Herfstindrukken


Op deze herfstdag ging je naar de dokter, de dokter was ziek thuisgebleven.
Er was een vervangster die beter was, ze was waarnemend, zei ze.
Buiten gingen alle sirenes af, eerste maandag van de maand, altijd een ramp.
Herfst viel buiten zacht onder de bomen, binnenshuis bleef het seizoenloos.
De wetenschap bewees in een artikel dat sterren geen sproeten zijn op het vergezicht van een hemels wezen, simpelweg door de wortel te trekken uit het magnum mysterium.
Inmiddels bleef de wereld verwonderd kijken naar haar herfstverval door middel van je eigen ogen.

Je voelde je al beter toen de vervangster jouw ziekte een latijnse naam gaf, met bijhorend antibioticum dat klonk als een toverspreuk.
Ze relativeerde: “Hoe zouden we ooit kunnen genezen zonder fatsoenlijke ziektes.”
Een autoalarm ging af, niemand kwam kijken, de auto reed snel weg.
Binnenshuis viel de avond, buiten flitste straatlantaarnlicht aan.
De roestkleurige herfstsproeten waaiden niet van het kindergezichtje, de wetenschap stond voor een raadsel.
Natuur degenereert even vitaal als ze regenereert: bloeiend verval.

Na het lezen van de bijsluiter voelde je je terstond genezen, ondermijnende bijverschijnselen.
Niet slikken gaf de beste bijwerking, die niet vermeld werd.
De buurman was zijn auto kwijt, hij kreeg een vervangend voertuig te leen.
Niets beter dan een waarnemend arts.

Inclusief het exclusieve


Ontoegankelijkheid maakt iets exclusief, maar het heilige heeft geen locatie.
Toegang versperren suggereert een bijzonderheid, slechts voor een paar ingewijden toegankelijk, de rest wordt buitengesloten.
Iedere heiligverklaring van een iets of een iemand is een teken van onbegrip.
Heilig is etymologisch een verwijzing naar heelheid, naar de totaliteit en die is per definitie inclusief.
Het inclusieve omvat al het exclusieve.

Of het geheel is heilig of niets is heilig.
Het heilige heeft geen middelpunt, geen vorm, geen naam, geen tijd.
Het is overal tegelijk of nergens.

Natuurlijk zijn er ook mensen die zeggen dat het heilige niet bestaat.
Ze hebben groot gelijk, in de zin dat een naam geven aan het totaal, totaal geen betekenis heeft omdat het alles betekent.
Het lijkt op een verklaring dat de oceaan zo nat is of dat leegte zo ruim is.
Zo’n naam staat een directe ervaring van wat heilig is in de weg.

Kun je het heilige ontkennen?
Ja, door wat heel is stuk te slaan.
Nee, want ook het stukslaan hoort bij het heel zijn.
Stukslaan is een bevestiging van de heelheid.
Na de totale vernietiging blijft het onverwoestbare.

Volautomatische rituelen

Voordat ik mijn schrijfwerk uitbesteedde aan de computer deed ik alles nog zelf.
Wekelijks schreef ik op het kunstig met parelmoer ingelegde tafeltje van van grootvader een aantal handgeschreven brieven met foto’s of copieën krantenartikelen bijgesloten in een envelop die ik zelf dichtlikte en bepostzegelde.
Gericht aan een paar intimi.
De maker van het tafeltje was een jaar bezig geweest met het uitzagen, inleggen van de schelpen, polijsten van het tafelblad, aldus mijn grootvader die uit Florence kwam, hij was trots op de maker.
Ik ging ervoor de deur uit om brieven op de bus te doen.
Soms haastte ik mij om de lichting nog te halen.
Nu tik ik een mail, klik er een bijlage bij, druk op verstuur.
Het bericht vliegt de wereld in en is in principe door iedereen te lezen als een openbaar geheim.
Een handje vol mensen leest deze universele intimiteiten.
De enige waarborg tegen overexposure is het onverweldigende aanbod van non-informatie.
Mijn werk wordt beschermd als een naald door de hooiberg, alleen intimi vinden het.
Brieven schrijven was een tijdrovend ritueel, nu is mijn verbeeldingskracht een programma ‘My Fantasy’
Je gooit er een paar woorden in en er rolt vanzelf een tekst uit.
Niemand lijkt te merken dat ikzelf als schrijver een
automatisch format ben.
Dit is slechts één voorbeeld van menselijk ritueel dat is uitbesteed aan de robot.

Als het aan futurologen ligt dragen wij al onze dagelijkse rituelen over aan robots en automatiseringssystemen.
Ons huis wordt op een juiste vochtigheidsgraad en temperatuur gehouden door de climate control op onze polsmobiel, de robot zuigt stof, wast, ruimt op, vaste boodschappen worden thuis afgeleverd, voorraden worden aangevuld.
Nooit zullen we meer zonder iets zitten, we zullen nooit meer iets kwijt zijn.
Dingen die we nodig hebben komen uit onze 3Dprinter, handig en creatief.
De automatische auto rijdt ons naar de juiste bestemming, nooit meer verdwalen we.
Zo zijn we passagiers en toerist in ons eigen leven.
We horen de hele dag onze favoriete muziek, zien louter lievelingsfilms en lievelingsnieuws, gepersonaliseerde informatie.

Ons polsmobiel of implantaat meet onze gezondheid en zet ons aan tot gezond gedrag.
Ze meet met onze geformatteerde data wie op dit moment de meest geschikte partner voor ons is en koppelt ons, volmaaktheid verveelt nooit.
Wij zullen volkomen gehospitaliseerd zijn, patienten in onze eigen privékliniek, zalig zo’n roesje.
Al onze pijn zal effectief worden verdoofd, genezen is verdoven als motto.
Medische technologie zal de kunst van het verdoven perfectioneren, heerlijk.
Onze kinderen zullen voorgeselecteerde genen hebben, ze zullen afwijkingsloos zijn, zo mooi en slim.
Een wereldwijd roulatie systeem zal onze vakantie plannen naar de mooiste plekken op aarde.
De wereld zal tot park worden ingericht, veilig bewaakt, heerlijk ontspannen.
Kuddetoerisme zal elke unieke plek massaal vertrappen, geeft niets, we zijn de meest geavanceerde barbaren en leven schaamteloos, want de restauratiedienst brengt achteraf alles weer in de authentieke pure staat.
Van consumenten zullen we evolueren tot amusementen worden in pretpark aarde.
Al wat niet amusant is zal uit ons leven worden geëlimineerd. We zullen de meeste vrije tijd hebben om op te vullen met amusement.

Wie dit allemaal niet kan of wil volgen zal nooit iets anders zijn dan een experiment.
En de kans lopen om als geestelijk gestoord te worden geframed. Hen zal de toegangscode tot het park worden ontnomen.

Nachtvoorstellingen

Dromen zijn verlangens en angsten in beeld gebracht.
Voor de nachtfilm verandert de bovenkamer
in een filmzaal zonder afmetingen, zonder beperkingen.
De scenario’s gaan meestal over;
wat je wilt maar niet hebt of over wat hebt maar je niet wilt,
the usual suspects.

Van wie zijn deze films en wie schrijft de scripts?
Neurologen kunnen geen scriptschrijver ontdekken in de bovenkamer.
Geen maker te vinden, maar er is onmiskenbaar een getuige getuige.
Wat zou er anders naar deze films kunnen kijken?

Het wonder is dat deze films spontaan ontstaan met het materiaal dat zich aandient.
Zonder regisseur, zonder storyboard en alles in één vloeiend shot.
Toevallig omgevingsgeluid wordt moeiteloos in de soundtrack opgenomen en voorzien van ondersteunende beelden die het geluid betekenis geven.

Wat kijkt er naar deze nachtfilms?
Er is maar een bezoeker en zelfs die laat zich nooit zien.

Dit is geen detective toch heeft het alle kenmerken van een detective.
Hoe kan een anonieme getuige gedetecteerd worden?

De oplossing lijkt kinderlijk eenvoudig.
Het is datgene dat detecteert.
Het zoekende blijkt het gezochte.

Ik vroeg aan de dromenuitlegger;
‘Wat betekent een droom?’
Hij zei; ‘Een droom betekent dat jij wakker bent,
zowel in de slaapstand als in de wakende staat’

Spijkerwezen


het spijkerwezen bestond nog nooit
(bestaanscoëfficient nul komma nul)
als losse onderdelen kwamen ze
op bezoek, ik heette ze welkom
en gaf ze wat ruimte,
daarin ben ik nogal gul

de spijkers wilden wel eens wat anders
dan doorboren of krom geslagen worden
pootjes zijn dat leek hun wel wat
en dan snel de benen nemen,
(de honderd meter horden)
of tentakels om te tasten in ’t duister
of antennes om golven af te luisteren

een aangespoeld blokje
van echt brandhout
wilde hen wel verenigen
in ruil voor bescherming
een verweesde steen
stond voor het blok
zag er een mooi gat in
om zijn nek uit te steken

het spijkerwezen heeft geen ogen
daarom leent ze even die van jou
om zichzelf te kunnen zien leven
ook leent ze jouw gedachten
om ook eens wat te denken,
je longen om op adem te komen
van het spontaan gaan ontstaan
leen haar nu nog je hart & ziel
om het geheel te doen kloppen

Horizonder


Mijn grootvader die ik nooit heb gekend,
was van moeders noch van vaders kant.
Hij droeg een hoed met daaronder verborgen
zijn grijze vlecht met indianenveer.

Hij gedroeg zich als verre voorouder
en schitterde afwezig in elke horizon
waar zijn blik rustte in de verte.
Dan zei hij:
“Luister, kleine zoon, de horizon ligt onder je voeten, daar…”

(Ik wist niet of hij ligt of licht zei,
het klonk mij allebei vertrouwd.)

“Daar ligt je oma, moeder aarde.
Zij baarde alle dingen en openbaringen.”

Mijn grootouders waren altijd samen,
beiden met getaand gezicht
van wind en zon,
droogte en vloed
als een landschap.
Je zag niet waar de een begon
en waar de ander ophield.

Opa rook naar rook
van zijn vredespijp.
Geen tabak, maar kruiden uit het veld:
salie, sandelhout, citroengras, kruizemunt.
Overal was hij in mijn buurt en vertelde
verhalen van de dieren.
Niet verhalen over dieren,
maar de verhalen die dieren elkaar vertellen.
Hij fluisterde vloeiend, zonder woorden,
maar in klank, gebaar en lichaamstaal.

Over het woestijnvosje dat zijn staart
in zijn nek legde vertelde hij:
“Je staart is dat wat jou je leven lang achtervolgt.
Ze beschermt je tegen het onnodige en overbodige,
en laat je hem hangen, dan wist hij alle sporen uit.
“Weet dat ik jouw staart ben.”

Er lag een vleugel op mijn pad
van een gaai,
als een teken van leven.
Meteen zag ik zijn ogen weer in de verre horizon
en voelde mijn voeten op het gezicht van oma.

Dodendans

Leven is voorlopig even de dans ontspringen.
Nu nog even niet.
Dat je gaat dansen staat vast.
Al kun je niet dansen, dansen zul je.
Die zonderlinge dans zonder lichaam.
Wanneer je ten dans wordt gevraagd weet niemand.
En zou je het weten, dan nog is er geen ontkomen.

Al ben je geen danser en luister je liever naar de muziek van het leven, wie ontkent dat de dodendans het leven een waarde geeft
die anders niet beleefd zou worden?

Stel je voor: een massale choreografie van zielen,
allemaal op zoek naar een lichaam dat goed is in de dans te ontspringen.
De Thraciërs wilden zo gauw mogelijk dansen.
Daarom waren het zulke onverschrokken strijders.
Niets te verliezen, succes verzekerd.
Ik ben wel nieuwsgierig naar die dans zonder ledematen,
maar ik heb geen enkele haast.
Al het wezenlijke komt vanzelf als het zover is.

Het is de kunst om het voorlopige te leven alsof het eeuwig duurt.
Concentratie werkt als een microscoop die het tijdelijke moment doet uitdijen.
Aandacht voor de aandacht kent geen tijd.
Waarmee begint en eindigt elke dans?
Met een pas op de plaats.
Niet wetend hoe te gaan of te blijven.

Tuinhuis Kabul

Hasan, is onze volkstuingenoot, een voorkomend voornaam Afghaanse heer in driedelig bruin pak.
Ooit bekend fotograaf van het toen nog mondaine Kabul, voor de Taliban verderf zaaide.
Zijn Hollandse tuinhuis hangt vol met glamourportretten van zijn zoons en zijn geliefde leraar, die hem leerde zingen.
Het eerste muziekidool van Afghanistan, sitarspeler.
Ik lees ontzag en verering in Hasan’s blik.
Uitgenodigd als enige buitenstaander, om kipkebab mee te eten en muziek te luisteren.
Hasan is te charmant om te kunnen weigeren.
Buitenstaander tussen vijf buitenstaanders.
Ze spreken hun moederstaal, over kaalheid en dure haartransplantatie.
Twee vrienden zijn kaal en kalend, er wordt veel gelachen.
Borsthaar, schaamhaar, haarkweektechniek.
De kale violist is beveiligingsbeambte, wij zijn harde werkers verklaart hij zonder aanleiding.
Het helpt wel als je kaal bent in dit vak, schrik af.
Zijn oude vriende Nosrat zingt en speelt een klein handorgeltje.
Dertig jaar geleden hadden ze beiden lang haar op de schouders en waren ze voor het eerst op de Afghaanse televisie.
Ze werden op straat herkend, helaas zagen ze zichzelf nooit op tv dankzij de regelmatige stroomstoringen, zo kenmerkend voor Kabul.
Sommigen hebben in Siberië gestudeerd, de tablaspeler is ingenieur met een russische pianiste getrouwd.
Ze speelt helaas nooit meer.
Na een maand in Siberië begon het haar van de violist uit te vallen, er vallen grappen over radioactiviteit.
Na het eten beginnen ze, elkaar aftastend, te spelen.
De tablaspeler is fantastisch, de zanger en de violist meanderen rond de melodie met arabesken.
Om de beurt raken de vrienden in vervoering en breken in gezang uit.
Mijn buurman wijst op zijn behaarde arm, kippevel, zegt hij.
Al spelend herdenken zij hun land, in het kleine tuinhuis.
Ze raken in vervoering als ik over Ravi Shankar en Inyat Khan begin.
Ik wordt uitgenodigd volgende keer mee te spelen op het indiase handorgeltje.
Het valt me op dat ze niet in grenzen denken, ze spreken over hun levenssfeer die Indiaas, Afghaans, Perzisch en Russisch is, hun belevingswereld.
Ze leven niet in een land, maar in hun taal, in hun muziek.
Zonder een stap te zetten ben ik een avond in het toenmalige Kabul geweest, de stad leeft in deze mensen.
Een feestelijk avond.

Het duurt een nacht voor ik begin te landen in het met hekwerken bezaaide vaderland.

Eten zonder voorkennis

Gisteravond aten we bij SWOPS, smullen wat onze pot schaft.
Een nieuw restaurant met als doelgroep: de besluitelozen.
Zo staat het achterop de menukaart.
Het was heerlijk, niet eens vanwege culinaire hoogstandjes, maar vooral vanwege het kale feit dat er geen enkele keuze is: je eet wat de pot schaft.
Het restaurant zat vol tevreden weifelaars.
Voor de moderne mens is het een ultiem genot te zijn ontslagen van vrije keuze.
Vrije keuze is een terreur geworden, een terreur van de zee van mogelijkheden.
De angst om iets te missen kan tot keuzeverlamming leiden.

Het interieur was no-nonsense, geen stoel was hetzelfde, zeg maar non-uniform.
De bediening was uiterst efficiënt en aangenaam.
In een sfeer van onverschillige betrokkenheid liep alles volgens plan.
Het feit dat er maar één plan was, maakte de logistiek natuurlijk kinderlijk eenvoudig.

Niemand werd lastiggevallen met meerkeuzevraagstukken als: wat wilt u eten, wilt u het voorgerecht samen met het hoofdgerecht?
Er werd zelfs niet gevraagd: wilt u iets drinken?
Laat staan: wat wilt u drinken?
Wel werden we verrast met een glaasje Cointreau, tenminste daar leek het naar te smaken.
Hadden we zelf ooit kunnen bedenken dat we daar trek in hadden?
Al na vijf minuten kregen we het voorgerecht opgediend.
Wat het was kon ik niet thuisbrengen, het smaakte mij uitstekend.
Op mijn vraag wat het gerecht inhield, vertrouwde de ober mij toe: ‘Ingrediënten!’
Hij kruidde zijn mededeling met een brede grijns.

Op de menukaart staat overigens alleen: voorgerecht, hoofdgerecht, dessert.
Het hoofdgerecht werd ons voorgeschoteld als Pannetje van de kok, heel apart, kip maar dan anders.
Wij eten nooit kip omdat het teveel naar kip smaakt, dit smaakte naar iets anders.
Anders is buitengewoon exotisch voor wie alles al eens geproefd heeft.
Niet weten wat je eet verhoogt de smaakervaring.
Referentieloos eten.

Ontspannen en voldaan verlieten wij met tegenzin het restaurant.
Buiten werden we geconfronteerd met de wereld van onontkoombare keuzes.
Van één keuze zijn we bevrijd: waar moeten we eten?

Wij raden SWOPS van harte aan, reserveren is wel aan te bevelen.

Lege tank

Peer Leemacher liep vastberaden over de Zeemondsedijk richting Bocht.
Hij was te voet verder gegaan toen de tank was leeggereden.
Het bleek een nogal bosarm gebied te zijn.
Niet dat hij naar bos op zoek was, maar het viel hem meteen op, geen boom te bekennen.
Hoe zou dit landschap getypeerd worden, een rivierdijk zonder rivier?
In de omgeving waren ook al geen weilanden te zien.
In zijn blikveld trok die afwezigheid van groen hinderlijk de aandacht. Beneden de dijk zag hij bebouwing opdoemen.
Een te groot blauw bord gaf een naam aan “de Gemeente Bocht”
De Zeemondsedijk hield daar plotseling op, afgegraven, een steile trap af naar het algemeen peil.

Beneden lag een onlangs aangelegde rotonde, in het midden een berkje. De steunpaal was tien keer dikker was dan de boomstam.
Terwijl hij de boom verwerkte herinnerde hij zich de reden van zijn bezoek..
Het verband met dat iele boompje kon hij niet direct leggen.
Zijn vader, zou hier wonen, aldus de vertrouwelijke informatie uit het gekraakte medisch dossier.
Als kind verwonderde hij zich over het feit dat zijn vader biologisch was, Peerke begreep dat niet.
Zijn moeder kocht altijd biologische groenten en fruit?
Die biologische vader had hij tot op de dag van vandaag nog nooit gezien, zelfs geen foto.
Een leegte in de vorm van een vader kon hij niet vergeten, eerst kennen en dan vergeten.
Nu hij veertig was moest hij het weten, zijn moeder vond het maar niks.

Vanaf de dijk zag hij de dorpskern, een woonerf omsingeld door bedrijventerrein Kaalwedde.
Er waren meer bedrijven dan woonhuizen, hoelang zou het beleg duren?
Het adres had hij in zijn handpalm geschreven.
Een afspraak had hij niet willen maken.
Eerst maar kijken wat voor kat er in de boom zat.
Hij had zich voorgenomen aan te bellen bij de man van zijn leven en zich voorstellen als enquêteur.
Zou vader hem wegsturen dan zou hij om hulp vragen, om benzine voor zijn tank.
Gewoon om vader alvast een beetje te leren kennen.

Peer besluit de eerste de beste ingezetene de weg te vragen.
‘Ik ben niet van hier geboren weet u’, zegt de man met Mediterrane huidskleur weifelend.
Maar u woont wel hier?
Ja wel, al vijf jaren.
Kent u dit adres? Peer laat zijn handpalm lezen…
Ach, Weegstraat 5 , natuurlijk daar wonen wij zelf, roept de man.
Dirk raakt even in de war.
Was dit zijn vader, nee.
Wie zijn wij dan? vraagt Peer verder.
Alle asielzoekers…uitgeprocedeerd.
Breng me naar je huis, wil je.
Graag, ik stel jou voor aan Willem, hij heeft ons allemaal geadopteerd.

De deur stond open, in de gang een man
Hallo, ik ben Peer, aangenaam!
Ze schudden elkaar voor het eerst de rechterhand.
Dirk realiseert zich dat linkerhanden elkaar nooit schudden.
De eerste vraag van zijn vader zou Peer nooit vergeten;
“Waarom draag je een camouflagepak, je lijkt wel een commando?” “Klopt, mijn tank staat halverwege de Zeemondsedijk, leeggereden”
Binnen zat de rest van de familie, een internationaal gezelschap.

(om de privacy te beschermen zijn alle namen en omstandigheden gefingeerd)