om klok te kijken, om tijd te klokken.

Ik leef buitentijds, buiten die goeie ouwe tijd,
buiten de nieuwste tijd, ik leef gewoon buiten.

Ik heb geen tijd om te sparen voor haast,
geen tijd om tijd te doden of te verliezen.

Het is niet iets om voor te schamen of trots.
Er is gewoon een radertje weg, het mechaniekje is kaduuk.
De wijzers liggen eraf en de cijfers door elkaar op een hoop.

Mijn wijzerplaat is leeg, door het gaatje laat zich tijdloze ruimte zien.

Geen naam

Het ongeschreven gedicht,
haar laatste uur heeft nu geslagen.
Woord voor woord wordt ze nu te niet gedaan.

Zonder letterlichaam leefde ze tot nu toe anoniem,
mond op mond werd ze ongeschreven doorgegeven.
Nu gaat haar ongeschrevenheid in deze zinnen verloren.

Met elke zin wordt ze meer en meer bepaald en beperkt.
Haar legendarische status verdwijnt in kille onttovering.
Pas nu ze is verschenen kan ze ook weer verdwijnen.

Achteraf kan men dan zeggen; ‘het ongeschreven gedicht
is een slecht gedicht, het rijmt niet eens en heeft geen metrum,
het was wellicht beter immer ongeschreven gebl…..’

De poëzie van het ongeschrevene is onbenaderbaar zo ijl.
Om de wereld zonder taal te proeven ontkleedt men de geest
van alle praatjes en plaatjes, het onmiddellijke raakt je subiet.

Een goed slecht gedicht mag eigenlijk geen naam hebben.