Gum

Je vader was een potlood, hij betekende van alles.
Hij schetste zijn wereldbeeld in perspectief, zijn eigen perspectief.
Moeder bepaalde haar kleuren binnen zijn lijntjes.
Zij sleep vader bij tot hij er een punthoofd van kreeg.
In haar neusgaten bevonden zich twee puntenslijpers,
één voor het potlood en ééntje voor het kleurpotlood.
Wat was jij dan? Een invuloefening? Een leeg vel tekenpapier?
Ze hadden jouw leven uitgetekend en ingekleurd.
Klaar om te worden ingelijst, leuk voor aan de muur.

Op een zekere dag heb je alle tekeningen verscheurd.
In de snippers zag je:
‘Er valt niets te betekenen,
gummen betekent ruimte,
god is een gum, god gumt alles open
wat door anderen wordt ingevuld.

Florale motieven

‘Meneer Wildesheim of mag ik Florian zeggen…u schrijft als aforist vaak over de mens…hoe definieert u de mens en …bent u een mens? …wilt u misschien iets drinken’

‘Ja water graag, en hoe u mij noemt is mij om het even…wat was de vraag ook al weer?’ , vroeg Florian Wildesheim monter als altijd.

‘Bent u een mens?’ ,herhaalde ik opgewonden en benieuwd naar zijn antwoord’

‘Ach, wat is een mens?’ , verzuchtte Wildesheim, ‘de mens is een mogelijkheid…
of laat ik het zo zeggen:
‘Je had ook kunnen vragen: bent u een bloem? ,maar wat is een bloem…?
,van vlees en bloed….met huid en haar…?

‘Wat wilt u daarmee zeggen?’

‘Heeft een bloem de mens Linnaeus ooit gedetermineerd als ‘Namennoemer’ , en gecategoriseerd als behorend tot de familie der loslippigen?’

‘Nee, niet dat ik weet…Linnaeus is toch die plantkundige…maar waar wilt u naartoe?’

‘Net als een echte plant wil ik nergens naartoe….ik zeg alleen maar, dat de bloem zonder naam leeft, zonder definitie van wat een bloem zou zijn…ze heet zelfs niet ‘Bloem’…begrijp je?’
‘Waarom zou een mens zichzelf dat wel wijsmaken, zichzelf definiëren, indelen in een afgebakende soort, evolutie is juist niet afgebakend zijn?’

‘Je zou volgens u dus net zo goed kunnen zeggen: ‘de mens is een bloem van vlees en bloed met huid en haar?’

‘Zou kunnen, maar je kunt ook niets zeggen…geen namen noemen…
niet definiëren, niet categoriseren…bloemen blijken zo heel goed te kunnen leven…
een bloem heeft geen identiteit, geen diploma, geen vergunning, geen verzekering!’

‘Suggereert u nu dat de mens evengoed als een bloem zou kunnen gaan leven?’

‘Misschien zelfs beter…de mens zou kunnen floreren. Weet u, het namennoemen staat ten onrechte in een hoog aanzien, maar een naam is geen feit en een feit is geen verklaring…en elke verklaring is hooguit een nieuwe poort naar het mysterie’

‘Goed, laten we even opnieuw beginnen: ‘Bent u dan een bloem?’

‘Dat zou je net zo goed kunnen zeggen of niet…maar hoe dan ook,
pluk mij maar niet, de zon is mij genoeg’

‘U zou anders mooi staan in een mooie vaas!’ ,merkte ik plagerig op.

‘Een lege mooie vaas is mooi genoeg, negeer mij liever…laat mij staan in het open veld van het voorwoordelijke’

‘Wat is dan het doel?’

‘Een bloem heeft geen doel, geen strategie, het is haar oorspronkelijke natuur om zich eenmalig leeg te geven’ , zei Wildesheim resumerend.

‘Kunt u dit interview samenvatten tot een kernachtig aforisme?’ , probeerde ik Wildesheim te verleiden.’

‘Daar begin ik niet aan’ ,zei Florian resoluut, ‘elk samenvatten is een misvatting!…krijg ik trouwens nog water?’

Pas achteraf realiseerde ik mij het verband tussen zijn voornaam en de uitkomst van ons florale gesprek.

Worst zijn

De banaliteit van het kwaad is dat het zo ‘gewoontjes’ is, zo ‘gangbaar’, zo ‘normaal’.
Het meest tot de verbeelding sprekende archetype van dit soort kwaad is de worst.
‘De worst is het icoon van de meest gangbare wreedheid’. Alledaagse kost.
Om een levend wezen van vlees en bloed zo te vernederen door het in zijn eigen darmen te persen. De eigenheid en de unieke vorm van het dier wordt gedeformeerd tot eenheidsworst. De menselijke onverschilligheid daarover wordt treffend samengevat in de uitdrukking:
‘Het zal mij worst zijn’
Het komt neer op het verdingen van levende wezens, het degraderen tot ding.

‘Zolang er worsten zijn zal het menselijk geweld de aardkorst blijven teisteren’

‘Met een mens als dierenvriend heeft het dier geen vijanden meer nodig’

F. Wildesheim

Uitzicht

De bomen gingen tegenwoordig op vakantie naar de evenaar,
ze hadden geen zin meer in de herfst, dat geruk en getrek van de wind aan hun ledematen.
Ook vogels namen in grote getale het vliegtuig richting het verre zuiden en de vissen?
Die zwommen in optocht naar de Himalaya om de top te beklimmen. Ze hadden lang genoeg onder zeeniveau geleefd vond de maanvis.
Een oude plataan kreeg al gauw heimwee en verlangde naar bladval en winterstorm.
De vogels zaten op een kluitje vlakbij de zuidelijke luchthaven te wachten op vervoer. Wie nog zelf vliegen kon vluchtte naar stillere oorden, om het gezang verstaanbaar te maken.
De eerste vis die de top had bereikt verklaarde:
‘Laat mij eigenvinnig verdrinken in een oceaan of desnoods in een vijvertje, ik heb hier niets te vinden dan dorst, maar wat een uitzicht!’

Bergruimte

We leven in het dal, waar anders?

Het dal bergt veel ruimte,
feitelijk is het dal de voet van die enorme berg ruimte,
waarin ook planeten als bergen zweven.

Zelfs in atomen ligt het dal besloten.

Wat doen mensen in het dal anders dan piekeren over de top halen?
Mensen denken dat ze bergen zijn, maar ze zijn niets dan dal.

Niemandal.

Wat is mooier dan dal zijn,
bedding te zijn voor een beekje?

Niets?

Nergens is het dal afwezig.

Een wonderlijke bestaansgrond:

alom tegenwoordig dankzij afwezig zijn…

Gids

Rare jongens waren het, maar wel hele rare, volgens de DSM-gids dan. Bradley Graanoogst wilde beroemd worden, desnoods vanwege grote bekendheid. Ze bedoelden het niet slecht, welnee, juist niet, ze waren volgepropt met goede bedoelingen. Naar school gingen ze niet…nog niet…ze wachtten op een herplaatsing. Op het pleintje vonden ze elkaar om rond te hangen. Casey Boonstra had ADHD volgens de gids. Iedereen herkende zich wel in de zelfportretten die de gids schetste.
De jongens herkenden zich moeiteloos in de kenmerken van elke afwijking. Afwijkingen…dat waren ze, maar wel heel bijzondere. Ieder op zich hadden ze een unieke mélange van diverse aandoeningen. Alsof het om een mengsel koffiebonen ging, zorgvuldig gebrand en op de juiste maling. Zo had het leven deze jongens met een uitgelezen samenstelling van smaken toebedeeld. Leonardo Quack was gediagnosticeerd autist, met een vleugje ODD, een zombie, maar als hij geen medicatie slikte gewoon een bijzondere jongen.
Beestjes waren ze, en beestjes moesten nu eenmaal een naampje hebben. Een naam waar ze naar moesten leren luisteren, anders waren ze niet te handhaven binnen het bestel. PDD-NOS had zijn naam ingeruild. De jongens noemden hem Nossie. Hij vatte het op als een eretitel. Wat betekent NOS eigenlijk had Bratt gevraagd.
‘Not Otherwise Specified’ , had Ronaldo meteen geantwoord.
Wat dat dan verder te betekenen had wist niemand.

Alleen op het pleintje voelden ze zich vrij om te zijn.
De straat zou hun gids zijn.

MB52

Onlangs zijn de BVD-archieven van het geheime project MB52 vrijgegeven. De ondergrondse bunker van waaruit dit project destijds werd geleid is integraal opengesteld voor onderzoekers. Het hoofdkwartier zag er uit alsof het op een dag plotsklaps is verlaten en verzegeld, naar aanleiding waarvan is nog niet duidelijk.
Om kort te gaan: Project MB52 draaide om het laten infiltreren van modelburgers in de burgermaatschappij, bij wijze van criminele preventie. Deze vertakking van de criminologie kreeg na de oorlog ruim baan, alles was er na de oorlog immers op gericht om elk kwaad uit te roeien, alle beschikbare middelen daartoe vond men toen geoorloofd. Het idee was om het verschijnsel normaliteit te standaardiseren en te implementeren in een doorsnee staatsburger, een modelburger. Deze gemiddelde mens zou anoniem als voorbeeld gaan dienen binnen de burgermaatschappij om het volk dat het niet zo nauw neemt van een richtlijn te voorzien.
De opleiding tot modelburger was intern en vond plaats in een staatsinrichting van de veiligheidsdienst.
De tot nog toe enige bekende casus betreft ‘modelburger MB52’.
MB52 leidde een onberispelijk leven, uitte nooit een onvertogen woord, hij bleef ten alle tijden voorbeeldig normaal.
Om zijn voorbeeldfunctie goed te kunnen uitdragen moest MB52 zich natuurlijk permanent in de publieke ruimte begeven en zorgen dat hij steeds mediabelangstelling genereerde om zijn voorbeeldfunctie uit te dragen.
Het MB-vademecum ligt nu ter inzage voor onderzoekers. Dit handboek staat vol lichtende voorbeelden van gemiddeld en voorspelbaar gedrag, gangbaar uiterlijk, gematigde standpunten, onopvallende gewoontes, doorsnee kleding…kortom het alledaagse als camouflagemiddel.
Het handboek leest als een mierzoet en braaf relaas over de ideale staatsburger.
MB52 werd geleidelijk gillend gek van het altijd maar normaal te moeten doen voor het oog van de natie. Er ontwikkelde zich in hem een onweerstaanbare aandrang om de meeste onvoorspelbare bokkensprongen te maken op elk denkbaar gebied. Eerst ontspoorde hij nog in de private sfeer, maar steeds vaker gaf hij zich over aan uitspattingen die tot openbare schandalen hadden geleid als de BVD niet op tijd het hele project in de doofpot had gesmoord.
Het is goed om te weten dat MB52 niet de enige modelburger is geweest. De precieze aantallen ontbreken vooralsnog, maar het moet toch om duizenden gevallen gaan. Modelburgers zijn een vergeten groep in onze samenleving.
Velen hebben zwaar geleden onder de jarenlange hersenspoeling. Ze werden monddood gemaakt door contractuele zwijgplicht die de BVD hun afdwong. Uitblijven van erkenning laat de pijn van de voormalige modelburgers onnodig lang voortduren. Het vreemde van de MB status is dat ze anoniem opereerden, maar dat iedereen ze achteraf wel herkent.
Misschien bent u er zelf wel een?
Doet u wel eens normaal zonder dat u er zelf erg in hebt?

Embouchure

Lars ‘Wicky’ Hammerson begint elke ochtend om zeven uur stipt aan zijn revalidatietraject door ijverig natuurtonen op zijn mondstuk te oefenen.
Na zijn spectaculaire crash op het circuit van Bahrein, de satansbocht, deden zijn benen het niet meer. Toch wist hij tijdens het inferno van de crash rotsvast dat hij zou terugkeren in het Formule-1 circus. Zijn armen waren nog sterk genoeg om de G-krachten in het stuur te bedwingen. Met de techneuten van zijn racestal hadden ze een soort rietje ontwikkeld waar je in kon blazen om gas te geven, door te zuigen remde je af.
De nieuwe gadget werkte bijna beter dan zijn benen, de eerste trainingstijden waren veelbelovend. Hammerson blies zich naar een toptijd, zeker voor een auto-atleet met een dwarslaesie. Alleen het in en uittakelen vond Hammerson vervelend, maar eenmaal ingeklemd in zijn bolide ervoer hij een aangenaam soort claustro-euforie.

Het ging nu alleen nog om de fijnafstemming. Non-stop oefende Lars met het trompet-mondstuk op zijn embouchure, alles hing nu af van de juiste lipspanning.
Uit verveling begon Wicky terwijl hij al revaliderend op bed lag allerlei rare deuntjes na te spelen op zijn trompet.
Zijn personal trainer Günther Weibe merkte op dat Hammerson een dubbeltalent had, behalve racen kon hij nu ook trompetspelen als een gek.
Een half jaar na zijn terugkeer in het racecircus werd Wicky Hammerson gevraagd om in het modern jazzkwartet van Blokey Wilkins te komen spelen, daar speelde hij in een noodtempo de meest krankzinnige experimentele noten, zonder te crashen.
Wicky ontwikkelde een eigen blaastechniek waardoor hij ook op de inademing trompetgeluid kon produceren, hetgeen nogal buitenaards klonk.
Hij was met terugwerkende kracht dankbaar voor die fatale crash…had hij anders ooit
zijn muzikale talent ontdekt? Soms dacht hij: wie weet wat een volgende crash mij brengt?
Het enige wat bandleider Blokey hem af en toe influisterde was:
‘Don’t blow all the time ‘Wick’, gimme a break, you got to suck a bit more…at least sometimes!’

Marsmannetje

Als een kip zonder kop
of een Marsmannetje
aan de randstad denkt,
ziet ze intensieve menshouderijen
horizonbreed tussen asfaltrivieren staan.

Smalle groenstroken voor de vrije uitloopmens,
de biodynamische 12-granen scharrelmens
die als vrijetijdsbesteding in volkorenkleding
fourageert om de productietijdnood te verhogen.

De meest uitgemolken mensdieren
kunnen in het losloopgebied
nog even op verhaal komen
voordat hun ineffeciënte genen
er gefaseerd worden uitgekloond.

Toegewijd

“…Ach Sfnoqk, ach allerzwachtelste in der zwevendste hemelwijk.
Uwer befaming vermonkelt aller blamen tot wolst!
Uw winstbevogeling geboort ons tot verheden verpulst.
Moog die minstgeringste piezelkruim verhoogzegend zijn…”

‘Met dit ochtendgebed begonnen de Boiknezen hun dag’, aldus
Per Sjørholm, de Narvikse postbode die zich geroepen voelde het
eeuwenoude manuscript uit de IJslandse Boiktapi-cultuur te vertalen.
Het zeewierschrift liet zich niet makkelijk decoderen zoals bovenstaand citaat laat zien.

‘Een duistere tekst vol onvertaalbare begrippen die alle ruimte aan de wildste speculaties bieden’, vertelt Sjørholm in zijn eenvoudige fjordwoning.
Een markante figuur…vrijwel het gehele gezicht van Per is witbehaard, alleen zijn voorhoofd en rode appelwangetjes schijnen door het haar heen.

‘Toch laat die laatste frase van het gebed niets te raden over’, vervolgt de vertaler zijn betoog, ‘het toont aan dat in de dingloze samenleving der Boiktapi het minste geringste de hoogste eer bewezen werd!’
Sjørholm blijkt zichtbaar aangedaan door zijn constatering.

Als ik hem vraag naar wat hem zo ontroert, legt hij uit:
‘Er zit iets heel moois in het eren van het minste geringste… waarom weet ik ook niet
goed…in het eerbetoon gaat het wellicht niet om datgene waaraan eer wordt betoond maar om de daad van het eren zelf!’
Aan het eind van het vraaggesprek informeer ik naar de vertaling…hoe ver hij nu gevorderd is. Per begint te glunderen en te lachen.
‘Ach, het is mijn levenswerk geworden, maar… misschien gaat het ook hierbij meer om het vertalen dan om datgene wat onvertaalbaar is!’