Leven
De nieuwste baan
X bevond zich in een vervreemdend klein hokje
spiegelwanden rondom, ook de deur bleek van spiegel.
Het plafond was van opaalwit tl-licht.
Op de vloer lag een verfrommelde supermarktzak als een zwerver.
X kreeg hier het beeld een luxe dier te zijn, steriel opgefokt in deze luxueuze stal,
als in een goedkope sf-serie.
Hij zag dat de spiegeling een brilmontuur droeg met een
landkaartprintje, het prijsje zat er nog op.
De opticien had hem die van harte aanbevolen,
een model uit de serie ‘Geography’, hip en toch niet te nerdy.
Beneden zag hij scherpe schoenpunten die de ruimte leken te willen lekprikken.
Met dit pak aan zag hij er onberispelijk uit voor de nieuwste baan.
Even schrok hij van de haren die uit zijn oren groeiden,
ze detoneerden met het totaalplaatje.
Een vluchtige twijfel in zijn ogen leek hem te betrappen.
Hij keek nooit in de spiegel.
Zo kon hij toch straks niet bij zijn oude vader verschijnen in het verpleeghuis, waar vader zich het laatste hemd van het lijf probeerde te scheuren?
Kennelijk wilde zijn vader naakt sterven.
Zou dat niet respectloos zijn?
Zijn vader die alles met zijn handen had gedaan.
X herkende zichzelf niet… tot ik zag dat ik het was.
Ik was het daar, hier.
Uit de zak op de grond haalde ik mijn oude ‘scharrelkleding’ en afgelopen schoenen.
Ze roken vertrouwd naar mij.
Het was afgelopen.
De afgelopen maand had in het teken gestaan van het krijgen van de nieuwste baan.
De personal coach, mediatrainer en de styliste hadden mij op het goede spoor gezet.
Deze nieuwe baan van ‘sales profile counselor’ of was het ‘account marketeer executive’ ?
vroeg niet minder dan een transformatie mijnerzijds, aldus het bevriende drietal.
Bijziend zocht ik mij een uitweg in de herenmodezaak.
‘Meneer, meneer u vergeet uw bril, uw schoenen, waar gaat u heen? hoorde ik mijn persoonlijke winkelassistent nog roepen.
Mijn inmiddels naakte vader herkende mij nog, gelukkig, onder een laken.
Ik zag hem vaag maar voelde zijn langdurige stevige hand.
In stilte bedankte ik mijn vader voor zijn handen die hij mij had gegeven.
Vandaag in Nutopia
“Zwervend door Holland stuit ik op eindeloze hekken
die afgezaagd door omheind laagland gaan”
Ik heb een droom, mijn droom begint met een boom,
een fruitboom.
Stel je ons holle land eens voor zonder hekken.
Een land waar je zonder hindernissen kunt rondwandelen.
Stel je voor, uitdelen in plaats van verdelen, opdelen en indelen.
Fruitheggen in plaats van hekken, overal langs wegen,
paden, landerijen, heggen van fruit, appels, peren, noten,
pruimen, kersen, frambozen, op handhoogte te plukken
voor de toevallige voorbijganger.
Stel je voor, iedere zomer een fruitfeest van overvloed
voor vogels, insecten, kinderen, moeders maken jam en taart.
Dan is het hek pas goed van de dam,
de heg vlecht zich voort tot een onbegrensde boomgaard
Stel je voor, begin gewoon aan de rand van je eigen tuin,
plant daar een heg van diverse fruitbomen,
vlecht ze in elkaar en wacht rustig af,
elk jaar zal de heg je dankbaar zijn
Een droom die nu wordt waargemaakt is geen droom meer.
Wanneer het gebeurt doet er niet toe, maar het zal vandaag zijn.
Het is altijd vandaag in Nutopia.
Meervoudig begaafd
Onze eerste tweedehands automobiel had een onbestemde kleur, een Tjechische Skoda. De stuurinrichting shimmyde.
Onder het rijden trilde het stuur vanzelf nerveus heen en weer. Mijn vader die geen zenuwlijder was kreeg er wel degelijk de zenuwen van.
We waren in alle vroegte gevlucht voor familieleden die ons in het Ahrdal met hun Alpenkruizer ongevraagd waren komen opzoeken.
Het uitspreken van dingen die niet bevielen beviel mijn ouders kennelijk niet zo.
Ze reden liever in het diepste geheim weg, zonder enige verklaring, zonder confrontatie.
Later bleek de oom kruimelcrimineel te zijn, maar ook zedendelinquent, meervoudig begaafd.
Bij Neurenberg raakten mijn ouders in conflict over de te nemen richting.
Mijn moeder las de kaart op z’n kop en gaf louter tegenstrijdige infomatie, terwijl vader worstelde om het zenuwenstuur in bedwang te houden.
Vlak voor de grote rotonde was de paniek compleet, waar moet ik heen? riep pa wanhopig.
Ik zat achterin tussen de twee kiftende echtelieden in, ik riep;
“Rustig, dit is een rotonde, we kunnen hier net zo lang rondjes blijven rijden tot we de goede afslag weten.”
Verbijsterd keken mijn ouders elkaar aan en konden even ontspannen.
Na vijf rondjes had moeder de juiste afslag ontdekt,
resoluut wees ze ons de juiste richting aan.
Het viel ons gaandeweg wel op dat het verkeer steeds rustiger werd. De autobahn was prachtig breed en glad.
Ook werden we steeds vaker door enorm snelle bolides ingehaald.
Het waren echte raceauto’s.
Moeder begon zenuwachtig te lachen.
Een man met en geblokte vlag leidde ons, na een trage finish, naar de kant.
We waren op de Nürnburgerring terecht gekomen, het GrandPrix-circuit.
Een goede Duitser leidde ons terug naar de autobahn huiswaarts.
Oom Adolf was de slechte Duitser die mooie autobahnen had gemaakt en iedereen een Volkswagen had beloofd.
Wist ik veel dat het een foute Oostenrijker was als zesjarige?
Op het plein bij de Keulse dom hielden we een pauze, er werd een splinternieuwe Skoda verloot.
Ik mocht een lootje kopen om mijn vader een bestuurbare auto te bezorgen.
Er werd aan het rad gedraaid en het scheelde maar één cijfertje.
Mijn moeder bleef maar volhouden dat het bijna gelukt was.
Intuïtief wist ik dat net mis gewoon helemaal mis is en bijna raak er helemaal naast. Vergeefs probeerde het uit te leggen aan mijn moeder.
Het voelde als falen dat die nieuwe Skoda op dat plein bleef staan. Ik gunde mijn vader zo van harte een stevig stuur om zich aan vast te houden.
Na een rustige vakantieweek thuis kwamen de verlaten familieleden aanrijden.
Mijn vader zag ze net op tijd. Verstop je, daar komen ze!
Als ze zien dat we thuis zijn komen ze binnen en komen we niet meer van ze af. Ga op de grond liggen.
Er maakte zich een zenuwachtige spanning van ons meester, er werd onderdrukt gegniffeld.
De bel bleef maar rinkelen.
Ze wisten dat we thuis waren, onze vale Skoda stond immers voor de deur.
De familie droop uiteindelijk af, argwanend naar ons huis turend.
Wij waren onderduikers in ons eigen huis, ondergedoken voor foute familie. De Skoda bleek steeds meer onbestuurbaar en werd ingeruild voor een Volkswagen Die snorde als een meikever.
De droom van iedere Duitser.
De gelijknamigen
Tegenover ons woonde de familie met dezelfde achternaam.
Het waren hele hartelijke mensen, we gingen er op visite.
Ze staken de volle vuilnisbak in brand op zondagochtend
en zette hem dan netjes op het platje waar hij rustig kon uitdampen.
De wc-pot was gebroken, hoe, dat wilden ze niet verklappen.
Er kwam geen nieuwe pot.
Alsof dat toch geen zin had, de nieuwe zou ook weer breken?
We hadden niet zo veel gemeen, maar de naam schiep een onzichtbare band.
De vader was econoom en reed in een chique verwaarloosde ‘Snoek’.
Ik speelde met de tweelingbroers in de slaapkamers.
Vader had de kledingkasten met hun rug op de vloer gelegd, als reuzekisten, dan kon er meer in. Dat was dus economie.
De jongens gooiden alle kleding en schoenen eruit om in de kist reizen te maken, een prachtig voertuig voor de verbeelding.
Hun jongste broertje, een schriel peutertje liep permanent in een groezelig hempje rond in zijn blote kont.
De bank was vaak nat, hij liet het overal lopen.
Dan legden ze een handdoek op de bank, overigens zonder enige vorm van schaamte of verlegenheid. Hij kon nooit in zijn broek plassen want hij had immers geen broek.
De poten waren onder de bank vandaan geschroefd zodat hij schommelde.
Tijdens de visite werd de oploskoffie gezocht.
Die lag onder de bank.
De peuter at graag oploskoffiekorrels zo werd ons verklaard.
Op een gegeven moment maakten de gelijknamigen zich zorgen om hun kleinste, hij wankelde regelmatig.
Zou hij toevallen hebben, epilepsie?
Onderzoek wees uit dat hij de restjes uit de wijnflessen naast het gasfornuis leegdronk..
Plots emigreerden ze naar Canada.
Moeder liet uit voorzorg haar prachtig regelmatige gebit trekken; de verzekeringen daar waren erg duur aan de andere kant van de oceaan.
Ik was zeer ontdaan dat mijn vriendjes vertrokken.
Het eerste bericht dat wij ontvingen na hun vertrek was dat mijn vriendje mijn andere vriendje had aangeschoten met een jachtgeweer. Het wilde westen was dus nog niet getemd.
De econoom liet ons hun handige multifunctionele keukenapparaat na, de Piccolo.
Het motorgedeelte kon tot stofzuiger, sapcentrifuge, haardroger, blender etc worden omgebouwd, zo ontzettend handig.
Mijn ouders wilden het handige ding niet accepteren, maar de econoom stond erop om ons blij te maken.
Op een keer at ik bij de gelijknamigen.
Het was mij al opgevallen dat er her en der op de muur voorkanten van magazines waren geplakt, in een chaotisch patroon.
Het duurde lang tot de Citroën thuiskwam.
De moeder, die een natuurlijke frisse schoonheid bezat, schepte alvast het eten met jus op de borden, de worst werd net gesneden toen vader binnenkwam.
In een opwelling schreeuwde hij: ‘Alweer, boerenkool’ en smeet zijn bord tegen de muur. De jus liep over de magazines.
Achteraf was er eigenlijk weinig consternatie over het gebeurde; hij at daarna gewoon een boterham.
Het was kennelijk business as usual.
Twintig jaar later waren ze even in Nederland, de schriele peuter was te dik geworden en droeg eindelijk een te strakke broek.
Het werd niet duidelijk hoe het onze naamgenoten daar was vergaan noch wat hen nu naar Nederland dreef. Economie?
Mijn laatste vader
mijn vader leefde zijn laatste jaar
zijn laatste dagen
tot zijn laatste adem
hij proefde de laatste peer,
daarna voor hem geen peer meer,
de laatste zalm, het laatste gebakje,
het laatste sigaretje, na dertig jaar niet roken
in het laatste museum
(we liepen hand in hand)
zag hij met zijn éne oog geen kunst
maar des te beter een zwartlederen bank,
alsof hem iets ultiems geopenbaard werd,
hij ging erop zitten en viel in slaap
zijn laatste geduld zag er als volgt uit:
op het terras diergaarde Blijdorp worstelde hij
met het lipje van een koffiemelkcupje
plots drukte hij met zijn enorme duim het hele dekseltje in, in een flits zaten we alledrie onder de melk
een digitale klok begeleidde ritmisch de stiltes
tussen zijn laatste ademhalingen,
toen bleek dat er nooit meer adem zou komen
hoorden we dat de klok stil bleef,
het batterijtje was leeg
mijn laatste vader
is nu tijdloos
Wrange vruchten
Ja, zegt de man achter de toonbank van het lege fourniturenwinkeltje.
De mensen hebben het maar druk.
O, Ondanks of dankzij? vraag ik.
(deze vraag stel ik meestal als ik het onderwerp nog niet weet)
Dankzij de computer natuurlijk, zegt de man stellig.
O, maar die zou ons toch juist meer vrije tijd geven?
Meneer, zegt de man vermoeid,
terwijl hij traag zijn grijze kuif over zijn wenkbrauwen trekt,
Alsof daarmee z’n gedachten pas op gang komen.
Ik heb een bootje, ligt in een jachthaven,
(Ik kijk onderwijl naar zijn te kleine blauwe overall.)
De jachten liggen doelloos rond te dobberen aan hun luxe steigers,
die lui zijn er nooit, te druk en als ze er zijn, staan de luxeauto’s dubbelgeparkeerd,
duurder dan het jacht, zeker een ton per stuk
en varen ho maar, drijvende caravans zijn het.
Heeft u het niet druk? vraag ik.
Niet meer, 3 kinderen laten studeren, ja ze konden niet leren hoor,
ik heb zeven jaar met ze gestudeerd.
Een is nu econoom in Abu-Dabi.
Dan bent u nu dus ook econoom?
Ja, zo’n beetje wel, ik was ingenieur, veel gewerkt,
kost klauwen met geld kinderen, ze zijn nu dertig, huizen voor ze gekocht en verbouwd.
Het huis van mijn dochter, net mee klaar, daar heb ik zeker twee ton ingestopt,
net afgestudeerd, nu weet ze niet meer wat ze wil.
Deze winkel hebben we noodgedwongen overgenomen van m’n vader,
hij kon het niet meer bolwerken,
zo zijn wij erin gerold, hobby van mijn vrouw.
Weet u wel hoe laat we vanochtend op waren?
Geen idee, beken ik ruimhartig.
Om 5 uur meneer, dan zit mijn vrouw namen op klompjes te schilderen voor de webwinkel.
We gingen om half twee naar bed en dat is geen uitzondering, dat gaat de hele week zo door,
Maar ik zal u wat vertellen; we gaan nog wrange vruchten plukken van die digitale verslaving, die kinderen…
Hij kijkt me lang en veelbetekenend aan, ik probeer ook zo terug te kijken.
Wat dat het ?
Dat was het.
Stukkie touw, kachelzwart, theetuitje, krabbertje, zes reservemesjes.
Hoofdschuddend maakte hij de rekening op, rekent het drie keer na met een potloodstompje waar het gummetje van uitgedroogd is.
Zie elk mens, als een wandelende roman, in dit geval een luisterboek.
Gemengd huwelijk
Ons hekje heeft een bel aangebonden gekregen.
Voor het geval je net in je hangmat een hazenslaapje ligt te doen. Vanochtend vroeg werd er rond zes uur aangebeld bij ons tuinhuis. Dat was al vaker gebeurd maar nooit zag ik de belletjestrekker. Voorzichtig keek ik door de luxaflex. De haas was er!
De hond sloeg aan door mijn ingehouden opwinding, een stuk worst legde hem het zwijgen op.
Hij was niet alleen.
Het tamme, verwilderde tuinkonijn vergezelde hem of haar.
Samen huppelden ze rond in de tuin, de haas met zijn schonkige lange stelten. We waren in opperste vervoering.
De haas van dichtbij zien is al mooi, maar stille getuige zijn van een gemengd huwelijk tussen andersoortigen.
Mijn vrouw en ik zijn ook anderssoortigen, we hebben ons nog nooit verveeld.
Een wilde haas die vrijwillig het mensenpark bewoont, leeft samen met een gedomesticeerd konijn dat aan het konijnenhok ontsnapt is. Een mooi stel, onze zegen hebben ze.
We zijn vol verwachting op hun kinderen.
Darwin’s wegen zijn ondoorgrondelijk en zeer aangenaam om kennis mee te maken.
Expositie ‘Het eerste zien’

Een bloem bloeit maar één keer en soms wel nooit.
Bloeien tot de dood erop volgt, dat is de oorspronkelijke natuur van de bloem.
Alles geven om niet, dat is de geest van de natuur.
Het is een wijdverbreid misverstand dat herhaling het wonder van de natuur zou verminderen.
Iedere ‘herhaling’ is een vergroting en bevestiging van het wonder.
Je kunt niet eens spreken van herhaling omdat iedere verschijningsvorm toch weer eenmalig en uniek is, net iets anders dan de vorige.
Pas door vergelijking van eeuwen kun je opmerken dat een soort zich sluipenderwijs heeft geëvolueerd naar een nieuwe variatie.
Er is een plant in Zuid-Afrika die alleen zaad geeft wanneer de plant verbrandt.
Het zaad sterft voor de plant, de bloem sterft voor de vrucht, de vrucht sterft voor het zaad, deze cyclus noemen we plant.
Een plant is dus geen statisch ding, maar een dynamisch proces.
Deze foto toont maar één wonderschoon plantje, in statische vorm.
Zo zijn er nog duizenden soorten, 298.000 plantsoorten.
Evolutie weet maar geen maat te houden en toch vindt ze steeds de balans waarin het geheel kan floreren.
Bloeien gaat in overvloed, zaaien gaat nog overvloediger.
De aarde barst van het zaad: zelfs in de woestijn slaapt het zaad haar droge droom tot regen het uit de droom helpt.
Het zet de Kalahari in bloei.
De fotografe wil niet genoemd worden, laat staan beroemd.
Ze vindt het al mooi als mensen de foto mooi vinden.
‘Ik wil verleiden om zelf naar de echte bloem te kijken,’ vertelt ze terloops.
‘Wat is de echte bloem dan?’
‘Het eerste zien is een bloem die steeds weer open kan gaan, elke keer is weer een eerste keer.’
‘Maar u moet er toch van leven, waar leeft u dan van?’
‘Van de kunst,’ verklaart ze.
‘Uit de kunst!’
We lachen om het vreemde gesprek.
De echte kunst is afwassen, onkruid wieden en soep koken.
Jakje

Wat is je lievelingskleur?
Allemaal, zei het kind.
Een wijs antwoord
waar niet over is nagedacht,
het kwam spontaan en lukraak.
Het antwoord is inclusief, integraal.
Alle kleuren zijn meer dan de som der delen.
Ze verlenen elkaar contrast en diepte,
kleuren spelen het spel van wederzijdse aanhankelijkheid.
Kleuren bepalen hun namen ten opzichte van elkaar.
Dat kleuren samen zouden vloeken
vond ik altijd een curieus oordeel.
Ze noemen elkaar door kleur te bekennen.
Het jakje dateert niet uit de Ming-dynastie maar uit 2014,
het bestaat uit 3049 steekjes en er zit er niet eentje los.
De kunstenares wil graag anoniem blijven.
Haar argument “dan willen ze straks allemaal zo’n jakje”
is uitermate steekhoudend.
Het werk is onbetaalbaar en niet te koop.
‘De traditie van het eenmalige’ schrijft voor
dat deze draagbare kunst wordt doorgegeven
van pasgeborene op de eerstvolgende pasgeborene,
en zo voorts.
Van ieder kindje wordt de naam van binnen
in de rug geborduurd.
Het is een ontroerende traditie, er schijnen jakjes
te rouleren met een paar honderd namen.
Stel je voor: een mensheid van pasgeborenen
die allemaal hetzelfde jakje hebben gedragen.
Zo’n mensheid zou gedragen worden.


