Mijdbewijs

Onze hoogbejaarde vriendin reed al haar leven lang schadevrij, vertelde ze niet zonder trots, terwijl ze een fietser sneed.
Naast haar gezeten in haar autootje begon ik binnen vijf minuten rijden van angst te verstijven door opeenvolgende incidenten die nog net goed afliepen dankzij alerte reacties van de tegenliggers. Het was meteen de laatste keer dat ik naast haar plaats nam. Voor haar waren het echter geen incidenten, zo reed ze altijd en zonder schade.

In de provincie werd laatst een bejaarde boer aangehouden, omdat zijn ooit gele Mercedes zwarte dieselrook uithoestte.
De boer had geen rijbewijs bij zich, geen verzekering,
geen kentekenbewijs. De auto moest van de weg af.
De vertederde agenten brachten de boer netjes naar huis en vroegen daar opnieuw naar zijn papieren.
Het afwezige kwam aan het licht; de boer had nog nooit papieren gehad, geen rijbewijs, geen verzekering en altijd schadevrij gereden.
‘Ze hebben mij nooit papieren gegeven’ zo luidde zijn verweer, licht verontwaardigd.
Nu zijn Mercedes in beslag is genomen, gaat hij met zijn bemodderde trekker de weg op, naar de dokter, naar de bakker, met aanhanger en al. Tractorchauffeurs hebben geen rijbewijs nodig, ze hebben kennelijk natuurtalent, geboren op de trekker.

Ons veilige verkeer leunt zwaar op confrontatiemijders.
Wonderlijk dat er zoveel goed gaat, net goed is ook goed, kantje boord is ook perfect.
Zelfvertrouwen is mooi, maar vertrouwen in ontwijkers is hier meer op z’n plaats. Onze oudste vriendin is niet meer,
ze is zonder blikschade heengegaan.

Renteloze leningen

De dingen lenen onze aandacht om er even te zijn.
Ze hebben geen besef, geen benul, geen weet.
Alle tienduizend dingen bedelen om even met ons mee te mogen leven, hun bestaan is totaal afhankelijk van onze leningen.

Is het dan niet ironisch dat wij ons in de schulden steken om dingen te verwerven? Ons enige kapitaal is het bewuste, een onuitputtelijke bron. We kunnen het ruimschoots schenken aan wat ons mooi, waar of goed schijnt.

Voorwaarde voor waarde

Voorwaarde voor waarde

Van nul en generlei waarde is de voorwaarde.
Elk cijfer bestaat uit 1 of meerdere enen.
De nul kan alle getallen verheffen en opheffen.

Nul is geen cijfer, nul is de afwezigheid van alle getallen.
Zoals wit geen kleur is, stilte geen klank is,
smaakloos geen smaak, zo is nul geen nummer.

Alle cijfers zijn in feite 1, ze verenigen zich rond de nul.
In de speelruimte van de nul verschijnen de cijfers.
Drie enen, veertig enen of miljarden enen, apart genomen zijn ze 1,
ze veréénzamen, samen zijn ze één, veelvoudig of enkel.

Nummers strijden niet om de macht van het getal.
Het kan de vijf niets schelen of je er drie vanaf trekt of er zes bij optelt.
Nummers hebben geen benul van aantallen, ze zijn onbenullig.
Je kunt je niets voorstellen bij de nul, elk denkbeeld is al te veel.

In de nul wordt alles één, niets anders is daar toe in staat.
Dat is het wonder van nul, als je hiervan benul hebt kun je benul zijn.

Open bijsluiter


Men denkt te weten dat er geen leven is na de dood, anderen denken van wel.
Na het sterven zullen geen van beiden hun gelijk kunnen proeven of hun ongelijk toegeven, er is immers niets en niemand.
De dood eindigt in een slot dat op slot zit.
Blijft er wel een bewust zijn over na het sterven dan is iedereen er nog.
Er valt dan niets te erkennen of te ontkennen, een open slot is geen slot meer.

Wat wij zeker denken te weten zegt niets over hoe het werkelijk is, dat is de traditionele benadering in de wetenschap, vermeend objectief.
Overweeg nu eens dat wat wij zeker denken te weten er wel toe doet en zelfs een scheppende werking heeft, zoals bij het placebo-effect, waar totale subjectiviteit kennelijk genezing bewerkstelligt.
Er is bewezen dat het middel geen enkele werkzame stof bevat; kennelijk is vertrouwen en overgave genoeg om het zelfgenezend vermogen te activeren.
Stel dat de mens medeschepper is van deze werkelijkheid dan zou het slim zijn als je dat middel bewust zou inzetten.
Stel dat blind vertrouwen of overgave, wellicht zelfs tegen beter ‘weten’ in, een poort is voor creatie of genezing.

Er heerst een raar meningendogma: dat je in alles een houding moet aannemen van voor of tegen zijn.
Het leven gaat daar niet beter van stromen.
Je kunt heel goed leven door het open te laten en te erkennen:
‘ik weet het niet, het zou kunnen en zo niet dan is het ook goed.’
Hoe leg je uit dat een open houding geen houding is?

De smaak van het verbod


Een hek sluit indringers buiten en het sluit binnen wat ontsnappen wil.
Maar het hek is ook een uitnodiging om er overheen te klimmen.
Wat is daar achter het hek?
Vast iets bijzonders wat ik niet mag weten.
Schapen zijn over het algemeen volgzaam en blijven in de kudde.
Ik ken echter een Texels schaap dat in z’n eentje over het hek springt.
Langs de snelweg groeit nog het beste gras en de lekkerste onkruiden.
Ze proeft daar de heerlijke smaak van het verbod.
Ze ziet mij helaas niet als bewonderaar maar als schapenhoeder.
Wanneer ik nader springt ze even braaf terug het weiland in, voor de vorm.
Ben ik voorbij dan grasduint ze weer in de groenstrook.
Ik moedig haar aan om als vrij schaap over Texel te gaan,
dwars door alle grasduinen.
Dankzij het hek kunnen wij ontsnappen.
Dankzij regels kunnen wij vrij zijn aan beide kanten van het hek.

Het hek als smaakmaker van het bestaan.

Romancanon

Er wordt steeds meer geschreven en steeds meer niet gelezen, wegens tijdnood, dat kan nu eenmaal niet anders bij ongebreidelde groei.
Van een vergeten schrijver werd wel eens gezegd: ‘hij schrijft sneller dan god kan lezen’
Ik dacht dan altijd, god heeft onze lege bovenkamer geschapen, maar het meubilair moet de mens er toch echt zelf in zetten of aan de straat zetten.
Trouwens, god kent het alfabet niet eens, god zou te lui zijn om Oblomov te lezen. Op mijn scholen met ‘de Bijbel’ kon ik daar moeilijk mee aankomen.

We kunnen wel vaststellen dat er veel te veel is geschreven.
Zelfs meest fanatieke lezer zou niet eens alle boeken die tijdens zijn leven verschijnen kunnen lezen, laten we ons tot de romans beperken.
Ik pleit voor een literaire mijnbouw: deze onafzienbare berg uitgegeven romans zal worden afgegraven en door de goudzeef worden gespoeld, het taalkundige goud blijft in de zeef achter.
Een roman kan als roman mislukt zijn, maar als samenvatting (de achterflap) een juweeltje.
Er kunnen onvergetelijke begin of slotzinnen in zitten, doeltreffende aforismes of onbedoelde poëzie.
Kortom, ik pleit voor het ‘object trouvé’ in de literatuur, already made.
We zoeken dus mijnwerkers, wie mee wil werken stuurt mij de zelfgedolven goudklompjes toe.
Onze krachten en het goud worden samengebundeld.
Zo kan de tijdnodige lezer in een paar kostbare seconden literaire delicatessen tot zich nemen, ‘gefundenes fressen’

Dat de schrijvers het oorpronkelijk niet zo bedoeld hebben is mijns inziens gelukkige bijvangst.
Het onbedoelde is het enige keurmerk van echte kunst, was dat niet zo dan zou men kunst kunnen fabriceren en dat kan uiteraard niet. De kunstenaar bestaat niet, er bestaan alleen doorgeefluiken. Geef het door.
Wie kan ontkennen dat God een doorgeefluik is, dat alles een gegeven is en dat alles ons gegeven wordt, um sonst?
Inderdaad ook het woord God is ons gegeven.

Een dier dat definieert


Definities willen dingen strikt bepalen, maar denkt ook vast te stellen wat iets niet is.
Dit laatste is een illusie, beschrijf maar eens wat een mens is of wat menselijk is, dan beschrijf je automatisch wat een onmens is en wat onmenselijk.
De werkelijkheid is natuurlijk dat alles wat onmenselijk wordt genoemd bij uitstek tot het menselijke moet worden gerekend, ook een onmens blijft een mens.
De mens die zichzelf defineert moet zich bewust zijn evenzeer uit het tegendeel te bestaan.
Deze erkenning doet recht aan de totaliteit van de mens, potentieel tot alles in staat. In plaats van definieren kun je de vraag ook open laten en stellen:
We weten niet wat een mens is, een mens is nooit af.
Elk mens is slechts een poging, een mogelijkheid in evolutie of degeneratie.

De mens is een ondefinieerbaar wezen.

Mikado-chaos


Het verschil tussen een lukrake ‘mikado chaos’ en harmonische orde is simpelweg het verbinden van de losse eindjes.
Bij mensen ligt het nog wat eenvoudiger, die verbinding is er al, of je het leuk vindt of niet.
(Filosofie van de directe ervaring gaat altijd voorbij aan iets wel of niet leuk vinden.)
Verbinding ligt in het voelen, zodra je geen verbinding voelt zit het hoofd in de weg, denken is een goed voorbehoedmiddel tegen het voelen.
Denkbeelden staan grotendeels ten dienste van het ontkennen
van die onmiskenbare verbinding en hanteert graag het omgekeerde bewijs:
Zie je wel, we zijn niet verbonden dus mijn denkbeelden kloppen.
Voelen staat in een kwaad daglicht, met voelen zou je geen land kunnen besturen. Inderdaad, de wereld zou geen landen meer kennen.

Gelukgekte

Op de glasbak vond ik Japans porselein, een drakenpotje.
Als kind hield ik al van draken, van oosterse draken.
De europese draak is een kwaadaardig wezen dat verslagen moet worden, Sint Joris had er zijn handen vol aan.
Dinosauriërs konden mij bekoren, maar toen ik de oosterse draak ontmoette vielen die in het niet.
Dino’s waren dood, deze draak was springlevend in mij.
De oosterse draak is een geluksdraak, een ongrijpbaar, vluchtig wezen, paradoxaal, onvoorspelbaar, creatief.
Je klimt op zijn rug en je maakt een vlucht.
Heeft de oosterse draak je eenmaal ingepalmd dan is de geest uit de fles, totale gekte ligt op de loer.
Gelukkig is de draak nergens bang voor.
Geluk en gekte liggen dicht bij elkaar, gek van geluk is de draak. De oosterse draak weet dat er niets te verliezen is.
Sommigen zullen het een monsterlijk potje vinden en dat is het ook. Een draak is een monster, weerzinwekkend prachtig.