Uncategorized
Rex
Tyrannosaurus Rexen door de straten
tegen alle bewijsvoering in dat ze
eonen geleden zouden zijn uitgestorven.
Wie had ze in welk geheim laboratorium
massaal gekloond en opnieuw tot leven
gekweekt, welk conservatorium had ze
zo prehistorisch wreed geschoold?
Ze speelden hun dodecafonische
horrormuziek op lege oliedrums
en ze bleven maar schreeuwen dat
het toch echt Franz Schubert was…
Een kwestie van interpretatiekunst?
Daar stonden we dan, verlamd
met onze tere ‘Barok-originalinstrumente’
tegenover deze megafonische wals.
Hoon
Hij hield er soms van om bepaalde iemanden aan het lijntje te houden, bij wijze van afhaken. Bijvoorbeeld: bij de eindeloze monologen van onze praatzieke Amsterdamse tante, die eindeloos hengelde naar aandacht. Hij legde de bakelieten hoorn dan met een veelbetekenende grijns neer op de toonbank van de winkel waar hij stond, schonk rustig een kop koffie in, serveerde er een koekje bij, merkte met de hand op de hoorn op dat het lekker weer was binnen en nam dan de hoorn weer op om zijn gespeelde interesse te tonen.
“O, ja, meen je dat echt?…dat meen je niet…wat zei je nou, je viel even weg…er zat een storing op de lijn…je hebt groot gelijk…het moet toch niet gekker worden.”
Daar zat je dan bij als kind. Een praktijkles: afhaken voor gevorderden.
De babbelzieke tante merkte niets van mijn afhakende vader.
Als haar zus, mijn moeder dus, wel eens iets onwelgevalligs zei, kon mijn vader haar op Rotterdams honende toon jennen: “Hoort haar nou, ze zeit wat… en ze draait zich om en ze zeit nog es wat!”
Misschien is hoon wel het meest kenmerkende aan deze ongelikte berentaal. Al kan Rotterdams ook verdomd poëtisch zijn.
Als er een gozert overleden is: “Hij hep nou een tuin op z’n buik”
Omega Nul
‘De Gezondste Ziekte’ genoemd, Omega Nul.
Men vermoedde een virus,
maar er was geen enkel biologisch bewijs
van iets ziekteverwekkends te vinden.
Symptomen van vermoeidheid,
chronische lamlendigheid
verminderde eetlust.
Geestelijk en lichamelijk overgewicht
door onregelmatig eetpatroon
en permanente data-snacks.
Overvolle agenda.
Geen verwerkingstijd.
Kortademigheid.
Waanvoorstellingen, slecht slapen.
Niet veel aankunnen en spierpijn.
Schuldgevoel over luiheid.
Wel vreemd dat deze ziekte eigenlijk
alleen maar positieve bijwerkingen genereerde:
Behoefte aan rust, men beperkte zich
noodzakelijkerwijs tot één taak per keer,
rondde die rustig af en rustte daarvan uit.
Men volgde spontaan een Data-dieet
en streefde ijverig een lege agenda na.
Gewichtsverlies dankzij weerzin tegen eten
en dankzij gezond vluchtgedrag,
het naar buiten willen, de frisse lucht in.
Dagdromen, het innerlijk leven bloeide weer op.
Spierpijn vroeg aandacht voor het lichaam
en haar primaire behoeften, massage.
Leidde deze ‘ziekte’ niet gewoon tot het naleven
van de ingeboren natuurlijke aard?
In rust en aandachtig zijn, het lichaam verzorgen,
was dat niet een basale voorwaarde voor welzijn?
Zogenaamde ‘luiheid’ koesteren als een essentiële accu.
Was luisteren naar het innerlijke leven, dromen, reflectie,
creatieve inspiratie niet het voeden van geestelijk leven?
Feitelijk was Omega Nul de meest gezonde ziekte ooit
met bijwerkingen die je iedereen zou toewensen.
Eik
mijmerde hij: ‘Zou het niet leuk zijn om nu iedereens verjaardag te vieren?’
Iedereen werd immers jaar in jaar uit weer een aantal jaartjes ouder.
Waarom zou je zoiets feestelijks dan niet tegelijkertijd en samen vieren?
Hij zag het voor zich, alle mogelijke taarten zouden er te proeven zijn. Als iedereen zijn lievelingstaart bakte, zou er altijd genoeg zijn.
Hij doopte zijn jongste twijg in walnoteninkt en schreef in de hemelsblauwe lucht een statige brief, zodat iedereen het kon lezen…
Lieve jarige Iedereen,
Ik nodig jullie hierbij graag uit op onze eerste Samenverjaardag ooit.
Kado’s zijn niet nodig, maar taarten des te meer. Bak de taart van je leven
om samen van te proeven, ieder maakt zijn eigen smaak. De vraag is natuurlijk op welke dag
onze Samenverjaardag valt. Ik heb het voorgelegd aan Wind die verzuchtte
dat ‘Vandaag’ verreweg de beste dag is om zo iets groots te vieren. Dat lijkt mij ook een prima idee, vooral omdat iedereen weet wanneer het Vandaag is.
Om de beste plaats voor ons Samenfeest te bepalen overlegde ik met mijn eigen wortels. Zij verzekerden mij dat ‘Hier’ de allerbeste plek is…bovendien goed bereikbaar voor iedereen.
Houtachtige groeten, van jullie eigen Eik!
Niet lang na het versturen van de luchtpost kwam Iedereen met zijn lievelingstaarten aan bij Hier….
“Welkom Iedereen!”, riep Eik verheugd tegen Bospad, Horizon, Heuvel, Wolk, de Familie Berk, Korstmos, Mier en Beekje die vooraan de eindeloze stoet stonden.
“Zijn we Hier niet te vroeg?” vroeg Bospaadje aan Eik.
“Welnee, want het is precies Vandaag”, zei Eik.
De kleine Houtwurm kroop uit de molmtaart van Mier naar voren en zei met een verlegen blos op z’n wangen:
“Lieve Eik, ik overhandig je nu maar meteen het gezamenlijke kado namens Iedereen… we hadden vandaag geen tijd om het in te pakken…dus bij deze…geven we je het Mooie Lange Lint dat er bij hoort… dan kun je het er zelf omheen doen met een mooie strik!”
Eik viel bijna om van verbazing…
“Maar…is dat Alles?” stamelde hij overweldigd.
“Inderdaad, dit is Alles”, knikte Houtwurm voor hij terug in de molmtaart kroop.
Eik nam het Mooie Lange Lint opgelaten in ontvangst.
“Dat hadden jullie nou niet hoeven doen, maar ik bedank Iedereen natuurlijk heel hartelijk hiervoor…wie wil er taart?”.
Hoop 1
Wie of wat was de mol?
Voor de meeste dieren was Mol maar een vaag gerucht. Wie had dat gerucht ooit gezien? Niemand toch? Het gerucht was onzichtbaar en vrijwel blind.
De dieren in het Bomenbos kenden alleen de hopen die zomaar lukraak ergens verschenen. Soms struikelden ze onverwacht over zo’n mollige hoop. Daar verbaasden ze zich over. Maar meestal legden ze zich bij de nieuw verschenen hoop neer. Zo gaan die dingen nu eenmaal, dachten ze.
Uil was de eerste die ontdekte dat zo’n hoopje grond kon praten.
Op een goede dag was hij toevallig bovenop zo’n hoop geland na een vergeefse rondvlucht. Hij zat daar wat in zichzelf te mopperen:
“Ik lijk wel niet goed wijs….om altijd maar te zitten peinzen…over van alles en nog wat”.
Onder hem klonk een donkere stem: “Wat peinst er daar boven mijn hoop?”
Uil keek tussen zijn poten en sprak verheugd:
“Hallo…Uil hier, aangenaam, is daar iemand beneden, met wie heb ik het genoegen?”
“Ik ben onderzoeker”, sprak de hoop, “ik doe hier diepgravend onderzoek”
“Waar zoekt u dan naar?”
“Ik graaf naar het ondoorgrondelijke”
“Ach, wat mooi”, verzuchtte Uil bewonderend.
Hoe gaat u dan verder als u niet dieper kunt?
Dan leg ik mij daarbij neer”, sprak de hoop, “soms is de grond zo hard…en toch graaf ik dan net zo lang door tot ik op het ondoorgrondelijke stuit”
“En dan?”vroeg Uil.
“Wel, dan heb ik het blijvende bereikt, het ondoorgrondelijke is van blijvende waarde… iets waar je tegen aan kunt leunen”.
Uil was onder de indruk.
“Heeft u, daarboven de aarde al iets van blijvende waarde ontdekt?”, vroeg de hoop.
“Ik graaf niet, ik peins..”, legde uit Uil en moest lang napeinzen…”nee, alle prooien die ik vind, verdwijnen uit mijn zicht….en ik heb toch een scherpe blik”, verzekerde Uil.
“Ach, wat jammer voor u… want het blijvende is mijn bestaansgrond”, verklaarde de hoop plechtig, “en dat meen ik uit de grond van mijn hart”
Uil begon opnieuw te peinzen…tot de schemering over hem heen viel….de hoop bewoog even en zakte wat in. Uil schrok wakker en vloog naar zijn holle Olm in het Bomenbos en viel leunend tegen de bast in slaap.
Hoop 2
Soms raakte Uil een beetje van de wijs, dan vloog hij naar de molshoop voor een goed gesprek.
“Ik begrijp vaak niet waarom ik iets snap….maar ik snap maar al te goed als ik het weer eens niet begrijp” , begon Uil die op de molshoop zat, in de hoop dat Mol thuis was en naar hem wilde luisteren.
Het bleef even stil tot er een ondergronds gemompel weerklonk:
“Wat denk je dan Wel of Niet te snappen Uil…het onbevattelijke soms?”, Mol hoestte zo hard dat de hoop even omhoog plofte.
“Nee, het onbevattelijke, dat is zo ongrijpbaar, ik bedoel waarschijnlijk meer het alomvattende… tenminste als er onverhoopt zo iets bestaat wat zo heet?”, lichtte Uil toe.
“Ach Uil, dat komt gewoon omdat je oog altijd een prooi zoekt, dan zie je op dit gegeven moment alleen nog maar overal prooien in, zelfs in het denkbeeldige”, mompelde de Mol door de hoop heen.
“Hoe doe jij dat dan Mol?”, wilde Uil graag weten.
“Ik vat niks, ik graaf mij weg, zodat ik verdwijn in de grond van het mol zijn, ik laat mij door de aarde vatten”, kuchte Mol.
“Wat vreemd eigenlijk Mol, je bent mijn beste vriend en toch heb ik je nog nooit gezien, ik kom altijd graag even bijpraten op jouw hoop!”, zei Uil dankbaar.
“Ja, dat klopt, ik ben voor jou net als het alomvattende… ongrijpbaar,
en dat is maar goed ook, want je zou mij niet eens lusten…”, stelde Mol zijn beste vriend gerust.
Uil had honger gekregen, bedankte zijn onzichtbare vriend en vloog op.



9