Pleister


Schilderij, Diego Rivera, Mexico 1931

Wij werden achter onze ruggen om ‘de familie kaktus’ genoemd, gedempt gekonkel alom.
Een pijnlijke geschiedenis die onze ruggen heeft vereelt, zoals bij de schildpad het geval is.
Misschien kwam het omdat we kaal waren, nagenoeg haarloos, een enkel eenzaam sprietje daargelaten. Wanneer wij ergens binnentraden bevroor onmiddellijk de atmosfeer, waarna een besmuikt gegniffel zich met tegenzin verspreidde. Een genetische speling van het lot liet onze hoofdhuid onbegroeid.
Inderdaad, ook onze moeder. Is het niet eigenaardig dat kaalte op een vrouwenhoofd een exotisch fenomeen blijft, zogenaamd onvrouwelijk, terwijl het mannenhoofd er mannelijker van schijnt te worden.
Als kaalgeborene miste ik nooit de haardos die ik bij anderen zag. Pas op het moment dat ik werd uitgescholden, uitgejouwd en uitgelachen begreep ik dat er iets aan mij ontbrak.
‘Kale cactus!’, heette ik.

Mijn moeder was een trotse vrouw, nooit overwoog ze ook maar één moment om haar kaalte te verbergen onder een pruik. Ze toonde overal onverveerd haar ‘kale kets’, zoals mijn vader liefkozend zei als hij over haar bol aaide.
Des te vreemder dat ze mij wilde beschermen tegen de onverholen minachting en agressie van de ons omringende haardragenden. Talloze pruikjes kocht ze voor mijn arme hoofd. Eerst mutsjes, petjes, hoedjes, daarna kwamen de haarvlechtwerken. Vanwege mijn snel groeiende schedel moest ik ieder jaar een nieuwe haarprothese. Als ik in bed lag pulkte ik de lijmresten van mijn hoofdhuid. Tot mijn veertiende ging dat door. Gelukkig kreeg ik toen exceem op mijn hoofd.
Wat een bevrijding, ik zag er niet uit, beschilferd.
Mijn hoofdhuid aan de frisse lucht blootstellen voelde alsof het uit de gevangenis was ontsnapt. Mijn moeder legde zich er schoorvoetend bij neer. Acceptatie is de pleister op alle wonden, al blijft het lang najeuken. Nu was onze hele familie kaal. Het leek er achteraf op dat ik het laatste verweer was geweest tegen de totale kaalslag. Ook het exceem verdween. Een verademing; ik hoefde het niet meer goed te maken.
Nog altijd heb ik een zwak voor de egel onder de planten, ze voelen aan als familie.

Ford Europa

‘Rijdend door Holland zie ik rivieren van blik traag en braaf door oneindig laagland gaan’, zong ik opgetogen over ons nieuwe motorische vermogen.
We hebben een nieuwe oude auto. Een Ford Europa. Eerst reden we een aftandse Honda Mondeo. Die was goedkoper dan de gelikte Fiat Nirvana, vanwege wat onschadelijke indeukingen in het koetswerk.
We moesten trouwens wel, want onze sjoemeldiesel werd terecht verboden in onze vervuilde binnensteden. Onderweg naar Rommeldam bleken we opeens ‘persona non grata’. Later kregen we spijt want de Nirvana reed wel op gas. We konden wel laten ombouwen maar dan konden we beter een auto leasen. Achteraf goed dat we niet op gas rijden want Gronings gas zal peperduur worden. Liefst reden we electrisch, maar de Opel Popeye is helaas nog onbetaalbaar en niet tweedehands te krijgen.
De Ford Europa was onverkoopbaar, kanariegeel en qua vormgeving een verwarring van stijlen, alsof de ontwerper…(verzin zelf maar een metafoor)
Voor een appel en een ei kregen wij hem mee. We doopten hem meteen de ‘Kanarie’. Volgens mijn vrouw zien we er niet uit.

Gisteren vlogen we door de inktzwarte nacht naar huis.
Mijn vrouw merkte opeens op;
‘De kanarie in de kolenmijn, ken je dat begrip?’
‘Nee, vertel…hou me wakker, die wegsnellende streepjes hypnotiseren mij!’, zei ik.
‘In de mijnen namen de mijnwerkers altijd een kanarie mee!’
‘Wat om te zingen?’
‘Nee, om te sterven als er giftig gas in de mijnschachten hing, het tere beestje viel dan van zijn stokje, bij wijze van alarmmelding’
‘Wat een beeld zeg…stel je voor, een hele kanariehandel…als alarmsysteem!’
‘Ja, en een mijnwerkershelm die permanent in die ondergrondse hel naar dat zieltogende beestje zit te kijken!’

De Ford Europa liet een roodlampje gloeien ten teken dat hij dorst had. We stopten om te tanken.
‘In deze postmoderne tijd zouden ze gewoon een plastic kanarie op een stokje lijmen’, zei ik onder het tanken.
‘Precies, of gewoon onsterfelijke kanaries kweken!’.
‘Lieverd, je hebt diesel in de Kanarie gegooid!’ , merkte mijn vrouw droogjes op.

De pomphouder hielp ons om de maag van de kanarie leeg te pompen.

Bananendans


‘Waarom zou ik gaan stemmen?’ , zong een galmende stem door holle de bovenkamer.
‘Ik heb al genoeg van wat ik niet nodig heb’ ,zong een tweede stem, terwijl een derde stem inviel met;’Ik wens niets anders dan de som der delen’
Het klonk driestemmig als een fugaweefsel. Uit de hoeken van de bovenkamer traden
overrijpe bananen tevoorschijn, elk met een sonore alt. Te midden van de bovenkamer voerden ze een dansje uit. Alsof ze samen een trosje wilden gaan vormen. Het was op z ’n minst een curieus schouwspel voor een doordeweekse dag. Toen ze waren uitgedanst vroeg ik ze op wie zij zouden willen stemmen.
‘Wij stemmen niet voor onszelf, maar wij willen aan hen die geen stem hebben een stem geven’.
De tweede banaan nam het over; ‘Luister, wij fruitachtigen hebben al lang stemrecht, maar de fruitvliegjes…wie komt er voor hen op?’.
‘Precies,’ zei de derde banaan, ‘zij hebben ook recht op een volwaardig leven als wezen!’
‘Daarom’, ging de eerste banaan weer verder, ‘daarom stellen wij niet alleen onze stem aan hen beschikbaar, maar ook ons overrijpe lichaam schenken wij aan de fruitvlieg!’.
‘Hoe komen jullie zo opofferingsgezind…’, vroeg ik verwonderd, ‘zo empathies met wezens die baat hebben bij jullie bederf en ondergang?’
‘Het is uit dankbaarheid, meneer….wij hebben een prachtig leven gehad en nog steeds,’ ‘Wij leven indachtig de woorden van onze grote leider die ooit zei;
“Aan elke rotte appel zit wel een goed stukje, gun dat stukje aan anderen, dan is de wereld een paradijs!”

Plots was de hele bovenkamer weer leeg, de hoeken hadden zich weer gesloten.

Honda


Als kind hield ik al van vormgeving. De oude Volvo met haar hondekop en kattenrug was mijn favoriet, zo aaibaar. De Snoek, de Kever en de lelijke Eend met twee paardenkrachten vond ik ook prachtig. Opvallend veel automobielen heten naar dieren, de Jaguar, de Chevrolet Impala, de Panda, de Wesp (Vespa) en de Bij (Ape)… Ik wacht eigenlijk nog op de Landrover Bever en de Mercedes Mensch.

Anderzijds hou ik ook van mijn hond omdat hij een kop heeft als een oude Volvo.
Wie ooit in een Citroën DS heeft gereden weet hoe deze ‘Snoek’ door zijn hoeven kan zakken en kan opstijgen alsof hij zwevend over wolken rijdt ( denk aan de snoek die zweeft onder de waterspiegel) , onderwijl spint de motor als een tevreden poes.
Het ‘lelijke’ model 2CV rijdt waggelend als een eend en de VW-motor snort weer als een meikever.

Mijn hond, op zijn beurt houdt niet van onze auto. (het is inderdaad geen Honda)
Bij het zien van de auto wordt hij acuut depressief. Hij sleept zich onwillig en dodelijk vermoeid voort, verzint allerlei uitvluchten om niet de auto in de moeten. Soms loop ik onze auto voorbij en dan zie je hem plots weer vollopen met levenslust. Vief huppelt hij verder naar de eerstvolgende geurpaal om zijn communicatienetwerk te updaten.

Zijn we thuis, zit ik op de bank in een boek te neuzen, parkeert hij opeens met kracht zijn snuit tussen mijn knieën. Alsof iemand zijn fiets in het rek zet. Mijn aandacht is gewekt en hij zakt op de grond, voor een onderhoudsbeurt.
Ik ben zijn monteur. Voor verstuikingen, spierpijn, doornen en teken meldt hij zich bij. Ons huis is een hondengarage; “Au Petit Chien”.

Rokje


De emancipatie van de menselijke bovenlip zou zeer gebaat zijn met een kleine genetische aanpassing. Iedereen heeft recht op een snor, ook vrouwen en kinderen. De bovenlip is een onzeker lichaamsdeel dat wel enige aankleding kan gebruiken. Een rokje van haar kan die onzekerheid fraai maskeren.
Snorren zouden de samenleving ingrijpend kunnen verbeteren. Louter zelfverzekerde mensen zouden het straatbeeld onherstelbaar kunnen verfraaien, met een snor als ornament. Welbeschouwd kan de mensheid gezien worden als een overbodig ornament op de bovenlip van moeder natuur, louter voor de sier.

Pareidolia

Photo copyright Saar&Jelle Touw 2017

 

Fotografen zijn jagers. Ze schieten met hun oog op de voortvloeiende werkelijkheid.
Pas als de werkelijkheid als een verstijfd beeld voor ons ligt kunnen we haar goed bekijken en er iets in zien. In wolkenfirmaties kunnen we allerlei dingen zien of in gespiegelde inktvlekken zoals bij de Rorschachtest. Sommige fotografen zijn zo alert dat ze een voortsnellende zweetvlek weten vast te leggen.
Bovenstaande foto is gemaakt door Saar Touw, inderdaad familie van. Hoe zij werkt
weet ik niet, maar ik vermoed dat ze een beveiligingscamera heeft gehackt om deze foto te bemachtigen, tenminste dat dacht ik toen ik deze foto zag.
Het gaat om de zweetvlek op de rug van de hardloper. Saar zag er eerst een hondekop in,daarna een vrouw. Ze vond het zo mooi dat ze de renner achterna ging om de zweetvlek vast te leggen, alsdus haar vader Jelle. De renner wilde dat niet en begon te zeuren over privacy, daarna maakte Saar zich uit de voeten. De wegrennende vrouw schijnt dus Saar te zijn, vader Jelle bleef staan en schoot de foto, perfect koppel.
Bij nadere analyse in het lab leek de zweetvlek omgekeerd op een soort lijkwade van Turijn maar dan met de afdruk van een aliën, een soort E.T. In de psychologie wordt dit soort beeldprojectie pareidolia genoemd.
De Rorschachtest is in de ban gedaan door psychologen die zichzelf graag als wetenschappers willen zien. Ze ageren er heftig tegen met ;”Psychology is science,
not witchcraft!” Daarmee lijken ze te miskennen dat de hele psychologie één en al projectie is en identificatie met die projecties. Het zien van dingen die er niet zijn leidt tot de werkelijke realisatie van die dingen. Dat is de verbeelding waar iedere creatieve daad mee begint.

Paard

-Bor, wat haalde je gisteren nu weer voor een archaïes begrip van stal…de ziel…?

-Niks van stal meneer, de ziel galoppeert als een wild paard zonder teugels over de eeuwige jachtvelden. Zonder ziel blijft er van de mens niet veel anders over dan een wandelende betaalautomaat!

-Nu chargeer je toch weer, Bor, de postmoderne markt geeft jou toch alle kansen…

-Ja zeker, om je tot een automaat te ontwikkelen, om je mechanisme aan te passen aan wensen van de markt. Wel, die ‘buitenkansjes’ laat ik graag aan mij voorbij gaan.

-Maar Bor doe je jezelf dan niet te kort, ontwikkeling is toch goed?

-De maakbaarheid heeft als doel om de mens af te maken, perfect als een robot. Maar perfect is dood, dus dat afmaken kun je heel letterlijk nemen. Ik leef graag nog even onvoltooid verder…als je het niet erg vindt.

-Wat heb jij toch met het onvoltooide, laatst had het ook weer over het onbedoelde…?

-Het onvoltooide houdt de mogelijkheid van evolutie open en die evolutie voltrekt zich
altijd spontaan en organisch. Dat is wat anders dan de doelbewuste mechanische ontwikkeling van maakbaarheid.

-Dus de mens zonder ziel is een wandelende betaalautomaat?

-Als je niet oppast wel, je ziel moet daartegen in opstand komen, sabotage is een noodzaak. Kijk, geld betalen is tot daar aan toe, maar je moet met je leven betalen, je ziel inleveren.

-Nou, het zal toch wel loslopen?

-Het systeem dwingt jou om in de kaart te leven, berekend, consumerend, gehoorzaam. Maar ik zeg je, er is geen leven in de kaart, er is alleen leven in het gebied. Het gebied waar de ziel als een wild paard zijn manen laat wapperen.

-Weer dat paard, Bor je lijkt wel een indiaan!

-Inderdaad, mijn ziel is de ziel van een indiaan.

-Het is niet goed afgelopen met de indianen.

-Nee, dat klopt, maar ik eindig liever als uitgestorven diersoort dan als automaat.

Ziel


Waarom koopt de duivel zo graag zielen op?
Omdat de duivel zelf geen ziel heeft.
De arme duivel loopt zonder ziel onder zijn arm te zoeken.
Op zoek naar iemand die zijn exemplaar wil inruilen voor wat kortstondige lust die voor geluk moet doorgaan.

Met het doodverklaren van god dacht ‘de verlichting’ klaar te zijn, want het probleem duivel was ook meteen opgelost.
Geloof mij dat ik niet geloof in god of duivel, het zijn projecties van de geest, maar ze representeren wel degelijk wezenlijke krachten in ieder mens. Het goddelijke kan heel goed zonder god en het duivelse kan zonder duivel.
Het naïeve wetenschappelijke geloof in het rationele ontkent simpelweg dat er in ieder mens een goddelijke en duivelse mogelijkheid schuilt. Beide mogelijkheden staan permanent klaar om zich te manifesteren.

De ironie is dat het ontkennen van het duivelse juist de zwarte kant versterkt, een duivelse truc. Zo kan het duivelse zich verbergen in het onderbewustzijn en elk moment onbewust toeslaan. Het miskennen van het duivelse en goddelijke leidt tot een zielloze wereld. De ‘verlichte wetenschap’ verklaart ook de menselijke ziel dood, dat is zielig.

‘Wat is die ziel dan?’ , vraagt mijn zoon van acht ongelovig.
De ziel is het enige wat een mens levend maakt. Het is de levende aandacht waarin de hele belevingswereld verschijnt. Het scheppende vermogen van die aandacht is zowel goddelijk als duivels. Goddelijk als je die aandacht erkent en gebruikt, duivels als je die aandacht ontkent en je laat gebruiken. Dit scheppende vermogen kan zowel creëren als vernietigen. De waan dat de ziel niet bestaat levert de waanzin op die we dagelijks in het nieuws zien.
De ziel herkennen we in alles wat ons kan bezielen.
Eveneens een projectie van onze eigen ziel en als zodanig direct te ervaren.

Bijproduct

We horen een zangkoor uit Letland. Ze zijn al twintig jaar bij elkaar. Behalve om concerten te zingen gebruiken ze hun groep ook als een zanglaboratorium. Ze zijn permanent bezig om samen onbekende mogelijkheden van de menselijke stem te onderzoeken. Elk onderzoek resulteert in een verdieping van de muziek. Verdieping betekent hier dus uitbreiding van
de zee van mogelijkheden. Die zee is geen afgebakend iets, maar in voortvloeiende evolutie.
Het koor laat boventoonzang horen die ze van een traditionele Zwitserse bergzanger hadden geleerd. Elk koorlid zingt één grondtoon die steeds andere boventonen voortbrengt. De hoogste boventonen vormen lukraak een hemelse melodie, het toevallige resultaat van hun samenzang en samenzijn. Dit verschijnsel is alleen mogelijk door afstemming op elkaar. De dirigent vertelt dat er in elke grote stad van de Baltische staten een concertzaal staat waar twintigduizend mensen in samenkomen om samen te zingen. Zonder publiek dus, alleen maar deelnemers. Iedereen kan zijn stem laten horen en deel hebben aan de samenklank.

Ik dacht, dit is democratie in zijn meest zuivere vorm. Als het doel samenleven is dan is afstemming de levende praktijk.
Voor we naar de stembus gaan zouden we beter eerst leren om samen te zingen en ons leren af te stemmen op een hoger doel. Samenzijn genereert meer dan de som der delen. Het markt-economisme reduceert mensen tot betaalautomaten, wie niet betaalt is geen mens.
Het hemelse kost niets, zingen is luisteren naar het resoneren. Wat gratis is is onbetaalbaar.
Stel je voor: een concertzaal als een gonzende korf waar twintigduizend mensbijen zich afstemmen om te kunnen uitzwermen over de wereld.
Honing als bijproduct.

Naamdagen


Beste maandag, bloem van de week, nog in de knop.
Als dag der dagen maakt je velen van streek en van de kaart,
je bent het begin van al het geploeter en gedoe.
Kers op de taart ben jij.
Helaas heeft niemand heeft zin in jou.
Ze zijn der dagen moe. Met hun verkeerde been uit bed
begint de week onwerkbaar. Na de waandag volgt minstdag,
loensdag, zonderdag, mijddag, flaterdag, en ondag.
Gelukkig begint dan de week opnieuw als een bloem met zeven bladen;
Gaandag, winstdag, wensdag, wonderdag, blijdag, schaterdag, zoendag.

Zijn we geen eendagsdieren? Leven wij niet steeds dezelfde naamdag?
We sterven elke avond van de slaap en worden dagelijks herboren.