Wensenberger

Wensen zijn bergbeklimmers…ik kan daar als berggems over meepraten…
Er verongelukken er nogal wat onderweg. Wensen die sneuvelen op weg naar de top.
Ik berg hun onstoffelijke overschotten, mooie, dooie herinneringen voor de dromers in het dal. Hoe ik ze berg?
Hun ijle staat slaat neer op het korstmos, zo berg ik ze in mijn ingewand.
Wensen worden vaak onvoorbereid, ongeoefend tegen de steile bergwanden opgestuurd, zonder proviand.
Die dromers in het dal zijn risicoloos roekeloos, hun dierbaarste wensen moeten het met de dood bekopen.
‘Kijk maar hoe die gemsen zich redden, zonder bagage’ , moedigen de dalblijvers aan.
In werkelijkheid streven wij berggemsen nooit naar één of andere onvruchtbare top.
Wij blijven halverwege rondhangen, daar waar nog iets eetbaars groeit, net boven de boomgrens. Het is een wonder dat een enkele wens nog wel eens de top bereikt.

Toppen worden schromelijk overschat.
Wij gemsen hebben het beste van beide werelden, het middengebied.
Velen zullen de top roemen vanwege het uitzicht.
Maar welk uitzicht dan ook het overtreft nooit het inzicht van de gems, die rotsvast op het gezicht van de bergwand staat.

Lichtwereld


De wereld is een verhaal geschreven met licht.
Geen verhaal in taal, maar een fysiek tastbaar verhaal.
Een hoofdstuk van dit alomvattende verhaal is genoemd naar Darwin, het vleesgeworden verhaal van evolutie.
Iedere levensvorm daarin is een letter, een lettergreep of een woord dat naadloos het
verhaal belichaamt in levende lijve.
Dit verhaal is geen abstractie maar een onvermijdelijke directe ervaring.
Ieder wezen vormt een onmisbare schakel in deze opsomming der delen.
Samen meer dan het geheel.
Dit kun je niet lezen, je kunt het alleen maar leven.

Wat is materie anders dan gestold licht, gevangen in een circulair patroon.
Materie is de enige manier voor het licht om ergens gelokaliseerd te zijn.
Om uit te rusten van de lichtsnelheid. Gekluisterde lichtenergie.
‘Brandstof zijt gij en als brandstof zult gij wederkeren’,

Licht schrijft fysieke geschiedenis, eindeloze variaties van verschijningsvormen zien het licht. Leven heeft geen enkele zin, maar heeft ontelbare zinnen in dit lichtzinnige verhaal. De directe zintuiglijke ervaring licht ons in over alle zinnen van het leven.
Mysterieus dat er geen schrijver is, er is alleen lichtschrift.
Licht schrijft zich, met zich, als zich…lichtwerelden.

Ektorp


Na mijn gevlucht uit Irak leef ik illegaal hier. Bagdad, ‘moederstad van alle steden’ was platgegooid van geweld. Op mijn vlucht leerde ik om onzichtbaar te zijn.
Knap camouflagegedrag, zegt therapeut van Eva. Nooit zat ik in asielcentrum.
Geen procedure voor illegalen.
Ik liet mij dag één opsluiten in Ikea…of nee…insluiten. De beveiligingscensors leerde ik kennen en ontwijken. Ik ken ze van het mooie hotel in Bagdad waar ik werkte.
Overdag had ik niets, zwierf ik wat door steden, ‘snachts had ik alles wat ik nooit kon kopen, een luxe leven. Dan eet ik in het restaurant heerlijk de resten, Gravad Lax met Zweeds appeltaart. Meestal verstopte ik mij voor sluitingstijd onder lattenbodem van de Hemnes bedbank. Daar las ik manuals met veel talen…verhalen van dingen.
Het ging lang goed tot mijn vrouw mij betrapte. Mijn vrouw was van beveiligingsdienst.
Beveiliging waren cipiers van de luxe Ikea-gevangenis. Overdag knikte ik dankbaar naar ze.
Zij vond mij midden in de nacht tussen de hangende tapijten met mijn zaklantaarn.
Ze sloeg geen alarm, de schat…
Ze vroeg of ik het wel kon vinden…alsof ik verdwaalde klant was…hoe ik heette…
Ik zei: Noem mij Ektorp…. het is de bank waar ik heerlijk op slaap.
Zij moest lachen. Ik was bang voor haar uniform zei ik, ze deed het uit en stelde mij gerust. Het is een wonderlijk verhaal deze nacht uit mijn duizend-en-één nachten in Ikea. Na een week werden wij betrapt door haar collega. Ze moest ontslagen weg.
Eva nam mij mee naar haar huis, het stond daar vol met Ikea, ik voel mij thuis zei ik…
Ze zei:’Je mag hier blijven zonder vergunning!’
Ik heb geluk gehad…van Eva.
Mijn Nederlands taal is nog niet goed, ik leerde gebruiksaanwijzingentaal van Ikeaproducten lezen. Nederlands is ordelijke taal, stapsgewijs leer ik mijn leven in elkaar zetten, woord voor woord. Soms hou ik schroefjes over, geef niks.
Ik hou van dit land…ook al begrijp ik niet…daarom!
Soms gaan we nog naar Ikea…om te vieren.

Vreemd gevlieg

‘Schele ogen zien wel dubbel zoveel maar niet beter’, zeiden ze in Sliedrecht, althans
daar hoorde ik deze ‘volkse wijsheid’ voor het eerst.
Tante Hetty was daar woonachtig. Ze loensde nogal. Haar man Wijnaldus
zoog bagger…ik bedoel natuurlijk dat hij werkte in de baggerindustrie.
Hij werd later schathemeltje rijk van bagger, weliswaar niet in Slie maar in Suez.
Van Tante Hetty werd gezegd dat ze ze zag vliegen, achter haar rug. Ik bedoel uiteraard niet dat er zaken achter haar rug vlogen, maar dat er over haar geroddeld werd, wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt. Ik had altijd met tante Hetty te doen wanneer er kwade tongen spraken. Ze zag regelmatig dingen die er volgens anderen niet waren. De macht van de blinde meerderheid.
Ik voelde mij verwant, hoewel ze niet echt mijn tante was. Ook ik zag vaak dingen die niet door anderen werden waargenomen. Het weinige dat ze ooit tegen mij zei was :
‘Je kunt pas echt leren zien met je ogen dicht!’.
Het klonk onheilspellend omdat ze het in mijn oor fluisterde in een kamer vol visite. Het schiep een onverbreekbare band. Daarna keken we veelbetekenend naar elkaar.
Wat voor dingen dan? Dingen, astrale excursies, te toevallige samenlopen, te onwaarschijnlijke gebeurtenissen die ik niet kon thuisbrengen. Ze zouden mij zien aankomen thuis met mijn buitenzintuiglijke waarnemingen. Ik keek wel uit om deze ervaringen met mijn familie te delen. Ik wilde niet hetzelfde lot ondergaan als Tante en daarom trof mij hetzelfde lot. Er niet over spreken veroorzaakt namelijk dezelfde isolatie en uitsluiting als er vrijmoedig over zijn. Tante Hetty was vrij moedig.

Ze zag veel en vaak ufo’s, prachtig ronde lichtgevende symbolen. Carl Gustav Jung duidde deze waarnemingen ooit als ‘het intense verlangen naar goddelijke eenheid’,
zo las ik later. Verlangens kunnen kennelijk zo branden dat ze licht geven in de hemel.
Ik vind dat nog steeds een plausibele optie, dat de sterren helder brandende verlangens zijn.
In wezen is de hemel niets anders is dan een uitbreiding van de belevingsruimte buiten je schedel. Het vreemde is mij vertrouwd, dagelijkse kost.
Natuurlijk praat ik hier met niemand over, dat ik ze zie vliegen. Ik kijk wel link uit.
Wanneer ik naar de hemel kijk zie ik tante Slie oplichten, als een knipoog.
Dan hoor ik haar zeggen:
‘Het draait allemaal om het licht, de rest is bagger!’

Cognitieve dissonantie


Tegen beter weten in doorgaan met iets wat schadelijk is heet met een mooie term ‘cognitieve dissonantie’. Zou het niet beter ‘irreële pretentie’ kunnen heten?
Het lijkt gebaseerd op aanname dat de mens een rationeel wezen zou zijn en op het wensdenken dat een berekenend mens het meest wenselijk is, een vals ideaal.
Overigens niets ten nadele van het ideaal, idealen zijn van nature vals.
Vandaar dat geen mens daaraan kan voldoen.
Het is een feit dat er tal van wetenschappelijk bewezen inzichten zijn die nooit worden toegepast in de levende praktijk. Meestal omdat het geld kost, maar ook omdat men denkt dat het meer geld kost, zelfs terwijl veldonderzoek aantoonde dat dit niet het geval is en dat het zelfs bezuiniging geeft. Één zo’n voorbeeld is het basisinkomen
Zo bezien is de diagnose cognitieve dissonantie maatschappelijk ook zelf weer een cognitieve dissonantie omdat er tegen beter weten in niets mee gedaan wordt.
Het vereist risico om het in de praktijk door te voeren. Bewust risico’s nemen is niet rationeel, dit vraagt om vertrouwen en daar de ratio niet goed in. De ratio is georganiseerd wantrouwen, gebaseerd op angst. Hoeveel onderzoek ook aantoont dat vertrouwen veel effectiever is dan angst lijkt geen impact te hebben. De rationele conditionering maakt zich zo sterk, ze bewapent zich tegen de ‘aanvallen’ van het vertrouwen.

De wapenlobby blijft geloven dat meer wapens de wereld veiliger zullen maken, zo werkt de ratio, berekenend, het levert meer geld op.

‘Waar idealen, zelfbeelden en wereldbeelden instorten daar verrijst een nieuwe belevingswereld gebaseerd op directe levende ervaring’

F. Wildesheim, dagboekfragment uit:’Nalatig Heden’,

Kapoen


Begin oktober was de aantocht van heiligman Kapoen al goed begonnen.
Het merchandise-assortiment lag al ruimschoots in de buurtsupers.
De geneutraliseerde knecht had inmiddels gelukkig helemaal geen kleur meer.
Toch gaf de functieomschrijving nog aanstoot, knecht blijft toch een vernederende term voor een dienstbare werkkracht, een denigrerend residu uit een paternalistisch tijdperk. Men zocht naarstig naar alternatieven:
Neutrale dienstverlener…niet nader omschreven werknemer…waardevrije hulpkracht…
gewaardeerde collega…kadobezorger… Het bekt allemaal niet echt lekker.
Daarom is gekozen voor ‘pakketdistributeur’, handig, want het hele jaar bruikbaar.
Vanuit streng orthodoxe atheïstisch kringen is trouwens ook al geageerd tegen de term ‘heiligman’. Niet onterecht overigens want niets is meer heilig voor de huidige tijdgeest dan het ontheiligen zelf. Een meerderheid heeft inmiddels al geopteerd voor ‘Kindervriend Kapoen’. De term ‘Gutmensch’ kwam helaas niet door de ballotage.
De achterhaalde klederdracht zal worden vervangen door standaard Hiphop-dracht zodat jeugdigen zich beter kunnen identificeren. Het feest is begonnen.

Typen


‘Wat een geinige typemachine is dat joh, gozer…wor je secretaresse soms…net als tante Sjaan?’ , zei ome Bart uit Saarloos terwijl hij voorzichtig met zijn kolenschoppen op de toetsen pookte . Het was een hele toer geweest om een piano het ouderlijk huis binnen te smokkelen, met veel gezeur. Voornaamste tegenargument van moeder was:
‘Maar dat is toch niet voor ons soort mensen weggelegd!’
Oom bleef doortypen, iets van een opera…?
Tante Sjaan zei, ‘Laat Bart maar lullen hoor…weet ie veel…Ome Bart zit wel op de grote vaart , jonge, maar zwemme kan die niet…toch Bart?’
Ik keek met grote ogen op naar die beul van een kerel.
‘Maar ik ken wel watertrappelen als de beste!’, zei oom terwijl hij doortypte…
‘Hij mot trouwens wel gestemp worde…hij is zo vals als een ouwe kraai!’.
De rijnaak van Bart en Sjaan lag in de Maashaven en heette
‘O Sole Mio’, ze wilden graag naar de operette-vereniging maar ze waren nooit lang genoeg in de stad.
Ik vroeg mij sindsdien mij altijd af wat voor mensensoort wij dan wel waren, gedoemd om zonder piano door het leven te moeten?

Erfgenamen


Michael Sowa

Ik was even naar het toilet geweest tijdens het familiediner in ons voormalig geboortehuis. Een gezelschap van erfgenamen.

Het duurde even voor ik besefte dat ik een losse deurkruk in mijn hand hield. Wat had ik gezegd vlak voordat ik de kamer verliet…?
Het enige wat mij te binnen wilde schieten was een onschuldige opmerking over de warme vertrouwdheid die ik met onze butler Ralph voelde…
‘Vinden jullie het ook niet opvallend hoe veel Ralph op ons lijkt..?
, hij heeft zelfs dezelfde kleur ogen!’ , dat was alles. En ik meende het oprecht.

In een poging de sfeer open te breken gebruikte ik de deurkruk als pistool en deed alsof ik daarmee onze butler neerschoot. Ralph was zo wellevend om mijn spel mee te spelen, dat had hij van jongsaf aan voor mij gedaan, niet plichtmatig maar met plezier.
Hij viel gracieus op het afgesleten hoogpolige tapijt.
De fles Champagne rolde daarbij over de vloer en liep in bruisende golfjes leeg als branding op het strand waar Ralph mij vroeger assisteerde met zandkastelen bouwen.

Mijn vijf oudere zusters verzuchtten bijna in koor:
‘Dat jong zal nu ook nooit eens volwassen worden!’
De aangetrouwden gromden instemmend, hoofdschuddend.

‘Sta op Ralph en doe eens normaal, anders ontslaan we je met terugwerkende kracht’! ,beveelde mijn oudste zus.
Mijn zwagers hielpen de grijnzende butler overeind.
Inmiddels werd ik omringd door gedempt sissende zusters:
‘Wat probeer je nu weer te insinueren, waar ben je mee bezig?…we kunnen je onterven, besef je dat wel!…ontoerekeningsvatbaar ben je!…

Verbijsterd incasseerde ik de aantijgingen.
Met zachte dwang werd ik de kamer uitgewerkt.
‘Ben je nou zo naïef of heb je een dubbele agenda, broertjelief!’. Tien ogen van dezelfde kleur keken mij manend aan.
‘……………………………..?’
‘Als Ralph op ons lijkt,… dan lijken wij toch ook verdacht veel op Ralph…’
‘Hoe zou dat nou kunnen…?’
‘Ge bezoedelt de goede naam van ons moeder, god hebbe haar ziel…’ vulde mijn Vlaamse zwager nog aan,

Stilaan drong het warme besef in mij door dat mijn vader nog leefde, mijn hele jeugd voelde ik meer zielsverwantschap met de butler dan met mijn ‘eigen’ vader die meestal op zakenreis was. Wat een heerlijke jeugd had ik genoten, niets gemist.
Het kostte mij nog veel moeite om ze te overtuigen dat ik er nooit iets van had geweten. Ralph was door moeder tot erfgenaam gemaakt op voorwaarde dat hij hun geheimpje zou bewaren.

Rovende roedel


Er is al veel geschreven over het civilisatieproces.
Over het dompteurschap van religie. Hoe God met zijn zweepjes
( de tien verboden ) het wildste dier van de tuin domesticeerde, handtam maakte.
Daar ga ik dus niets over zeggen.
Evenmin zul je mij horen over hoe het gevaarlijkste dier (homo homini lupus) in de tuin zich vermomde in schaapsvacht en zo evolueerde tot ‘Wolf van de Vrije Markt’ ,
dat hoef ik gelukkig ook niet meer te betogen. Dit mag als openbaar geheim algemeen bekend worden geacht.
Wat ik hier verder nog onbesproken wil laten is de wijze waarop de marktwolf nu zichzelf zou gaan beschaven door zich met datametingen aan banden te leggen.
Deze belofte lijkt op de dief die zichzelf gaat beroven van zijn talent om te stelen
…op de brandweer die zijn eigen branden gaat stichten, om nog beter te leren blussen…op de pharmaceut die een nieuw medicijn heeft uitgevonden waar nog geen ziekte voor bestaat, de ziekte komt nog…op de wapenindustrie die floreert bij elke geweldsuitbarsting.
Tot zover het overbodige.

Data zijn geen kennis. Ze geven geen inzicht in het wezenlijke, ze manipuleren symptomen. Data zijn een machtsmiddel in de klauwen van wolven.
Wie zijn data geeft investeert in de wereldwijd rovende roedel.

Tombola


Het waren een ingrijpende operaties geweest, in totaal vijf ingrepen, plastische hoogstandjes. Omwille van discretie noemen we hem hier X naar de onbekende grootheid.
Voorheen herkende men zijn gezicht uit duizenden, te markant om over het hoofd te zien, normaal over straat lopen was een onmogelijke opgave geworden. Overal waar hij zich in het openbaar vertoonde, zelf met zonnebril, petje, snor…werd hij nagewezen, aangeroepen, befloten. Een hitsig gebroed van televisiekijkers omringde hem, die deden alsof ze hem persoonlijk kenden. Wildvreemden, die hem amicaal op de schouders kwamen slaan, bijna agressief.

Feitelijk was X alleen maar beroemd geworden vanwege zijn grote bekendheid.
Op een vreemde manier begon dat aan hem te knagen.
Die buitensporige aandacht die hem ten deel viel stond in geen enkele verhouding tot zijn prestatie… Hij las hardop de presentatie van een autocue voor het programma, dat zo’n beetje het gemiddelde van alles bevatte zodat het de hoogst gemiddelde kijkcijfers scoorde.
Financiëel lachte het leven hem toe…het was alleen geen leven meer in het openbare domein. Was hij een voortvluchtige crimineel die een nieuw leven wilde beginnen? Het enige verschil was dat hij niets gedaan had.
Voor zijn fortuin had hij ook niets gedaan, hij was domweg binnengelopen dankzij zijn markante kop. Hij liep eens binnen in een reclamefilmpje, in een kwisprogramma voor oude bekenden, uiteindelijk mocht hij meedraaien in de tombola van de loterijenreclame…

Op een of andere manier hadden de bladen lucht gekregen van zijn medische behandeling. Zelfs toen hij de kliniek verliet ,zijn gezicht half omzwachteld met verbandgaas, pleisters, zijn huid nog blauw van de bloeduitstortingen, hechtingen,
stonden verslaggevers en fotografen hem op te wachten.
De luizen herkenden hem aan zijn bolide. Daarna, onderweg naar huis had hij het tuig af weten te schudden. Zijn opvallende auto had hij meteen van de hand gedaan.
Eenmaal in het buitenland zou hij meteen een andere naam aanschaffen.
De hele onderneming kostte hem een vermogen.
Hij droomde ervan zijn leven verder anoniem door te brengen.
Om zich als een niemand onder de bevolking te begeven.
Zijn nieuwe gelaat was zo goed geslaagd dat hij er zelf niet aan kon wennen.
Elk onderdeel was perfect, zijn kin, wangetjes, neus, voorhoofd leken alleen niets meer met elkaar te maken te hebben.

Hoe zou hij als het erop aankwam ooit nog kunnen bewijzen dat hij het toch echt zelf was? De enige echte….de onvervalste… wat zou hij nog als bewijs kunnen aanvoeren mocht het ooit nodig zijn? Af en toe spookte het door zijn hoofd…kon hij worden gearresteerd wegens identiteitsfraude?
Soms twijfelde hij echt of hij het zelf wel was…bestond er wel een criterium?