Zitzinnen

Wat zit je nou te….. ?

Ik wil weten hoe het in elkaar zit.

Waar zit je dan over in?

Nee, het zit wel goed…

Hoezo, zit het dan in de weg?

Ach, laat maar zitten, het….

Nee, zeg op, waar zit het hem in?

Zit je wel goed in je vel?

Ik zie het nog wel zitten, maar iets zit me niet lekker!

Wat voor iets zit er dan in de weg?

Zit me niet zo op m’n nek!

Ach, ik zit alleen maar te vissen naar….

Nou, het zit aan de ene kant wel lekker, maar iets zit me dwars.

Bedoel je bezit?

Ja bezit, misschien is dat het?

Ah, daar zit hem de kruks!

Ik bedoel, bezit stoelt toch nergens op?

Zit je me voor de gek te houden?

Nee hoor, het zit wel snor.

Zit niet zo argwanend te kijken.

Dat zit nou eenmaal in m’n aard.

Bezit is een lui achterwerk, volgens mijn grootvader.

Soeperen


Photo: © Jelle Touw 2017

Ober, mijn soep lijkt wel geschift…!

Dat is ook de bedoeling meneer, smakelijk eten!

Hoe bedoelt u, smakelijk?

De schifting is geheel volgens het recept.

Maar het smaakt zo apart…ik bedoel dit is toch niet te eten!

Dat klopt, deze twee ingrediënten stoten elkaar zo af dat u de smaken apart van elkaar kunt proeven. In het nieuwe koken draait het niet om het eten, maar om het proeven!

Jajaja…maar dit is toch geen combinatie, bitterzoet met zuurzout…?

Inderdaad, tot nu toe was dat geen combinatie omdat schiften niet onder de toegestane bereidingswijzen viel, regelgeving.

En nu mag het dus wel, van Europa?

Ons hele kookconcept is op schiften gebaseerd, waar voorheen smaken werden vermengd houden we ze nu zorgvuldig apart, het vereist wel een gedegen kennis van stoffen met afstotende eigenschappen.

Ach, vandaar dat het complete periodieke systeem hier aan de muur hangt!

Inderdaad, u krijgt meer smaken voor uw dure geld, elk chemisch element heeft haar eigen smaak. Wij verkopen geen maaltijden, maar wij verschaffen smaakervaringen.

Wel een aparte benadering, bijna scheikundig.

Absoluut, wat u zegt, scheikundig….’ons nieuwe kookconcept’ is afstoten om wille van de meeste aparte smaken.

En de klant mag proefkonijn zijn?

Die vergelijking gaat enigszins mank, meneer…proefkonijnen eten gratis.

Slurfkunst

‘Ik rotzooi maar wat aan’, zei Karel Appel ooit.
Appel liep zelf ooit als een losgeslagen olifantsstier door de porseleinkast van de beeldige kunst.
Zoiets zul je een slurfkunstenaar nooit horen zeggen over zijn eigen werk.
Slurfkunst behoeft geen ondertiteling.
Mensen projecteren hun eigen ambities graag op hun kinderen, dat is bekend in het ‘oerwoud der beschaving’ (F.Wildesheim)
En vaak projecteren ze die ook op andere onschuldige dieren. Zoals in dit geval; de Thaise olifant die kennelijk kunstenaar moet worden in de ogen van de trotse ‘ouders’…. Pappa en Mamma Mens.
Gelukkig heeft het slachtoffer een dikke huid en speelt het spel ruimhartig mee in ruil voor een trosje bananen.
De flamboyante kunstolifant kwast behendig het canvas vol met slurfachtige curven.
Zijn partner doet op de achtergrond alsof ze bevallig poseert. Het wordt uiteraard een naaktportret.
De olifant is zelf al een kunstige speling van moeder natuur, waarom zou die zich moeten bewijzen als kunstenaar?
Wat een fantasie is er nodig om zoiets wonderlijks als een olifant te ontwerpen, olifantasie?
De slurfkunstenaar schijnt trouwens ook heel verdienstelijk trompet te spelen, vooral als hij op ramkoers ligt met zijn omgeving.
Een dubbeltalent dus.

Tweegeenheid

Het is moeilijk te bevatten, dat de spiegel leeg blijft ook al lijken er twee boeddha’s
te zien, te zijn.
Een plus een is geen.
De spiegel geeft een projectie weer van dat wat kijkt.
In het menselijk oog vindt dezelfde projectie plaats van een wereld die ons aankijkt.
Hoe je dit ook bekijkt, je ontkomt niet aan het inzicht dat er zonder bewust zijn er niets te zien valt. Noch de projectie in de spiegel, noch de projectie in het oog.
Een plus een is geen, nul, benulzijn.
Dit fenomeen doet zich voor bij elk zintuig.
Zonder zintuigen geen waarneembare wereld.
Een wereld van wederzijdse projecties.
Wat heeft hier benul van?
Het onbevattelijke…
een mooi woord voor: ik weet het niet.

Op grote voet

Ik ben geboren in een te groot lichaam.
Voor de babyvoetjes die ik nooit had kon mijn kleine moeder geen schoentjes vinden.
Ze hield mijn beentjes warm met ovenwanten. Zeggen dat mijn lichaam mij niet past zou ondankbaar zijn, maar het zit echt te ruim, het slobbert om mij heen als een veel te wijde tent. Op school altijd de grootste van de klas en al gauw groter dan de meesters en juffen.
Soms heb ik het gevoel dat mijn lijf een hele menigte zou kunnen herbergen.
Kortom, ik loop mij een ongeluk van de ene uithoek naar de andere.
Met ‘ik’ doel ik natuurlijk op mijn arme ziel, die dat hele lichaam in haar eentje moet opvullen. Alsof je in je eentje een kasteel bewoont, en dat zonder personeel.
Dat klinkt als een slappe weeklacht, als een luxeprobleem…
Leven in een te groot lichaam valt, geef ik toe, nog mee in vergelijking met leven met een groot lichaam in een te kleine wereld, want je stoot je de godganse dag aan alles en nog wat. Alles knelt, je kunt geen kleding vinden, stoelen zijn te laag, bedden te klein, deuren te smal.
Die pietepeuterige buitenwereld is letterlijk niet te hanteren. Je eet noodgedwongen met de opscheplepel uit een emmer om je ergste honger te stillen.
Maar het meest vermoeiend is nog wel de medemens. Je bent permanent bezig om al die kleine mensen gerust te stellen omdat ze schrikken van jouw monsterlijke afmetingen. In het begin nam ik ze nog wel eens als kleine kinderen op schoot, maar dat maakte ze nog banger.
Panisch riepen ze om hun moeder.
Als je in een te groot lichaam woont ga je onwillekeurig toch steeds meer mensen mijden. Je probeert je klein te maken en de binnenruimte te bemannen met zelfbedachte deelpersoonlijkheden,
om wat aanspraak te hebben.
Sommige buitenmaatse lotgenoten laten zich tentoonstellen als bizarre bezienswaardigheid, maar dat gaat mij te ver. Je bent toch geen rijksmonument of openbaar kunstbezit?

Wegwerk

Een van de langste dingen op aarde door de mensch gemaakt is ‘de autostrada’, toch ziet vrijwel niemand dit ding onder ogen, laat staan het gehele ding. De platgereden slang van asfalt, lang en vertakt als een rivier.
Waarnemen vraagt rustige traagheid.
Een snelweg is niet bedoeld om bij stil staan.
Of je moet het geluk hebben om pech onderweg te krijgen. Dan pas sta je noodgedwongen stil dankzij je haperende voertuig. Zo ontdek je dat de weg ook een eigen leven leidt door gewoon daar op haar plek te blijven liggen. Ze ligt daar te weerloos te verweren in weer en wind. De zon teistert haar huid van asfalt, die zwelt en slinkt door temperatuurwisselingen tot ze hier en daar barst en openscheurt. Lijdzaam ondergaat ze
de ondankbare weggebruikers die haar platrijden.
Dat is het bijzondere van het bovenstaande ‘Wegwerk’, een weggedeelte is uit de snelweg weggesneden en aan de muur van het museum tentoongesteld.
Het Wegwerk reist rond over de kunstwereld. Dit is de poëzie van de kunst. Een stukje snelweg op vakantie. Ze is zelf mobiel geworden.

Formule

De slak is geen formule1-coureur.
Zijn leven is geen trage race.
Hij kruipt over onze natgeregende ruit,
omhoog. Zo lijkt het. Een doorzichtig circuit.
Geen bochtenwerk of inhaalmanoeuvres,
concurrentie ligt ver achter hem.
Na een uur blijkt de slak weggezakt,
de chauffeur gleed al slapend achteruit.
Zijn helm lag op de grond,
een gebroken slakkenhuisje.
De volgende dag op het raam,
een remspoor van slijm.

Faamblaam

Zeg zaggiedat? Dat was die…dieje …je weet wel.
Wie, wat je weetwel…bedoel je die ene..vanne…
Ja, die ja!
Beroemp vanwege zijn grote bekendheid.
Waar kent jij die van dan?
Nou, van horen zeggen, op televesie.
Maar waar staat-ie bekend om dan?
Nou, dazze veel over hem prate…
Ja gekko, maar wat zegge ze dan over hem?
Nou…dat-ie zo bekend is netuurlijk!
Is het een zangert? Of een schrijvert, wat is-ie?
Hij acteurt geloof ik.
Wat, in echte films?
Nee, in reclamespots…fillems zijn trouwens nie echt echt hoor!
Goh, wissik niet joh!
Nee, weet jij veel soms?
Nou, as ’t hem niet was dan leek-ie der wel verdacht veel op.
Zou het een dubbelgangert zijn dan of z’n tweelingzus?
Zou mij niet verbaze.
Kijk nou, daar gaat-ie weer!
Nou kom op, vraag het hem!
……………..
Zeg assik vrage mag; bent jij het nou…echt?
Ja, ik bent het.
Zie wel Karel hij is het.
Zei ik toch!
Hij is het helemaal… mooi zo!
……..
Over wie hebben jullie het nou?
Over jou toch?
Hoe heet ik dan, zeg op?
………….
Ik ben benieuwd!
We kunnen niet op je naam komen, hoe heet je ook al weer.
Ja, dat gaat ik jou toch niet aan je neus hange, als ik zo wereldbekend ben!
Wat, ben je ’t nou of niet?
Nee gozert, alleen me hoof lijkt erop, verder niks!

Kathedraal

Het bestaan is niet draagbaar,
daar is het te omvangrijk voor,
handen tekort.
Zelfs vele mensheden zouden ontoereikend zijn om het te omvatten.
Men kan hooguit hier en daar wat aaien en strelen.
Het bestaan is buiten gewoon aaibaar.
Kunst bestaat om het bestaan draagbaar te maken.
Dat is de kunst, een kathedraal gebouwd van draagbare bakstenen.
De draagbare lichtheid van het bestaan draagt de beschouwer.

Aanslag

De verleiding is dit: de beste piano ter wereld staat in een museum ten toon.
Je bent pianist, je hebt miljoenen tonen gespeeld maar nooit vond je de juiste toon.
Je weet, deze piano heeft maar één toets waaronder de juiste toon ligt te dromen van een aanslag.
Er staat een bordje bij: Niet Aanraken!
Hoe weersta je deze verleiding?
Door er aan toe te geven natuurlijk.
(ik heb het bordje toch niet aangeraakt!)
Je pleegt de aanslag, weloverwogen
De toets blijkt vastgelijmd.
De enige juiste toon blijkt van…stilte.
Na afloop krijg je een halfjaar museumverbod opgelegd, camera’s registreerden alles.
Het is de derde keer deze maand.
Beelden mogen jou raken, omgekeerd niet.