Kameel

Vaal Veulen vroeg zich op een dag af wat tijd nou was…
Hij vroeg het aan meester Tandeloos bij zonsopgang.

‘Tijd is als de twee bulten van een kameel’ ,zo begon Tandeloos weifelend,
‘de voorste bult is de toekomst, de achterste bult is het verleden…’
‘ …en het dal tussen die twee bulten ben jij…’

‘Is dat dal dan Nu?’ , vroeg Vaal Veulen verwonderd over de beeldspraak,
hij zag de kameel levendig voor zich.

‘Dat kan… maar het heeft geen zin om dit dal het ‘Nu’ te noemen, dan krijg je er alleen maar een bult bij…..en wie zit daar op te wachten, het dal in ieder geval niet,
het dal noemt zich niet’.

‘Hoe laat is het dal dan….of hoe vroeg?’ ,vroeg de jongen.

‘Wie het dal is kent geen tijd…de duur van het dal is onmetelijk’ ,verklaarde Tandeloos.

‘Maar wat betekent de rest van die kameel dan?’

‘Begrijp mij goed’ ,zei Meester Tandeloos nu heel bedachtzaam, ‘ik heb het hier natuurlijk wel over een kameel zonder benen, kop of staart…en het lijf kun je trouwens ook gerust wegdenken’

‘Dus alleen maar die twee bulten?’ ,

‘Nou ja, ik ben in een ruimhartige bui vandaag’ ,zei Tandeloos lachend,
‘laat die bulten bij nader inzien ook maar weg’.

Vaal Veulen zag nu een grote leegte in de vorm van een kameel voor zich,
tot ook die verdween.

Schaduw

Vaal Veulen was door meester Tandeloos er op uit gestuurd om zijn schaduw
te vinden, te vangen en laten zien als bewijs van zijn bestaan.

De jongen was verbijsterd door de onverwachte opdracht…hoe vang je een schaduw?

‘Neem wel een goede lamp mee als je gaat zoeken’ ,had Tandeloos hem nog terloops aangeraden.

Overal waar Vaal Veulen zijn schaduw meende te zien lukte het niet om hem op te pakken en als bewijs te verzamelen. Waar hij ook scheen met zijn lamp leken er schaduwen te ontstaan, maar ze verbleekten onmiddellijk in het zicht van de lamp. De schaduwen schenen sneller dan het licht, ongrijpbaar. Met lege handen keerde hij s‘middags bij Tandeloos terug.

‘Ik had je net zo goed naar een gedachte kunnen laten zoeken, want gedachten werken net als schaduwschijn’ ,lichtte Tandeloos toe, ‘gedachten lijken net als schaduwen te verschijnen en ze lijken nog sneller dan het licht te verdwijnen, hun niet-bestaan is sneller dan wat dan ook’.

Vaal Veulen keek naar de ruimte tussen zijn vingers.

‘Pas als je ze langdurig belicht zie je dat ze slechts schijnbaar bestaan’.

‘Met welk licht schijnen we dan op onze gedachten?’ ,vroeg Vaal Veulen met de uitdovende lamp in zijn handen.

‘Met zichtlicht?’ ,vroeg Tandeloos terwijl hij zijn ogen sloot.
‘Het licht is uit’ ,merkte de jongen op.

‘Maar het zicht niet’ ,zei Tandeloos, ‘het duister weet zich gezien’

Kleine verten

Meester Tandeloos liep steeds kleinere afstanden, dat was Vaal Veulen opgevallen.
‘U loopt steeds moeizamer meester’ ,merkte hij schoorvoetend op.
‘Welnee jonge jongen’ ,zei Tandeloos, ‘het loopt gewoon wat korter en krachtiger’
‘Maar meester, u loopt vandaag zelfs achteruit de heuvel op!’
‘Dat klopt wel…achteruit kom ik beter vooruit…en bovendien zie ik de wereld dan steeds kleiner worden…als je altijd maar vooruit loopt worden de dingen groter…’
‘Als u maar niet valt’ ,zei Vaal Veulen bezorgd.

‘Geen zorgen jonge jongen, deze heuvel kent mij door en door, het pad voelt mijn voetzolen al zoveel jaren…’

Vaal Veulen keek met verwondering en bewondering naar de oude vastberaden stappen achteruit van Tandeloos.
Boven op de heuveltop gingen ze samen op in het uitzicht.
‘Hoe vaak heeft u dit al gezien meester?’

‘Nu voor het eerst…’ ,fluisterde Tandeloos turend in de steeds kleiner wordende verten rondom.

‘Hoe groter het zicht, hoe kleiner de dingen’ ,merkte de jongen op.

‘Weet je wat zo mooi is, hier op deze heuvel is niemand aanwezig’

‘Niemand aanwezig?’ ,herhaalde de jongen.

‘Weet je, Vaal Veulen… vanaf nu noem ik je ‘Niemand Aanwezig’ ,kom, gaan we achteruit de heuvel af!’

‘Maar zo heet ik niet’ ,riep Veulen.

‘Ik heet ook geen Tandeloos, maar dat weet toch niemand…
ken trouwens nog iemand die Vaal Veulen genoemd wordt?’

Veulen dacht even na: ‘Nee, niemand!’

‘Zie je wel, Niemand Aanwezig!’ ,schaterde Tandeloos.

Bezem

‘Met wat….?’ ,vroeg meester Tandeloos aan Vaal Veulen die de binnenplaats aan het vegen was.
‘Met wat veegt deze oude bezem al haar uitgevallen borstelharen bijéén?’ ,de oude wees naar zijn hoofd.

Vaal Veulen keek naar de kale schedel van Tandeloos die glansde in het zonlicht.
‘Zo kaal als de maan’ ,was de eerste gedachte die opkwam…daarna kwam er niets op van betekenis…

‘Bezems vegen wat vuil is schoon, maar wat nu…als de bezem zelf het vuil is?’
,begon Tandeloos.

‘Lost de bezem dan op, in het overbodige?’

‘Wat valt er nog te vegen, zonder gedachten?’ ,mompelde Tandeloos verder.

‘Wat valt er nog te denken’ ,zei Vaal Veulen, ‘als gedachten zijn uitvallen als borstelharen?’

‘Zit de grote oceaan soms te wachten op een regenbuitje?’ ,vroeg Tandeloos met een raadselachtig lachje.

Tandeloos voelde met open handpalmen of er druppels vielen.

Vaal Veulen zaagde de resten van de bezem tot brandhout,
voor een vreugdevuurtje.

Na een tijdje viel er geen regen, de zee was kennelijk geheel voldaan.

Tandeloos sprokkelde wat bamboetwijgen bij elkaar voor een nieuwe bezem.

‘Dat wordt wel een heel klein bezempje!’ ,merkte Veulen op.

‘Het is ook voor heel klein vuil!’ ,lachte Tandeloos.

Mals

Vaal Veulen zou het nooit vergeten, de droom over die ene keer dat meester Tandeloos die grote vis had gevangen, die vis van water. Niet dat hij zat te hengelen hoor,
met zijn hengel van lange lucht. Welnee, er had niet eens aas aangezeten
aan dat dunne lijntje van aandacht. Een wonder dus dat hij plotseling beet had.
Heel behoedzaam haalde Tandeloos de kanjer van water binnen.
Zo mals hadden ze het nog nooit gegeten. Hij hoefde niet eens gebakken.
Je kon hem zo opdrinken, in kleine slokjes. En wat een smaak, zo subtiel.
Je wist niet wat je proefde. Vaal Veulen wist het nog hoe hij dagen lang daarna nog dorst had. Samen hadden ze besloten: dat doen we dus nooit meer.
‘We moeten iets anders vangen om deze dorst te lessen’ ,dat had hij tegen Tandeloos gezegd.

‘Natuurlijk,vanzelfsprekend jonge jongen, gaan we doen!’ ,had Tandeloos geantwoord.

Voetzool

Vaal Veulen zorgde voor meester Tandeloos, bracht drinken, vloeibaar voedsel…waste zijn afgedragen voeten en krabte waar geen jeuk was.

Tandeloos leek al half te zijn vertrokken uit zijn schamele lijf, vrijwel onzichtbaar was zijn adem of was hij al ademloos?

Soms prevelde de adem nog heldere taal: ‘Heb je nog een vraag Vaal Veulen,
of heb je nog alle tijd?’

Vaal Veulen werd opnieuw verrast door zijn Tandeloze meester, alsof er steeds een vonkje tevoorschijn sprong uit een onzichtbaar houtvuur. Hij had geen idee hoe laat het was en vroeg: ‘Wanneer houden vragen op te bestaan?’

‘Krab even, wil je…onder mijn voet…dan vertel ik je meer!’

‘Uw linker of rechtervoet?’

‘Allebei reken ik ook goed!’, grinnikte de oude met verheuging in zijn stem…

Het duurde even voor hij nog wat losliet:
‘Als het antwoord zonder woorden alomtegenwoordig is’

‘Tegenwoordig …zonder woorden..’ ,proefde Vaal Veulen na, ‘hoe is dat…en waar?’

‘Dat is zo heerlijk…’ ,zuchtte Tandeloos, ‘dat is daar wat hier is…louter zalig gekrab…alsof alle paden van de wereld onder mijn voeten wandelen!’

Vaal Veulen kreeg vochtige ogen…alle paden van de wereld die wandelen? ‘Waar wandelen die dan naartoe?’ ,fluisterde Veulen.

‘Naar huis natuurlijk!’ riep Tandeloos opgetogen, ‘hier onder je voetzolen huist je thuis!’

Vaal

Tandeloze meester had lang en vergeefs geprobeerd na te denken over wat Wild Veulen hem laatst had voorgelegd…iets over ruimte…binnen…buiten… was het niet evident geweest?

Als er nog haren op zijn hoofd waren geweest dan had hij er met zijn handen in gezeten…nu trommelde hij afwezig op zijn kale schedel.

‘Wat is er kaler dan geen schedel?‘ ,mummelde Tandeloos onverwacht onverstaanbaar voor zich uit.

Wild Veulen had het niet goed verstaan…’Wat zei u, wat is er valer dan schemer…??’

‘Zei ik dat?’ ,vroeg meester Tandeloos wiens gehoor niet meer zo best was.

‘Is de herinnering aan schemer niet valer dan de schemer? ,probeerde Wild Veulen.

Tandeloze meester keek verbaasd naar zijn berimpelde vingertoppen, ‘herinnering aan schemer’,waar had dat wilde Veulen het over?

‘Of is een vergeten herinnering soms nog valer?’ ,ging Veulen door

‘Ik heb bijna geen nagels meer..! ,mompelde Tandeloos.

‘Heeft u dan ergens jeuk, meester?’, vroeg Wild Veulen meelevend.

‘Welnee, ik heb zelfs geen jeuk meer!’ ,zei de oude, ‘maar nu je het zegt, wil je even op mijn rug krabben?.

‘Maar u hebt geen jeuk, zegt u!’

‘Weet ik, maar is dat dan een reden om nooit meer te krabben?’ ,Tandeloos glimlachte als een pasgeboren, ‘krabben zonder jeuk is zalig!’

Wild Veulen krabte met liefde de oude rug en kon niet nalaten nog eens te vragen: ‘Zijn vergeten herinneringen soms nog valer dan schemer?’
van
‘Niets is valer dan een vergeten herinnering’ ,zei Tandeloos die genoeglijk kreunde onder de behandeling en verzuchtte:
Wild Veulen vergat de hele vale vraag over de schemer en krabte.

‘Ik zal je voortaan Vaal Veulen noemen, vindt je dat goed?’,vroeg Tandeloos

‘Dat is goed’ ,zei Veulen bedachtzaam ,’maar alleen als ik alles aan u mag vragen!’.

‘Weet je Vale, door dat gekrab herinner ik mij opeens weer mijn oude vraag:
‘Wat is kaler dan geen schedel?’
‘Dat is de eerste en laatste vraag die mijn meester ooit aan mij stelde, als opdracht’.

‘Het klinkt raadselachtig, net als ‘Wat is valer dan schemer?’

‘Weet je Vale, ik heb er nooit een antwoord op kunnen geven…
maar dat niet-weten opende iets in mij wat geen enkel antwoord ooit zou kunnen openen!’

Veulen liet het stilzwijgend tot zich doordringen…
‘Wie was uw meester?’ ,wilde hij graag weten.

Tandeloos moest glimlachen en zei:
‘Hij hoefde geen naam te hebben, hij zei vaak: ‘Ik ben niemand in het bizonder, noem mij maar wat…en ik ben één en al oor’.

Vaal Veulen hoorde nog lang de echo uitklinken van dat laatste woord.

Wild Veulen

‘Kan ruimte los gezien worden van benulzijn?’ ,vroeg Wild Veulen.

Tandeloze meester stond met zijn mond zonder tanden.

‘En zo niet, hoe kunnen dan alle tienduizend dingen en verschijnselen
los gezien worden van de ruimte waarin ze verschijnen?’ ,ging Wild Veulen verder.

Tandeloze meester mummelde schouderophalend…

‘Als er geen einde is aan ruimte, hoe zou er dan onderscheid kunnen zijn
tussen binnen en buiten?’ , vervolgde Wild Veulen.

Tandeloze meester probeerde vergeefs te fluiten.

‘Wat er dan ook is, het speelt zich altijd af binnen deze bewuste ruimte?’ ,sprak Wild Veulen.

Tandeloze meester keek met wijd opengesperde mond naar de hemel, als een jong vogeltje dat iets te eten verwachtte.

Wild Veulen zag geen enkel verschil tussen de hemel en die tandeloze ruimte…