Portretkunst

Om even bij te komen, betreed ik nietsvermoedend Galerie ‘Huid & zonen’, midden in het overbevolkte stadscentrum.
De expositie draagt de intrigerende naam ‘Proud Shame’.
Een stad krijgt internationale allure van engelse titels.

“Ik ben geen liefhebber van menigtes of van mensen die een of ander idool aanbidden.
Maar voor de mens maak ik graag een uitzondering…”

(Terloops vertelt de vrouw van de galerie ongevraagd en vrijmoedig over de mens.)

“Idolen kennen meestal maar één kunstje, dat ze flikken en blijven flikken om vooral idool te blijven…”

(Ik ben te verwonderd om te reageren.)

“En ik ben fan van de mens omdat hij alle kunstjes flikt!
De mens heeft werkelijk alles in zich, zo veelzijdig…’

(Ze praat door zonder ontvangstbevestiging.)

“Van alle dieren is de mens het meest allround.
De mens schrijft de beste boeken, maakt films,” (“externe hallucinaties,” licht ze toe, op bezwerende toon), “waarachtige muziek, de mooiste gedichten.
Maar ook het slechte, het onware en het lelijke beoefent de mens in alle domeinen…”

(Ze kijkt mij even triomfantelijk aan als iemand die applaus in ontvangst neemt.)

‘De mens is een multi-instrumentalist,” zo hervat ze haar monoloog, “en uitvinder van de gekste instrumenten.
Het vreemdste tot nu toe is het instrument dat nullen en enen produceert, cijferdiarree, die door de mens voor de werkelijkheid wordt aangezien…
De mens is ook nog eens taalvirtuoos en een fantast die geschiedenis schrijft, ja, wel duizend verschillende visies van dezelfde gebeurtenis, zo’n brede kijk heeft de mens op de wereld…”

(Ik volg haar door de expositieruimte en vraag mij verbijsterd af wat deze vrouw mij wil vertellen.)

“De mens is een wonder van vernuft, schepper van goden en duivels.
Schepper van mensenrechten en mensenrechtenschendingen…”

(Waarom vertelt ze mij dit? Ze kent me niet eens!)

“Een geweldenaar is de mens, geweldig en gewelddadig, een alleskunner, geniaal en volslagen gek.
Je kun het zo gek niet bedenken of de mens heeft het op zijn geweten.
Lees voor opsommingen de encyclopedie er maar eens op na, mensenwerk…”

(Nu pas zie ik schilderijen achterstevoren aan de witgekalkte muren hangen, je ziet het spanraam en de kale rug van het grauwe canvas.)

“Ik ben een groot fan van de mens als mogelijkheid: zoveel mensen, zoveel belevingswerelden.
Het is zonder meer het wonderlijkste dier tussen hemel en aarde…”

Plots is de vrouw achter een wit schot verdwenen.
Later blijkt het de kunstenares zelf te zijn geweest, ze had een performance gegeven.

Als ze weer tevoorschijn is gekomen, vraag ik haar naar de betekenis van de omgekeerde schilderijen.
“Ze schamen zich voor de kunstenaar,” verklaart ze niet zonder trots.
Met zorgvuldig gemengde gevoelens begeef ik mij weer in de mensenmassa, gaandeweg herken ik mij in ieder gezicht.
Het werk werkt.

Mind’s Eye


Er is nieuw werk van colorist Gregor Bazel opgedoken.
De cyclus Mind’s Eye, een serie van zes.
Ook in dit werk gaat het om het nabeeld van het kunstwerk.

De gebruiksaanwijzing is als volgt:
> Laat het werk langdurig inbranden op het netvlies, minimaal 2 minuten.
> Probeer knipperen met de ogen te vermijden.
> Sluit de ogen en dek ze af met beide handen om doorschemerend daglicht te vermijden.

Let wel, het nabeeld is het eigenlijke, levende kunstwerk.

Interessant is, dat Gregor van ieder nabeeld weer een nieuw werk maakte.
Het nabeeld wordt zo steeds essentiëler, in de zin dat het waarnemen zelf steeds meer wordt benadrukt.
Uiteindelijk ziet de waarnemer het ziende.

Bazel wordt wel de colorist van de Wascogroep genoemd.
Luminist zou wellicht beter passen bij dit werk.

Abstracte figuratie


Het wonder van de eerste keer is het eenmalige.
Het geheugen gooit soms roet in het eten.
De tweede keer dreigt dan een weerspiegeling van de eerste keer te worden: een slap aftreksel van die verse, unieke eerste keer.
Als dat zo werkt, is de eerste keer een brandmerk geworden waar latere keren niet aan kunnen voldoen.

Ik heb lang getwijfeld aan het onderscheid abstract en figuratief in de kunst.
Er klopte iets niet, ik kon het alleen niet verklaren.
Mijn stelling is nu, dat je geen enkele abstracte vorm kunt bedenken die vormloos is.
Die illusie kun je alleen koesteren als je die vorm eenmalig zou zien.
De vorm zit echter in je geheugen, dus als je er maar aan denkt is die vorm al iconisch geworden: je herkent de vorm, hoe vormloos die zich ook toont.
Het vormloze wordt dan de vorm.
Met figuratief worden herkenbare vormen bedoeld, verwijzend naar de realiteit.
Hoe de ‘werkelijkheid’ ook wordt geabstraheerd, zolang je er iets in herkent, geldt het als figuratief.
Wie de natuur onderzoekt, ziet dat er veel vormloosheid (abstractie?) in voorkomt.

Iedereen kent wel de Rorschach-test waarbij lukrake, gespiegelde inktvlekken worden getoond.
De kijker mag die dan interpreteren.
De meeste mensen projecteren herkenbare objecten in de figuratie, zoals men in wolken van alles denkt te herkennen.
Slechts een enkele waarnemer verklaart: “Ik zie hier een inktvlek die gespiegeld is, doordat de bladzijde is dubbelgevouwen.”
Dat de onderzoeker niet anders verwacht dan dat men gaat projecteren, speelt een bepalende rol.
Over het algemeen wil de onderzochte graag goed presteren en beantwoorden aan verwachtingen.
De spiegeling geeft trouwens mooi aan hoe herhaling van een lukrake vorm een bedoelde vormgeving suggereert.

In de muziek werkt het ook zo, met dit verschil dat een melodie zich chronologisch in de tijd ontwikkelt.
Als er zich in die melodie geen herhalingen voordoen, dan ontstaat er geen vorm.
De gangbare muziekstromingen gebruiken herhaling als vormgevend principe.
Herhaling is spelen met de menselijke verwachting.
Zonder geheugen zou verwachting niet bestaan.
In de twaalftoonsmuziek — dodecafonie — is dit principe uitputtend toegepast: vooral geen herhalingen, maar steeds variabele intervallen.
Eigenlijk zou je deze muziek kunnen typeren als het krampachtig vermijden van herhaling, in de hoop iets unieks en eenmaligs te creëren.
Als deze werken eenmalig uitgevoerd zouden blijven, dan zou je weer de illusie van vormeloze abstractie kunnen hebben.
Met vele van deze werken is dat ook het geval geweest, ze waren kennelijk niet iets waar het publiek op zat te wachten.
Bij de tweede uitvoering zou het publiek het werk al meer gaan herkennen en bij frequente beluistering zou er zelfs een verwachtingspatroon ontstaan.

Hoe kun je nu het brandmerk van de eerste keer vermijden?
Ten eerste: door niet te proberen iets te vermijden.
Ten tweede: door het geheugen niet te koesteren, niets te willen vasthouden als herinnering.
Ten derde: door je te realiseren: “Als ik eerlijk ben, weet ik niet wat ik zie. Iedere definitie doet de werkelijkheid te kort.”

Zo zou iedere keer weer opnieuw een eerste keer kunnen zijn.

Gregor Bazel (een bescheiden hommage)

Opus 78.
Dit werk van Gregor Bazel, prominent lid van de obscure Wascobeweging, toont ons een van de abstracte figuraties waardoor de Wascogroep zo onbekend is gebleven.
Werken van de Wascobeweging zijn echter zowel abstract als figuratief, alswel geen van beide.
Het werk valt niet anders te typeren dan als multivariabel, hetgeen de beweging uiteraard de kritiek van stijlloosheid opleverde.

G. Bazel was de spreekbuis en de naamgever van de Wascobeweging.
Begonnen als wonderkind, oogstte hij overal bewondering met zijn krijttekeningen.
Totdat hij volwassen werd, want toen nam het publiek plotseling geen genoegen meer met wasco.
Het verbaasde Gregor dat leeftijd en materiaalkeuze kennelijk bepalend was in de kunstwereld.

Gregor Bazel maakte zich er sterk voor dat de groep zich niet zou laten gijzelen door labels en kunstideologie.
Erkend Wascoïsme was wel het laatste wat hij nastreefde.
Het is jammer dat deze groep een beetje is vermorzeld in het ideologische geweld van de diverse kunststromingen.
Sommigen zien kunst nu eenmaal als een oorlog met beelden.
Met het ene beeld het andere kapotslaan, maar dit terzijde.

De groep legde zich middels een manifest vrijwillige beperkingen op.
Ik citeer er hier enkele:
> Het werk moet een menselijke maat hebben, opvouwbaar en makkelijk mee te nemen in de binnenzak.
> Elk werk is per definitie een reproductie van de werkelijkheid; de werkelijkheid blijft het enige origineel.
> Gemengde technieken zijn taboe, men dient louter wascokrijt te gebruiken.
> Tijdens het maakproces dient de kunstenaar met één afgeplakt oog te werken om een zo eendimensionaal mogelijk effect te realiseren.

De groep viel uiteindelijk roemloos uit elkaar omdat niemand zich meer aan het manifest hield.

Om Opus 78 op juiste waarde te schatten, is het aan te raden het werk met één oog te bekijken.
Neem het beeld goed in u op en sluit daarna beide ogen.
Het nabeeld dat u dan ziet vormt het eigenlijke kunstwerk.

Alleenstaand

Onderstaand schilderij (gemengde technieken) is een echte vervalsing…
Het oorspronkelijk schilderij is bij een brand verwoest.
Vergelijking met het origineel is dus niet meer mogelijk.

Hoe weet men nu of deze vervalsing niet het echte schilderij is?
Het enige bewijs is het feit dat het bestaat.
De kunstenaar heeft verklaard maar één schilderij met dit onderwerp te hebben geschilderd.
Het heeft geen onderwerp, daardoor is de gelijkenis treffend.
Dit is het enige werk van zijn hand dat abstract is, juist daarom is het zo uniek en waardevol binnen zijn oeuvre.

Het werk heeft dus:
> geen maker, het is niet gesigneerd.
> geen certificaat van echtheid, het is dus vals.
> geen onderwerp, geen naam.
> geen cataloguswaarde.

Waar kijken we hier dan eigenlijk naar?


Ik vind het — geen ironie — een prachtig schilderij.
Het heeft een mooie, levendige huid.
Het onderwerploze spreekt mij erg aan: ik kan er van alles in zien.
Het ontbreken van een handtekening laat mij binnen in de directe ‘kunst’-beleving.
De waarde doe er voor mij niet toe.
Kijken is gratis.
Het werk is door al deze dingen congruent met zichzelf, puur.

Het origineel zou nog beter geweest kunnen zijn.
Maar zou deze ‘vervalsing’ niet ook beter kunnen zijn dan het origineel?
Het is de beste versie die we hebben.
Wie durft alleen te staan in zijn waarneming, ongeacht het oordeel van anderen?
Al vindt de hele wereld dit werk drie keer niks en van generlei waarde.

In dit geval is het nog vrij makkelijk om het werk mooi te vinden, want er staat niets op het spel.
Maar wat als er wel iets op het spel staat?
Wat als alles op het spel staat?

Nu nog even over de belangrijkste bijzaak: is het kunst?
Welnee, het is echt.