Blinde ambitie

Altijd op een onbewaakt ogenblik vroeg men aan het kind wat het later wilde worden, net als het in zijn spel verdiept was. Het kind kon zou gauw niets bedenken. Het wilde nooit iets bepaalds worden, kon het niet onbepaald blijven? Het zweeg in verlegenheid. Als ze doorvroegen of het net als vader slager wilde worden, verzekeringsagent of bij de vrijwillige brandweer knikte het kind met een zogenaamd deemoedige glimlach om er vanaf te zijn.
Waarom zou je eigenlijk iets willen worden, was het niet al genoeg dat je er was? Het kind voelde zich tekortschieten, kennelijk mankeerde er iets? De volgende kindervriend vroeg aan het kind welke dromen het droomde.
‘Ieder mens moest toch een droom hebben om na te jagen..’, dat was hun vaste overtuiging. Als het kind dacht aan het leven van deze mensen en aan de droom die ze leefden dan voelde het een lichte huivering. ‘Als je geen droom had dan had je leven toch geen doel, geen zin?’
Dat dit leven misschien zelf wel een droom was drong kennelijk niet tot volwassen dromers door, dacht het kind, verzonken in het spel. Het kind kon geen andere droom in zich ontdekken dan de vastberaden wens om alle dromen te doorzien.
Het begon zich bij alles af te vragen; ‘Is dit nu werkelijk?’ Het kneep zich in de arm. Meestal was de pijn in zijn arm werkelijker, en de wereld mooier.
Gelukkig waren er enkelingen die niets van het kind vroegen. Ze lieten het kind met rust.
Ze leken niet te dromen, ze bleven juist zo lang mogelijk wakker om hun mooiste verhalen te vertellen, van hen leerde je luisteren. Één zinnetje uit een verhaal was het kind altijd bijgebleven;

‘Om wakker te worden uit deze droom kun je je ogen beter sluiten’.

Misverstand van zaken

Het is niet zo eenvoudig vast te stellen wat een feit, een afspraak of een mening is.
Het zogenaamde objectieve ideaal is vaak niet haalbaar omdat het altijd een subject die iets objectief vast stelt. Wikipedia lijkt uitkomst te bieden, er staan voorbeelden van feiten en meningen:
Het regent , is een feit.
(Met deze kanttekening dat regen tijdgebonden en lokaal is, het regent niet overal en permanent, relatief objectief dus, maar niet onomstotelijk vast)
Het is rotweer, is een mening.
(Als het een orkaan is die je huis vernietigd zou je dat toch bijna als objectief feit kunnen zeggen dat het rotweer is…?’)
Gras is groen, dit is een feit aldus wiki.
(Ik zou dit eerder rangschikken onder de afspraken: we hebben afgesproken dat we deze kleur groen noemen, in verschillende talen heet deze kleur weer anders en kleurenblinden zullen deze kleur nooit als zodanig zien. Het is maar een handige aanname dat we deze kleur allemaal hetzelfde zien…misschien zien we allemaal andere nuances?)
Gras ruikt lekker, is een mening zegt wiki.
(Dit is niet eens zozeer een mentale mening als wel een zintuiglijke waarneming. Voor deze ene waarnemer is het een objectieve waarneming die toevallig subjectief als aangenaam wordt ervaren)
De lonen zijn te laag, hier zegt wiki: dit is een mening, want er is geen norm voor te laag!
(Als iemand met een normale veertig-urige werkweek niet in zijn basisbehoeften kan voorzien en kun je best objectief vast stellen dat het loon te laag is.)
De penguïn is een vogel, dit lijkt evident een feit.
(Al lijkt het mij ook een afspraak, kenmerk van een vogel is dat die vliegt, een penguïn vliegt niet. Maar hij legt wel eieren. Inderdaad, maar dat doen slangen en schildpadden ook)
Deze voorbeelden zijn natuurlijk eenvoudig en vrij onschuldig, maar als dit soort
simpele zaken al niet zo eenduidig te bepalen zijn hoe moeilijk wordt het dan bij complexere zaken en begrippen.
De wereld is een afspraak in taal en die afspraak moeten we steeds weer bevestigen en duidelijk maken om zeker te zijn dat we elkaar echt verstaan, anders berust de wereld op een misverstand van zaken.

Pildikte

Ben je naar een drie uur durend epos geweest, blijkt dat alleen het voorfilmpje je bij blijft, met die onvergetelijke ‘kleefhanger’.
Vervolgens ga je natuurlijk nooit uren in het donker zitten om de hele veelbelovende film te bekijken. En als je het per ongeluk toch doet dan laat wederom het voorfilmpje meestal de meeste indruk achter. Het invullen door anderen heb ik eigenlijk altijd irritant gevonden. Speelgoed dat zo ‘net echt’ is dat de verbeelding wordt doodgehongerd. Of het voorkauwen van volwassenen van ‘hoe het leven is!’ Gaap…
Liefst hadden ze je hele leven voor je ingericht tot een netjes gemeubileerde hel, compleet met kastje en muur.

Ligt je boekenkast ook niet vol ongelezen meesterwerken waarvan de achterflap
de meeste indruk achter liet? Hou je daarom zo van poëzie, omdat die ultrakorte vorm
je eigen verbeelding doet opleven en voeding geeft in plaats van die dikke pillen waarin elke scheet breed voor je wordt uitgemeten. Dikke pillen bieden natuurlijk nooit genezing, ze verdrijven alleen de tijd.
Zou het komen door je talent om je snel te vervelen of is het gewoon genetisch bepaalde luiheid?
Hoe dan ook, vanaf nu lezer ben je genezen van de dikke pillen, van tijdrovende epossen. Je bent nooit ziek geweest. Het was symptoombestrijding zonder symptomen.

‘Wat vindt je beter het boek of de gelijknamige film?’
‘De verbeelding vind ik het best!’
‘Lees je dan nog wel?’
‘Af en toe een gedicht en een ontmoeting met een echt gezicht!’ (Dialoog uit het voorfilmpje van de film die ik nooit zag)

Vlinderambitie

‘Het is helemaal niet erg dat men je niet begrijpt’, zei de vlinder.
‘Onbegrip maakt ongrijpbaar’
‘Wie wil er nu gegrepen worden?’
‘Het is een twijfelachtig voorrecht voor een vlinder om te worden ontdekt?’
‘Ze delen je in bij een bestaande soort of je wordt als geheel nieuwe soort geregistreerd’.
‘Als hoogste onderscheiding krijg je een speld door je rug gestoken, je wordt op karton geprikt als representatief exemplaar.’
‘Laat mij als vlinder ontsnappen aan aandacht.’
‘Laat mij maar zeldzaam en naamloos fladderen, iedereen is al bekend en gedetermineerd’

Autobiografictie

Iedere overeenkomst met bestaande personen, dieren, planten, dingen, gebeurtenissen, plaatsen, tijden. berusten louter op doelbewuste opzet of lukraak geluk.

Het ik is een verhaal, autobiografictie.
Elk zelfbeeld is een verhaal.
Wat je wereldbeeld ook is, het is een verhaal.
Wat je godsbeeld ook is, het is een verhaal.
Waar kom je vandaan, is een verhaal.
Waar ga je naartoe is een verhaal.
Keer terug naar de aanwezigheid van voor je het verhaal maakte, van voor je het beeld vormde. Terug naar tijdloze zijn van voor de praatjes en plaatjes de wereld gingen vervangen. In het niet weten wat je ziet, in het niet weten wat je meemaakt beleef je de hergeboorte van de belevingswereld. Is er een andere wereld dan de belevingswereld?

Gouden slang

Photo: Jelle Touw copyright 2017

‘Onze schoorstenen roken allang niet meer’, vertelde de natuurgids in de IJsselse uiterwaarden. ‘Ik ben zelf telg uit een geslacht stenenbakkers…
hier werd het boerengrauw en hardgrauwe klinkers gebakken en natuurlijk bakstenen.’
‘Door de opgeslibde rivierklei te oogsten uit de tichelgaten kreeg het rivierwater in de uiterwaarden meer ruimte.’
‘Waterberging heet dat…natuur, cultivering en industrie kunnen dus heel goed samengaan’ ‘Mijn voorvaderen waren keiharde zakenmannen, steenrijk werden ze, nu zijn we weer straatarm.’
‘Natuurmonumenten heeft ons landgoed opgekocht…de vervallen steenfabriek is nu industrieel erfgoed, het mag nu door de natuur worden overwoekerd.’ ‘Het interesseert niemand, want wat valt er nu aan een steen te beleven… maar de hele ‘Amsterdamse School’ is uit deze rivierklei opgemetseld!’

Later bij de koffie in het bezoekerscentum spreek ik hem onder vier ogen. Terwijl hij uit het raam kijkt mijmert hij voor zich uit:
‘Als kind kreeg ik de misbaksels…geen lego voor mij, maar misbaksels, daarmee bouwde ik
torens… mijn ouders dachten dat ik schoorstenen bouwde, maar het waren waren uitkijktorens’ ‘Hoe dat zo?’ vroeg ik hem.
‘Op een zondag was ik als achtjarige in de schoorsteen geklommen, helemaal naar boven…
het was schitterend daar, voor het eerst zag ik de gouden rivier kronkelen door het eindeloos
groene land…alles werd klein in mijn ogen…was alsof de hele wereld opeens in mij paste…!’

‘Een geweldige ontdekking voor een kind’, beaamde ik.
‘Het passen was dus puur een kwestie van afstand nemen!’ zei hij met stralende ogen. ‘Een andere dimensie opende zich, de ‘verste verte’, daar moest ik naartoe!’

‘Beneden waren ze mij kwijt…paniek…ik zag ze daar beneden als kleine diertjes rondhollen en schreeuwen waar ik nou toch was…ik hoorde alles wat ze daar beneden over mij zeiden’

‘Moeder was helemaal in tranen toen ik opeens tussen hen uit de schoorsteen afdaalde…vader was boos…ik moest beloven; nooit meer naar boven!’
‘Ik ben nu zevenenzeventig…zo werd mijn mooiste ervaring vermengd met het drama van de volwassen wereld’
‘Ik moest daar nooit bij gaan horen bij die wereld, dat werd mij toen wel duidelijk… ik zou de rivier gaan volgen, die prachtige gouden slang’.

Of…en hoe hij de rivier is gaan volgen weet ik niet. De volgende excusie stond al voor de deur. Maar dit verhaal van de rivier is hem gevolgd, zijn leven lang tot deze dag.

Barista 2.0


Barista zou het beroep van de toekomst zijn.
Zo was hem voorgespiegeld. Hij hield zelf helemaal niet van koffie, maar een beetje aan de bar hangen leek hem wel wat.
Na een vijfdaagse Baristawork-out was hij plots een gelovige. Barista was geen beroep maar een roeping, een zaak van eer.
Als een commando van ’the special forces’ bereidde hij het hele scala, van de moccacino lento, de macchiato presto tot de esspresso sublimo. Zijn baas prees hem de hemel in, maar attendeerde hem erop dat hij bij het serveren een zachte glimlach diende toe te voegen om de klant in te leiden in een goddelijke koffie-ervaring. Dit bleek te veel gevraagd.
Hoezeer hij zijn best ook deed, er bleef een verbeten ernst op zijn gezicht te lezen. Er bleven half lege kopjes staan, klanten betaalden zonder fooi.
‘Ontspan nu eens!’ had zijn baas hem wanhopig toegeschreeuwd toen de zaak leeg liep. Hij was verstijfd van schrik naar huis gegaan. De volgende dag had de baas een leuke frisse studente opgedoken om de kunstwerkjes uit te serveren. Ze nam gracieus alle complimenten in ontvangst.

Definiërende dieren

De vis slaapt op de rug van de zeeschildpad…dat is onmenselijk!
Maar nu eerst de logica:
Logica is een omnivoor wezen met vreemdsoortige ontlasting:
Mensen die zich onmenselijk gedragen worden beesten genoemd. Het verachte beestachtige gedrag is echter bij dieren niet terug te vinden. De mens is een dier dat dieren eet, dus de mens is een kannibaal. Kannibalisme mag niet, het komt voor onder mensen, maar het is niet menselijk hoewel het menselijk gedrag is.
Gezonde kannibalen eten alleen vegetarische mensen, maar dit terzijde. De mens is ver boven dieren verheven, want dieren eten elkaar op. Een verheven mens doet dat niet, hij eet alleen bepaalde dieren op. Een goudvis, koalabeer, poes of hond opeten is ondenkbaar.
Mensen die dat wel doen zijn onbeschaafd, onmenselijk, beestachtig. Dieren die mensen opeten worden afgemaakt, dat is ondenkbaar omdat het dier de mens daarmee tot dier degradeert, want dieren mogen alleen dieren opeten.
De beste definitie van de mens is;
Het dier dat bepaalt welk ander dier er al dan niet mag worden opgegeten noemen we een mens, met de strikte voorwaarde dat hij zichzelf niet opeet, dat zou tegenstrijdig zijn.

Voorstel: Laten we het definiërende dier definitief opeten, dat zou logisch zijn.
Inmiddels eet de vis het schild schoon en slaapt nog wat…

Loze hoek

De spin lijkt al zo oud als het huis. Ik meen haar al jaren te kennen. Ik weet niet hoe oud spinnen worden, ik noem haar tante Godot. Ze wacht tot de dood in haar web vliegt, dan heeft ze weer iets te eten. Door de dood te eten leeft ze eeuwig.
Mijn vrouw beweert dat het mijn moeder is. We wonen hier al vierentwintig jaar.
Onze bejaarde spin opzuigen kan ik niet over mijn hart verkrijgen. De hel is een stofzuigerzak.
Met eindeloos geduld spint ze steeds een nieuw web in de kamerhoek tegen het plafond. Het ritueel van het weven en mijn ritueel om het web te verwijderen heeft onze levens verbonden.
Ik gebruik al jaren hetzelfde stokje dat inmiddels is aangegroeid tot een grijze dot, suikerspinrag. Tante is kennelijk niet van plan te verhuizen naar een ander hoek van de kamer, ze is honkvast. Wij gebruiken die loze hoek toch nergens voor.
Nadat ik besloot het web niet meer weg te halen heb ik tante Godot niet meer gezien.
Misschien heb ik de zin uit haar leven verwijderd; steeds een nieuw web maken in plaats van blijvend tegen een oud web aankijken. Vaker dan voorheen treft mijn blik in het voorbijgaan de lege loze hoek. Ik betrap mij erop dat ik op haar wacht.
Wie noemt zijn huisspin dan ook tante Godot?

Rituelen hebben een verborgen werking die je pas ontdekt als je
het ritueel nalaat.

Som der delen

-Wat bazelde je nu weer over rituelen Bor, dat soort achterhaalde vormen van bijgeloof heeft de moderne mens toch niet meer nodig?

-Dat valt te bezien. Het zijn allemaal uitvindingen van de mens die in het verleden een regulerende functie hebben gehad. Je kunt niet het kind met het badwater weggooien en dan gaan klagen dat er geen nieuw leven meer is.

-De mens is toch steeds meer maakbaar, wat is het probleem?

-Het moderne menselijke dier kan de weelde niet alleen dragen, daarvoor zal hij boven zichzelf moeten uitstijgen. Hij zal bovenmenselijk moeten worden.

-Welke weelde bedoel je?

-Daarmee bedoel ik de weelde van de maakbare almacht. Die weelde is in handen van een mens niets minder dan een een vloek. Om die weelde te dragen is er iets bovenmenselijks nodig, iets dat boven de mens uitstijgt.

-Waarom is almacht een vloek?

-Omdat het regelrecht tot zelfvernietiging leidt.

-De mens zal zichzelf moeten disciplineren door zich vrijwillig te onderwerpen aan iets groters dan hijzelf.

-Wat zou dat dan wel moeten zijn?

-Wat dacht je van; ‘Het geheel dat meer is dan de som der delen?’

-Hoe bedoel je, welk geheel…er is toch helemaal geen geheel…?

-Dat bedoel ik juist; dat is de huidige toestand; als iedereen zichzelf belangrijker acht dan de ‘som der delen’ ontstaat er nooit meerwaarde, dan zal er slechts fragmentatie plaatsvinden.

-Vrijwillige overgave, belachelijk!

-Natuurlijk, het is namelijk heel natuurlijk, de hele natuur onderwerpt zich aan de zon en aanbidt haar door in haar licht te gaan staan. Alleen de mens presteert het om vloekend en tierend te klagen over het slechte weer.

-Je bent wel het zonnetje in huis Bor!

-Ik klaag niet over het weer.