Geen prater

Mijn opa was een vergetelijke man, met name omdat ik hem nooit heb ontmoet. Hij had een voorkomen van wellicht en of misschien.
Ook de verhalen die er niet over hem verteld werden heb ik nooit kunnen onthouden.
Ik weet zelfs zijn naam niet, maar hij had heel goed Arie kunnen heten net als mijn vader. Elke zondag gingen we niet naar hem toe, dat was altijd heel gezellig.
Hij vertelde vaak niets over zichzelf, Opa was niet zo’n prater…net aks zijn zoon. De volwassenen dronken samen geen thee of koffie, als jongste kind kreeg ik dan geen flesje Ranja of gazeuse.
Oma was er nooit bij, zij was al overleden, maar ik zal nooit haar foto vergeten die ik daar nooit op het dressoir van Opa zag staan.
Wat wel leuk was…Opa had geen hondje waar ik mee kon spelen. Gelukkig had ik een levendige fantasie. Het denkbeeldige hondje sprak tegen mij in mensentaal. Het was een slim dier dat al mijn vragen kon beantwoorden. Op een dag had het hondje in de deftige voorkamer geplast en ik kreeg de schuld. Toen moest het hondje weg. Ik had het uit moeten laten in plaats van ermee te kletsen. Daarna wilde ik nooit meer naar het huis van Opa. Veel later probeerde ik de plek waar het stond op te sporen. Het gekke was…het huis dat er nooit stond was verdwenen, maar de plek zelf was ook weg. Ik dacht nog eens aan dat hondje en vroeg aan hem waar de plek gebleven was. Het hondje keek mij trouw aan en zei rustig:
‘Die plek is nergens niet!’

Slaapland

Ik heb nooit geleerd hoe je moet slapen. Niet dat ik de afgelopen halve eeuw niet plichtsgetrouw elke avond braaf naar bed ben gegaan, maar wat ik daar moest doen en hoe is mij tot nog toe een raadsel gebleven. Ik ging er heen uit plichtsbesef. Iedereen moet nu eenmaal zijn steentje bijdragen, dus ik ook.
De slaaplasten moeten wel eerlijk worden verdeeld. Het is natuurlijk een naïeve aanname dat iedereen echt dagelijks zijn slaapafdracht voldoet, maar zonder onbewezen aannames leven is als zwemles in de Sahara.
Ik slaap dus zonder vooropleiding, zonder voorkennis, zonder diploma.
De slag krijg ik dan ook maar niet te pakken. Ik slaap maar raak in het wildeweg en zie wel waar ik uitkom. Vaak verveelt de nacht mij…dan schrijf ik op wat ik had willen dromen.
Men zegt dat je ervan uitrust, maar mij vermoeit het om meer dan drie keer hetzelfde te doen. Sommigen zien slaap als een gratis bioscoop waar ze fragmenten van voorvertoningen zien van films die nog moeten uitkomen.
Het is wel dure tijd die je in die bioscoop verslaapt, leeftijd…

‘Slaap is een dief in de nacht die vrijwel iedereen van zijn leeftijd berooft, blijf waakzaam terwijl je doet alsof je slaapt’ F. Wildesheim

Barbier


Arie Romp is barbier en brouwt daarnaast voor de lol in de Maasstad.
‘Bier brouwen is net als het barbierschap een ‘echt mannedingetje, ja toch?’, zegt Arie.
Oude ambachten leven weer op.
Zijn zaak heet ‘De Gelikte Beer’ ,vrouwen zijn er niet welkom alleen mannen met baarden. Elke nieuwe klant kan zich inkopen in de brouwerij…zo zijn de gebruikers mede-eigenaar van ‘de Bijzaak’
‘de Bijzaak’ is een vooroorlogs gelambriseerd etablissement voor gesoigneerde heren,
strak in het driedelig pak genaaid, Brillcream & Bretels.
‘De Patjakker is een straffe jongen!’, legt Arie uit krabbend aan zijn bakkebaarden,
‘een tripel plus!’
Ik neem een voorzichtig slokje.
‘En dit is de Raddraaier, met winterkruiden, zachter dan de Rampstampert’.
Ik nip van beide brouwsels…’Tjemig…heb je niks lichters?’ , vraag ik.
‘Tuurlijk joh, ik heb ook alcolvrij…hier heb je de Slampamper…een witbier…
een soort gazeuse!’
‘Mijn vader noemde dat Birelli, fanta met bier…wat drink je zelf het liefst?’, vraag ik aan Arie die nu bedenkelijk aan zijn baardje zit te plukken.
‘Ik ga voor de Galbak, met alsem…een absinthsmaak, goed voor de maag!’
‘Hoe veel drink je daar dan van?’.
‘Elke dag een glas na het eten…medicinaal…
‘Klinkt gezond, ik neem er zes mee…en doet er nog een Rampstampert bij!’
‘Hoe komp jij hier trouwens verzeild dan…zo zonder baard?’ ,terwijl hij ze inpakt.
‘Ach, ik loopt een beetje aan het lanterfanten in de buurt’.
‘Nou, doei gozert, ik ziet je!’

Diagnose

Mijn pianostemmer Ger Averkamp is een autoliefhebber, hij sleutelt graag en draait er zijn hand niet voor om even een motorblok te verwisselen dat hij op de sloperij heeft gescoord. Met zijn zwarte smeerhanden van het olieverversen reviseert hij in de tussentijd oude piano’s en vleugels.
Over de meeste ‘patiënten’ die hij bezoekt heeft deze pianodokter een harde diagnose.
‘Doodziek…terminaal!’, zegt hij doodleuk tegen de eigenaar die om een taxatie heeft gevraagd. Ger wordt vaak benaderd door nabestaanden die met dierbare piano uit een erfenis in hun maag zitten.
‘Ik wil hem wel voor je afvoeren, maar ik kan er niks voor geven…anders moet ik er nog geld op toe leggen!’, zegt Averkamp.
Ik was er een paar keer bij dat Ger piano’s moest afvoeren, om te helpen zeulen.
Voor Ger is het de sport om van 3 of 4 afgeragde instrumenten één mooie piano in elkaar te fabrieken.
Zijn schuur staat overvol met zijn eclectische projecten, talloze kratjes met losse onderdelen.
In de tuin onder het afdak staan de gestripte karkassen. Met zijn kettingzaag gaat Ger ze met liefde te lijf. Averkamp bezit de meest luxueuze houtkachel, exclusieve warmte…hij stookt louter illustere merken Blüthner, Feurich, Ibach, Gaveau, Steinbach, Schiedmayer.
‘Het brandt fantastisch….heeft jarenlang gedroogd!’.
‘Voor aanmaakhout kun je het beste hamerkoppen en het mechaniek gebruiken’, zegt Ger terwijl hij de as van zijn piano’s verstrooit hij in zijn groentetuin.
‘Het mooiste hout is wortelnotenhout…hetzelfde hout dat in het dashboard van een Jaguar verwerkt is’, legt hij uit.
‘Zeg Ger, hoe noem je nou zo’n nieuw samenstelde oude piano…welke merknaam hou je dan aan?’ , vraag ik hem….’Steinblüthmayer?’
‘Alles wat deze schuur heelhuids verlaat is een onvervalste ‘Averkamp!’, zegt hij trots.
‘Klinkt goed’, beaam ik, ‘zou je ook een Jaguarmotor in een DAF zetten?’
Zijn ogen glunderen…hij krijgt er meteen zin in.

Duik

Het lichaam voelde aan als een te strak duikerspak.
De begrenzing van een huid benauwde haar.
Alleen wanneer ze in zee zwom voelde ze zich soms vrij worden van haar lijf.
Het water moest dan niet te koud zijn, liefst op lichaamstemperatuur dan voelde
ze zich uitbreiden, dan ervoer ze geen omtrek meer…opgelost in een zee van…wat?
Als kind dacht ze al vaak: ‘het lichaam is een vertragingsapparaat dat de flitsend snelle ziel beknelt’.
Een vaag melancholiek gevoel nam bezit van haar wanneer ze de herinnering opriep aan die voorgeboortelijke staat van zijn…die staat van onmiddellijke communicatie zonder tussenkomst van taal….die staat van licht zijn…een licht dat vliegt zonder vleugels.
Had niet F. Wildesheim de ziel ooit omschreven als ‘het inwonende licht’?

‘Wat’ was ze geweest toen…daar boven dat Griekse strand waar ze hoog opgeheven werd…zwevend in een hemels helder licht, ver onder haar lag ‘het duikerspak’ dat ze had verlaten.
Leek de ziel niet op de wind?
Was het niet de wind die willekeurig welke ruimte dan ook naadloos kon opvullen en bezielen…beademde de wind niet, net als de ziel, alle levende wezens?
Wat kon er beter vliegen dan wind?

Wat was ze op dat moment…een windziel die kon zien?
In de verte zag ze meren op het eiland liggen met een vage roze gloed aan de oevers
die ze niet kon thuisbrengen.
Pas op de terugweg in het vliegtuig las zij dat er een zwerm flamingo’s was neergestreken op het eiland. Als inwonend licht was zij daar boven het strand één en al oog geweest…
voordat ze terug dook in het pak.

Module

Kijk pap, wat een mooie plastic bloem!
Ja, wat een mooie kleuren hebben ze er op gespoten hè?
Ja, en wat ruikt ze lekker…lijkt net echt parfum, als in onze wc.
Kijk eens! Er komt een klein drone-bijtje op de bloem zitten!
Waarom is dat?
Zo meet de drone alle data van de bloem op zodat ze nakomelingen kan produceren uit
de 3-Dprinter.
Wat zijn data toch mooi hè, papa.
Prachtig….zullen we zo een appelpeer eten, papa heeft ze vanochtend vers geprint.
Mag ik hem dan schillen?
Nee, dat hoeft niet…ik heb de appelperen meteen in partjes geprint, zonder pitjes.
….Papa, waar kom ik eigenlijk vandaan…kom ik ook uit de printer?
Nee, mama en ik hebben voor jou de allerbeste genen laten selecteren en
in een reageerbuisje laten opgekweken en toen je groot genoeg was ben je in de
draagmoeder ingebracht om daar verder te ontwikkelen.
Maar, ben ik nu een jongen of een meisje?
Lieverd, dat wilden wij niet voor jou beslissen…dat kun jij zelf kiezen als acht jaar bent,
fijn toch dat je zelf kunt bepalen wat voor lichaam je wilt?
Maar, als ik nou niet weet wat ik wil?
Dan blijf je zoals je nu bent, onzijdig.
Bedoel je, net als onze huisrobot?
Precies, wil je dat?
…Ik wil eerst meer geheugencapaciteit.
Voor je verjaardag krijg je een nieuwe module.
Een lege?
Ja, natuurlijk, wat heb je aan een volle?
Ik hou van nieuwe herinneringen!
Ok, dan krijg je er een content-module van Akasha bij.

Tube

Er is een nieuwe behoefte op de markt gebracht.
Het spul zit in een tube en je kunt het boterzacht
uitsmeren op je tafelblad, iemands neus,
of over een zebrapad, dat is je eigen vrije keus.
Het kan ook op het behang of
op het trottoir, op het strand mag ook,
de duurzaamheid is lang.
Sommigen vinden het raar,
maar dat went vanzelf na een paar tubes.
Een tube per week is afdoende, aldus de overheid.
Het advies is insmeren en inmasseren net zo lang tot het spul
verdwenen is. Het is niet echt de bedoeling, maar als bijwerking krijgt
men er zachte handen van. Verder kan het spul geen kwaad
en is het overal goed voor. Kopen dus!
Smeer het op de daken, smeer het op de maan.
Smeer alles in, het zal nog beter gaan.

Los gehecht

Wat een zandkorrel weet?

Ze weet zo licht en fijn te zijn
dat wind haar vleugels geeft.
Zand weet zich zonder voetjes…
te verplaatsen…korreltje…voor korreltje…
Korrels hebben een hechte losse familieband,
ze zoeken elkaar op in duin of woestijn
zee en wind zijn hun openbaar vervoersbedrijf.
Zandkorrels vergaderen liefst over
fundamentele zaken zoals water en land.
Daarna gaan ze op vakantie, liggen op het strand.
In je schoenen liften vaak korrels mee,
na een wandeling aan zee,
ver van huis komen ze thuis.

Het Hetwoord

Ook al gaat het tegen onze gewoonte in om het hier over
het zelfde te hebben maakt de redactie voor Het een uitzondering,
omdat Het zo’n uitzonderlijk woord is binnen onze taal.
Het is een uniek woord, zo veelzijdig in haar onzijdigheid.
Het kan alles betekenen. Het is het grootste containerbegrip.
Het is het legendarische vat van alle tegenstrijdigheden.

Het wordt evenwel op grote schaal veronachtzaamd en onderschat.
Men ziet Het consequent over het hoofd.
Het zou niets betekenen…
Het zou nietszeggend zijn….??

Het tegendeel is het geval:
Het kan juist van alles nog wat betekenen, zelfs onbepaalde,
abstracte verschijnselen kunnen Het genoemd worden.
Het is beschikbaar voor welke inhoud dan ook.
Het is wellicht het beste wat de taal heeft voortgebracht.

Het is alomtegenwoordig.
Het is een mysterie.
Het is vanzelfsprekend.
Het is wat Het is.

Het

Opeens was Het er. Het was het gesprek van de dag. Een mannetje uit de buurt die zijn hond uitliet had Het bij toeval gevonden. De hond had hem verdoofd naar huis getrokken. Normaal liep hij daar nooit…in een mengeling van lichte paniek en opwinding was hij thuisgekomen waar hij vervolgens urenlang niets anders kon uitbrengen dan: ‘Ach….Tja…hoe moet ik dat uitleggen…ik bedoel…snap je…wat heb ik gezien?..Tja…ach…weetje…’
‘Zeg dan waar je Het hebt gezien, dan gaan we Het bekijken!’ , had zijn vrouw gezegd.
Onderweg bleef de man maar prevelen: ‘Ik weet niet waar ik Het zoeken moet…Het wordt mij allemaal teveel!’.
Als verre buurman werd ik meegevraagd als getuige en ondersteuning.
De man troonde ons mee naar de bewuste plek waar hij Het had gevonden.
Hij wees Het mij terplekke aan…overbodig want Het viel niet te ontkennen, dit was Het!
Zo had ik Het nog nooit bekeken.

De aanblik van ‘Het’ tartte mijn verbeelding…Het was zo totaal anders dan alles wat ik dacht te kennen dat ik mij hier niet aan een beschrijving durf te wagen.

Niemand weet wat Het is…waar Het vandaan komt, zei de man.
Hoe lang is Het al hier? , vroeg ik.
Ik weet niet hoe laat Het was, verklaarde de man.

Het gerucht over Het verspreidde zich snel. Een hele stoet wijkbewoners was ons gevolgd naar de vindplaats.
Men wilde Het met eigen ogen aanschouwen, maar hoe konden ze Het herkennen als Het nergens op leek en Het met niets te vergelijken was…?

Sommigen zeiden: ‘Is dit het nou?’ , ‘Het stelt niks voor’ ,
’Onvoorstelbaar…ik herken Het alleen als onherkenbaar!’
Het nodigde niet bepaald uit tot aanraking of al te dichte toenadering.

Toen Iemand toch te dicht naderde begon Het opeens te praten.
We waren allen met stomheid geslagen omdat Het onze taal sprak:
‘Ik ben Het….Het is nu aan jullie!’, klonk Het.
Er ontstond onmiddellijk een tumult van gekonkel en geroezemoes onder de aanwezigen:
Weet je wat Het is?
Het kan mij niets schelen!
Je wilt niet weten waar Het toe kan leiden!
Het is te gek voor woorden
We moeten Het zeker voor Het onzekere nemen.
Anders neemt Het ons over!
Ja maar, als wij Het niet doen doet niemand Het!
Wat heeft Het voor zin?
Niemand weet waar Het toe leidt!

Het vroeg zich intussen hardop af: ‘Waar gaat Het over?’

‘Het is mij te toevallig’ ,zei de vrouw van de man, ‘Het is vast voorbeschikt!’
Is Het niet wonderlijk?
Ja, Het is buiten gewoon!
Je moet Het niet persoonlijk nemen, Het is neutraal.

We moeten Het juiste moment vinden.
Voor Het te laat is…
Als Het even meewerkt dan kunnen we Het voor vanavond hebben opgelost!
We zijn Het meer dan zat.
Kom, ik zie Het niet meer zitten.
Je moet Het ook niet zo overdrijven.
Pas op jongens, Het loopt uit de hand!
Maak Het nou een beetje, zeg!

Weetje wat Het is, Het is gewoon niet normaal!
Inderdaad, Het moet niet gekker worden.
Waar gaat Het nou eigenlijk om?
Wat heeft Het te betekenen?
Nee, de vraag is: Wie bepaalt Het?
Wie Het weet, mag Het zeggen!
Het is mij een raadsel…

‘Stil mensen!’ ,riep de vrouw, ‘Het maakt zich weer kenbaar’
Het begon weer te spreken, heel zacht en timide klonk Het:
‘Ik geloof Het verder wel!’