Soep van nergens


Soep is ons lievelingseten: eten en drinken tegelijk.
Slurpen is toegestaan, slurpen is proeven met lucht,
het intensiveert het proeven.

Dikke soep die, nog net nat,
als kokende lava bubbels spat.
De oersoep van het vloeibare zijn.

Met wat droog brood erbij
heb je toch nog wat te kauwen,
want vertering begint met speekselvorming.

Soep dient op lichaamstemperatuur
te worden opgediend zodat je nauwelijks
nog verschil voelt tussen de soep en de rest van je lijf:
je wordt één met de soep.

Die sensatie wordt nog sterker als
de soep onuitgesproken van smaak is,
zeg maar zoals de smaak van je tong.

Ik hoor u al zeggen:
maar dat smaakt toch nergens naar!
Dat klopt inderdaad, maar nergens is wel de ultieme smaak,
het meest subtiele proeven.

Proeft u zelf maar eens.
U hebt uw mond vol met tong.
Nergens…
ongekend lekker.

Familiebanden


Ze waren nooit thuis.
Altijd maar onderweg van A naar B; willoos werd hun leven geleefd, gestuurd door het lot.
B kon van alles zijn, maar A lag onwrikbaar vast als vertrekpunt.
De familie Band had levenslang in het vervoer gezeten, nu waren ze uitgewerkt en lek.
Ooit reden ze samen over Gods ondoorgrondelijke wegen heen en weer.
Hun profiel was inmiddels totaal weggesleten; dat lag dun uitgespreid over het verstrekkende asfalt.
Ze konden rusten, voldaan na al die gevreten kilometers.
Weg van de geur van verbrand rubber.

De oudste vier kinderen waren automatisch in de sporen van hun ouders getreden.
Alleen het vijfde kind wilde zijn eigen weg gaan.
Hij droomde van het onbekende en het doelloze.
Zijn broers vonden dat nietsnuttig, hun opgeblazen broer had het hoog in zijn bol.
De familie verbande hem uit de familiekring.

Op zekere dag klapte hij.
Te hard opgepompt, niet meer te plakken.
De jaren daarop gaf hij zich over aan bandeloos gedrag.
In de haven vond hij tenslotte een vaste betrekking, hangend aan de kade als buffer tussen wal en schip.
Daar voelde hij voor het eerst een thuis.
Het ene na het andere schip zocht hem daar op, terwijl hij doelloos bungelde.

Jaren later vond hereniging plaats.
Aangetrokken door onzichtbare familiebanden kwamen ze weer samen.
Verbonden door dezelfde rubberen ziel, stug en onvermurwbaar.
De spanning was weg.

Hij vertelde over overzeese werelddelen.
Verhalen die schepen hem hadden toevertrouwd met hun kreunende metalen stemmen, al schurend langs de kade.
Ademloos luisterden de familieleden naar de exotische avonturen.
Ze verwonderden zich over de plaatsen waar hij allemaal geweest moest zijn, zelfs de geuren meenden ze te ruiken.
Hij nodigde de familie uit om eens aan te monsteren op een bevriend schip, om zelf…
Ze huiverden al bij het idee alleen, maar de band was hersteld.

Zoon van het naamloze


Ik ben de zoon van de betonmolenaar.
Zo werd ik in het dorp genoemd: “O, jij bent Boris, de zoon van…”
Mijn vader reed de betonmolen op en neer, van het cementfabriekje aan de dorpsrand naar de nabije omgeving en terug.
Binnen een straal van vijftig kilometer, anders werd het vloeibare beton te droog.

Ik herinner me nog de geharde broek van mijn vader, stijf van het cement en zacht als schuurpapier.
De broek stond in een hoek van de schuur te wachten tot vader weer zou instappen.
Vader was de zachtheid zelve, nooit stolde hij tot een keihard fundament.
Hij speelde graag met water, na iedere rit spoot hij genoeglijk de aangekoekte betonmolen leeg.
Ik stond er bij en hield de spuit vast als hij met zijn hamer betonkoek uit de gietrand los sloeg.
Het kabaal van galmend metaal met stromend water is de muziek van mijn jeugd.

Mijn moeder had een bloeiende praktijk als vroedvrouw.
Maar van jongsaf ging ik mee met mijn vader, de cabine was mijn speelplek.
De foto toont mijn kinderspeelgoed.
Betonnen blokjes en kegeltjes waar het betonvlechtwerk op gelegd wordt voordat men het fundament stort.
Omdat het zo grijs en onbepaald was, kon ik er alles in zien en beleven.
In mijn herinnering speelde ik urenlang in mijn eentje met mijn betonlego.

Ik had honderden exemplaren
Sommige hadden namen, met name die waar een stukje vanaf was gebroken.
Die kregen iets dierbaars.
Beschadiging is een kenmerk dat naam krijgt.
Het onbeschadigde leeft naamloos.

Wanneer ik door mijn geboortestreek rijd, zie ik in de huizen het fundament van mijn vader en in de mensen het succes van moeder.
Ze leven nog steeds, naamloos.

De broek staat nog altijd in de schuur, maar wacht nergens meer op.

Ethologische webcam

Kijk, ik woon in een boom, alleen.
Op een klein eilandje.
Als ik de hemel wil zien, kijk ik naar beneden in de waterspiegel.
Het bladerdak is ’s zomers zo dicht dat ik in groen licht leef.

Wat ik ben, weet ik niet.
Ik heb mijzelf nog nooit gezien.
Kijk maar in de waterspiegel, zei mijn moeder.
Ik vergeet het steeds; het water drinken slokt mij helemaal op.

Mensen geven levende wezens namen en delen ze in als een verzameling, soort bij soort.
Onlangs plaatsten ze een raar ding in mijn hoge boomholte.
Ik probeerde het ding te proeven… het smaakte niet.
Ik verzamel alleen nootjes voor de winter.
Die verberg ik in geheime holtes.


Dit eiland is mijn universum.
Het lijkt wel een planeetje met bomen als voelsprieten in de lucht.
Dit is mijn eerste zomer.

Mijn ouders wonen vijf bomen verder.
Ik probeer ze te bespieden om te zien waar ze hun nootjes verstoppen.
Maar ze zijn goed in dwaalsporen aanleggen en schijnbewegingen maken.
Dit eilandbosje ligt vol nootjes, een overvloed.
Alleen smaken de gedroogde nootjes lekkerder.

Mind The Gap


a train of thoughts trekt voorbij
waar voorbij eigenlijk, en aan wat?
voorbij een iets dat stilstaat
op het perron van de geest en registreert

de dienstregeling is punctueel
en de praktijk is lukraak, zoals het hoort
er zit ruimte tussen de wagons
Mind The Gap zegt het bord

nu je erop let, wordt het gat steeds groter
er is even geen trein in de ruimte
het hele perron is leeg

even zie je nog een vluchtige herinnering
aan een oude trein waarvan de stoom verdampt
het besef daalt neer dat deze ruimte er altijd al was
met of zonder trein

ben je iets op het spoor of niets
the mind seems a gap itself
een registrerend gat

onrendabele lijnen worden opgeheven

Billboard out of the blue


Reclame is gebakken lucht.
Er is niets mis met gebakken lucht, zolang je er maar niets voor hoeft te betalen, anders heet het oplichterij.
Veel mensen liggen krom om gebakken lucht af te betalen, of beter gezegd: het object dat ze nodig dachten te hebben.

Bovenstaand billboard maakt reclame voor ongebakken lucht: blauwe, hemelse lucht.
Deze ongebakken lucht is echter gratis, dus onbetaalbaar.
De hemel vraagt er niet om reclame voor haar te maken, dat heeft ze niet nodig.
De hemel is zelf een levensvoorwaarde.

Reclame probeert ons wijs te maken dat we iets nodig hebben.
Iets waar we niet zonder zouden kunnen.
Het feit dat er reclame voor gemaakt wordt, bewijst al dat we het niet nodig hebben.
Anders zou het een eerste levensbehoefte zijn, noodzakelijk.
Voor noodzaak hoef je geen reclame te maken.

In feite hebben we zo verbijsterend weinig nodig.
Zuurstof, warmte, schoon water, voedsel, een onderkomen…

Zuurstof, water en zon komen uit de hemel, out of the blue.
Ons voedsel groeit dankzij de aarde, het water en de zon.
Wij zijn aarde, de lucht vult ons aan, maakt ons compleet.
Ons lichaam is aards, de hemel blaast het lichaam leven in.

Is het geen wonderbaarlijk gegeven dat de zon maar blijft schijnen?
Dat de dampkring precies het juiste klimaat schept en dat de waterkringloop onvermoeibaar doorgaat?
Een kleine afwijking zou onze dood betekenen.
Kennelijk houdt de natuur ervan te balanceren op het randje van het mogelijke.

Kijk eens naar dit billboard: het lijkt niets te bevatten, maar het bevat alles.
Het lijkt niets waard, terwijl het onbetaalbaar is.
Onderaan de lijst hangt een schommel.
Wie durft, kan daar gratis schommelen en de hemel zonder kader bekijken.
Het enige zichtbare van de hemel is die onweerstaanbare kleur.
Je ziet het gebroken licht van de zon.
Het gebroken licht is heel.
Blauw en grenzeloos.
Wat wens je nog meer?

Tijdloos nieuws en weerbericht


Informatie als neerslag van betekenis, deze woorden slaan neer.
Op sommige plaatsen bestaat het woord ‘weer’ niet, omdat het klimaat zo constant is, zoals in Indonesië.
Permanente zon en een helder blauwe hemel geven geen neerslag van betekenis.

Zo is er ook iets met het woord nieuws.
Verschil maakt iets tot nieuws.
Voorheen ging de ontwikkeling zo traag en was de wereld nog zo klein, dat er geen verschil werd opgemerkt.
Evolutie gaat nu eenmaal onmerkbaar, traag en gestaag.
Er was weinig nieuws onder de zon: goed nieuws is geen nieuws.
Van lange periodes van vrede en voorspoed is zo goed als niets bekend.
Waarom zou geluk opschrijven dat het gelukkig is?

In geïsoleerde gebieden bestond het begrip tijd niet eens.
Buiten de ‘beschaafde wereld’ droeg men geen horloges, men had immers alle tijd.
Verschil zet kennelijk aan tot taal en begripsvorming.
Hoe extremer de verschillen, hoe duidelijker de begrippen?
Voordat taal ontstond, sloeg betekenis niet neer.
De mens leefde in symbiose met de biologische klok en met de lange seizoenen van moeder natuur.

De ontwikkelingen versnellen zich nog steeds, zodat er geen tijd meer is om al het nieuws nog bij te houden.
De onophoudelijke neerslag lijkt wel een zondvloed van informatie die de betekenis wegspoelt.
Tot reflectie en iets rustig laten bezinken komen we nauwelijks meer toe.
Het weerbericht meldt overstromingen.
Dijken van definities spoelen weg, vervuilde informatie vergiftigt de hele stroom.
Het is tijd voor waterbeheer, het aanleggen van stuwmeren, sluizen, dijken, uiterwaarden.

Moet de informatiestroom worden geordend, gezeefd?
Zijn er zuiveringsinstallaties nodig die een concentraat destilleren van afvalwater?
Zodat één druppel het essence van betekenis bevat?
Wij zijn natuurlijk zelf dergelijke zuiveringsinstallaties.
Reflectie is een natuurlijk gegeven, een stil meer dat weerspiegelt.

Filosofie kan als filter dienstbaar zijn.
Meditatie destilleert één druppel die verdampt.
De hele wereld ruikt ernaar.

De open deur

Midden in de woestijn stond een open deur, gezandstraald door de wind.
Zonder muur, zonder deurpost, kaal en versleten.
In de verste verten was geen spoor van bebouwing te vinden.
De deur was in de loop der jaren een vast herkenningspunt geworden voor iedere reiziger die passeerde.

Hoe die deur daar kon blijven staan, wist niemand.
De deur had iets raadselachtigs, hij scharnierde terwijl hij nergens aan vast leek te zitten.
Men had er stilzwijgend ontzag voor, zoals hij daar ongenaakbaar op zichzelf bleef staan.
Wegen vanuit alle windrichtingen kwamen samen bij deze deur.

Het vreemde was wel dat niemand ooit op het idee kwam om er doorheen te gaan.
Simpelweg… door de open deur.
Het verhaal verspreidde zich, dat wie door de deur heen ging zou oplossen en nooit zou terugkeren.
Men huiverde en liep er met een ruime boog omheen.

Alleen de wind durfde.
Wanneer het harder ging waaien, draaide de deur rondjes.
Bij een straffe wind gaf de deur de windrichting aan.
Een reiziger merkte dit op en zei: het is geen deur, maar een windwijzer.
Vanaf die ontdekking werd de deur gerespecteerd en verzorgd.
Het scharnier werd geolied, de deur werd geschilderd.
Er waren zelfs reizigers die speciaal naar de open deur kwamen om te vragen welke richting hun leven moest nemen.
De wind gaf onvermoeibaar antwoord.

De reputatie van de deur nam orakelachtige vormen aan, want elke richting bleek de juiste.

Denkbeeldmuseum

in je bovenkamer
staat een denkbeeld op
een denkbeeldige tafeltje

zonder pootjes om op te staan
je kunt er wel pootjes bij denken
maar dat heeft weinig zin zonder bodem

het denkbeeldje is een vorm van taal
een naam lijkt substantie te verlenen
aan een illusoir plaatje, maar zodra je langer kijkt
wijkt het plots voor en ander beeld dat bestaat
uit hetzelfde virtuele surrogaat

je weet niet wat je ziet en steeds als je beter kijkt
is het plots iets anders, een eindeloze collectie…
ja, de bovenkamer is wel het meest opzienbarende museum

de collectie is zo totaal en compleet dat zelfs vermiste,
vergeten of verdwenen artefacten daar op virtuele sokkels
staan te pronken met hun tegenwoordige afwezigheid

het bovenkamermuseum is vrij toegankelijk,
maar helaas gesloten voor het grote publiek:
museum ‘het Openbaar Geheim’