Koude zaak

Rechercheur Sigurd Godowsky was een grote zaak op het spoor, misschien wel de grootste zaak uit zijn carrière: het geval G. ,het beroemdste cold case-scenario.
De verdachte had Godowsky haarscherp in het vizier, binnen no-time had hij hem opgespoord.
Kleine bijkomstigheid was dat de verdachte al in een graf lag in het Duitsche plaatsje Röcken, Sachsen-Anhalt. Maar dit soort details konden Sigurd niet afschrikken.
De bekentenis was er feitelijk al, de verdachte had immers verklaard dat een zekere G. dood was. Dat het lijk nooit gevonden was vond Godowsky wel een vreemde bijzaak, maar omdat de verdachte Friedrich N. er zo publiekelijk mee te koop had gelopen zag hij toch aanknopingspunten voor vervolging.
Zijn mediamieke gave had Godowsky van zijn IJslandse moeder georven, spreken met de doden was voor hem even vanzelfsprekend als benzine tanken voor zijn antieke Opel Kadet. Menig misdrijf had hij via deze paranormale weg opgelost.

Staand aan het graf las hij inwendig hardop de gebeitelde inscriptie van de verdachte,
bij wijze van uitnodiging voor een goed gesprek. De verdachte geest had geen idee dat het om een ondervraging ging. Godowsky begon het verhoor op ontspannen toon:
‘Waar was u toen u de dood van G. vaststelde?’
‘Gewoon thuis’ antwoordde verdachte N. doodleuk.
‘G. kwam dus geregeld bij u thuis?’ ,vroeg Godowsky amicaal.
‘Nou, geregeld? ,ja…ik had G. dus voor een eerste ontmoeting uitgenodigd…maar hij is nooit komen opdagen’.
‘Bent u G toen gaan zoeken…misschien kon hij uw huis niet vinden?
‘Nee, het was al laat en ik ben er maar van uitgegaan dat G. dood was’.
‘Vindt u dat niet een enigszins voorbarige conclusie?’
‘Tja, dat weet ik niet, het had toch zo geweest kunnen zijn?’
‘Had u G daarvoor dan ooit ontmoet?’
‘Eh…nee, ik had de beste man nooit eerder ontmoet!’
‘Hoe weet u dan of G. überhaupt ooit heeft bestaan?’
‘Nou ja….omdat iedereen over G. sprak en omdat G. in ieder dorp of stad wel een huis op zijn naam had staan, hij leek mij een soort vastgoedmagnaat, dan mag je toch wel veronderstellen dat G bestaat…op papier dan toch op z’n minst.’
‘Er is nooit een stoffelijk overschot gevonden meneer N. en dat is toch in de eerste plaats een vereiste om iemands dood vast te stellen!’
‘Ik had dus moeten zeggen dat G. vermist is?
‘Ja, dat zou iets beter de lege lading hebben gedekt’
‘Maar als G. nooit heeft bestaan dan is het toch vrij moeilijk voor hem om te overlijden?’ ,zei N. nu weifelend.
‘Dat kun je wel stellen..een niemand kan immers nooit overlijden.’
‘Misschien ben ik dan toch een beetje onzorgvuldig geweest in mijn formulering?’ ,erkende N. schoorvoetend.
‘Dat lijkt mij nogal een eufemisme voor een gelauwerd professor in de philosophie…is het niet een doodzonde in uw vakgebied?’
De dode bleef nu zwijgen als een graf.

‘Nog één vraag dan: hoe dacht u te weten dat G. een man was…?’
‘Mijn moeder had het altijd over hem, als over een vader…een vader die nooit thuis was…, ik heb mijn vader altijd overal gemist en gezocht…op het laatst was ik zo wanhopig dat ik mijn vader meende te zien in Turijn, in de gedaante van een ezel…ik heb hem omhelsd en verschrikkelijk gehuild’ ,daarna bleef het stil.
Sigurd Godowsky kreeg een steek in zijn hart, door de tranen heen bezag hij het graf van de eeuwig eenzame. Het beeld vervloeide als een rivier. Sigurd voelde een golf van mededogen voor de verdachte.

Nummer

Onze goede vriend Jørgen Faerholm, musicoloog met specialisatie ‘Vlaamse Polyfonisten’ ,werd helemaal gek van DJ Planktons zomerhit…hoe heette ‘t nummer ook al weer? Als musicoloog ergerde hem de willekeur van zijn geheugen.
Waar hij zich die zomer ook bevond, overal jengelde dat verschrikkelijk synthetische mopje, in de supermarkt, bij de tandarts, op het strand, bij de apotheker, bij de buurjongen, vanaf de bouwsteiger… met zo’n hit had je geen geheugen meer nodig.
Het nummer denderde vanuit de opgepompte auto’s die langsreden. Hij wist niet eens hoe deze geluidsvervuiling heette…verdiende dit soort auditieve lulligheid wel een naam?
Faerholm begreep heel veel hedendaagsheden niet. Waarom noemden ze muziek een nummer? Waarom duurde een nummer minder dan 3 minuten en waarom moest dan tot vervelens toe worden herhaald? Waarom had deze nummermuziek geen duidelijk slot, geen midden en vaak ook geen begin? En waarom zat er geen meerstemmigheid in, nooit transponerend naar andere toonsoorten?
Waarom zagen auto’s er tegenwoordig uit als te hard opgepompte walvissen op wielen? Waarom en hoe kwam hij nu weer op deze idiote vergelijking?
DJ Plankton reed zelf ook een Ford Boulima, dat had Faerholm zelf ongewild op het journaal gezien. Planktons succes werd breed uitgemeten. Zelfs het Koninklijk Concertgebouworkest was bereid gevonden om vanuit marketingoverwegingen met de gevierde DJ in zee te gaan. Samen zouden ze die ‘Vier bejaarde Jaargetijden’ van DJ Vivaldi eindelijk eens naar een hoger plan tillen en tegelijk even een nieuw jeugdig publiek aanboren of heette dat ‘doelgroep’.
‘Hoe heette dat nummer nou toch?, Faerholm kon het niet uitstaan, alleen die naam DJPlankton stond in zijn geheugen gebeiteld als betrof het een grafsteen.
De zoekmachine bracht verlossing: ‘Kril’ , waar sloeg dat nu weer op?
Dat dit Kril-deuntje van vier noten in je kop bleef hangen werd als bewijs van kwaliteit gezien, wat je meteen kon nafluiten was domweg geniaal. Zou het omgekeerde dan ook gelden? Een niet nafluitbare melodie kon dan nooit wat zijn? Als een melodie uit meer dan tien noten zou bestaan werd het moderne geheugen al overbelast, laat staan van een voortmeanderende ‘unendliche melodie’.
Het fenomeen van de ongewilde herinnering begreep Jørgen niet. Dingen die je dolgraag zou willen onthouden onthield je niet, maar zaken waar je liefst nooit kennis van had genomen bleven tot vervelens toe doorzeuren.
Nu drong zich steeds weer dat beeld op aan het strand waar hij ooit, op die bewuste najaarsdag naar die aangespoelde walvis was gaan kijken. Temidden van de rouwende menigte was het dier ontploft. De stank was niet te harden, menigeen zat onder de smurrie.
Herinnering is een vreemd dier dat zomaar ongevraagd strandt op een bewuste kust.

Rusp


Er is een nieuw universum ontdekt. Een vers universum zonder ruimte.
Wat meteen in het oog springt is dat ook de materie geheel afwezig is.
Dit nieuwe universum heeft dus geen afmeting van betekenis.
‘Stel je toch eens voor zeg…geen afmeting!’.
‘Het wordt evenmin beheerst door het verschijnsel tijd, daar is immers afstand voor nodig’. ‘Nou dan weet je wel hoe laat het is’ , verzucht kosmologisch onderzoeker Egon Rusp, ‘het is volkomen onlogisch…maar is er wel buitengewoon stil’, doceert de geleerde ,’er zit nergens lucht tussen…onkosmologisch stil…hoor dat?’

‘………………….!!’

‘Nee dus, zie je wel! , geen gelazer met een oerknal…trouwens, die oerknal is natuurlijk
een ridicuul concept, want er was toen helemaal geen lucht…dus hoe zou er ooit geluid zijn geweest? , de stilste knal ooit, oer zonder knal dus, maar dit terzijde’
‘Nog afgezien dat er geen oren waren’ , voeg ik vrijmoedig toe.
Rusp loenst instemmend.

Uiteraard zijn er sceptici die de moed hebben om aan hun eigen bestaan te twijfelen die stellen:
‘Of dit vers ontdekte universum echt nieuw is is overigens nog maar de vraag, het zou ook heel goed kunnen dat het altijd al nooit bestaan heeft’
Egon Rusp blijft echter onverwoestbaar opgetogen dankzij dit soort kritiek:
‘Dat zou voor mij genoeg reden zijn om daar te willen leven!’ ,is zijn reactie.

‘Hoe heet het?’ ,vraag ik aan Egon, ‘….het Ruspiversum?’
‘Nee nee, het mag geen naam hebben’.
Fantastische kerel die Rusp, zo’n grote geest en altijd zo bescheiden gebleven.

(Schilderij: Michael Sowa)

Neuzen

Leendert Bultman, boekhoudkundig ingenieur aan de Minervalaan, Oud-Zuid werd er helemaal gek van, tenminste dat dacht hij in zijn kantoor aan huis. Er was natuurlijk nog nooit iemand gek geworden van mooie nieuwe schoenen, integendeel, de meeste mensen leefden helemaal op van vers schoeisel, zeker als ze zo perfect pasten. Waar ze opeens vandaan kwamen begreep hij niet…het ging de hele dag door…mensen aan de deur met schoenen. Of hij ze even wilde passen…wat of precies zijn maat was…hetzelfde paar hadden ze ook in bruin… stuk voor stuk heel beleefde mensen, zo aardig dat ze aan de deur kwamen …speciaal voor hem, dat gevoel gaven ze Leendert. Zulke innemende mensen kon je toch niet zomaar de deur wijzen, want hij liet ze, gastvrij als hij was binnenkomen.
‘Let u maar niet op de rommel, de papierwinkel’.
Dan zaten ze daar gerieflijk in zijn eigen fauteuil met stapels schoenendozen. Waar ze hem mee van dienst konden zijn…en of hij al koffie had gehad? Ze vroegen alles ongevraagd. Voor hij er erg in had hij nog weer een paar broques gekocht.
Daar stond Leendert dan op zijn sokken met een snel gezet kopje koffie voor de schoenverkoper. Zijn eigen ongepoetste schoenen had hij nog even gauw onder de bank weten te schuiven. Wat zou zo’n man anders over hem denken als hij die kale neuzen zou zien?
Het kostte hem de grootste moeite om op een nette manier van deze genereuze aanbiedingen af te komen, vriendelijk maar vastberaden bleven ze aandringen. Dat het toch een eenmalige kans was, zulke kwaliteitsschoenen voor een ‘vriendenprijsje’ , morgen zijn ze uitverkocht, het laatste paar!
Ze boden hem zelfs hun vriendschap aan. Wat een hork moest je toch zijn om zo’n prille vriendschap te beschamen? Ze wisten het goed gemaakt: ‘twee voor de prijs van één!’
Gedwee paste hij elke nog betere, nog mooiere schoen. Steeds radelozer werd hij om weer een nieuw excuus te bedenken waarom de schoen toch niet zo passend was voor hem. De smoes dat hij geen geld in huis had werd genadeloos afgestraft met de boodschap dat de schoenenvriend het geld de volgende week wel zou komen ophalen.
Leenderts hele zijkamertje stond inmiddels vol met schoenendozen.
Tenslotte deed hij niet meer open, voor niemand. Een paardenmiddel…maar hij had inmiddels genoeg schoenen voor drie volgende levens. Zijn huisarts sprak het woord zenuwinzinking uit, waar Leendert onmiddellijk van begon te beven.
Hij trok het zich aan dat hij nooit nee had leren zeggen. Nee zeggen was voor een ‘echte’ Bultman gewoon geen optie. Iedereen zou hem verlaten en links laten liggen wanneer hij nee zou verkopen. Hij vroeg zich af waarom hij aardig gevonden wilde worden. Als hij aardig zou zijn geweest dan zou hij toch geen bevestiging van anderen nodig hebben? Bultman was ervan overtuigd dat hij onaardig geboren was.
Na een jaar werd hij ontslagen uit zenuwinrichting Den Dolder. Hij had het daar heerlijk gevonden tussen de bomen en vroeg zich nu af wat hij fout had gedaan dat hij weggestuurd werd.
Zijn schoenenvoorraad bleef onaangeroerd, stuk voor stuk schitterende exemplaren. Alleen al de gedachte eraan knelde.

Tekenis

De punt trok een lijntje
van hier naar ergens
op het papier en onderweg
bleef het potloodlijntje overal hier
op papier dan, maar ook in het echte.
Je volgde gewoon het lijntje dat achter
de potloodpunt ontstond, nu kon de lijn naar rechts of links afbuigen.
Het kon letterlijk alle kanten op, ook door het papier heen als je diep
genoeg drukte en zelfs omhoog als je de lijn omhoog trok de hemel in
boven het papier, waar alle mogelijke leeflijnen rondzweefden.
Dit gebeurde vanzelf als je van uit vogelzicht de grote lijn wilde overzien.
Dan zag je opeens een rivier daar ver beneden in dat sneeuwlandschap
meanderen, een platte grond van een maagdelijk land op zoek naar vormen.
Daarna vloog de potloodpunt weer naar beneden, precies daar waar de vorm wilde groeien. Soms pikte de punt als een snavel stippen uit het hagelwitte papier,
daar bleven dan donkergrijze pikkels liggen, kennelijk voedsel voor de ziel.
Jij was de toegewijde dienaar van deze goddelijke punt als zij jouw hand hanteerde,
jij mocht haar slijpen, een heilige taak waar zij een punthoofd van kreeg.
Later pas begreep je dat tekeningen zijn als fotonegatieven, ze moeten nog worden afgedrukt in de geest. De potloodgodin tekent puur licht.

VW-syndroom


De ‘miljonairsziekte’ grijpt epidemisch om zich heen.
Het ergst er aan toe zijn zij die nog geen miljonair zijn of net niet, deze groep is het grootst. Net niet is natuurlijk gekmakend. Al zullen de patiënten het zelf eerder ambitie noemen.
Wie het eenmaal geworden is blijkt vrijwel ongeneeslijk, want dan volgt het jagen op het volgende miljoen…en zo voort. Het VW-syndroom, in de DSM-gids ook wel verzamelwoede genoemd is een financiële dwangneurose. In hun perceptie van de wereld is de medemens een vraatzuchtig soort insect dat aan hun miljoenen knaagt. Uitroeien van dit insect is verboden, dus de enige optie die de VW-lijder rest is het verzamelen van steeds meer miljoenen. Zodat de voorraad sneller groeit dan slinkt.
Verzamel-Woede, het woord zegt het: lijden aan obsessieve woede om te verzamelen. Woede lijkt de bron van de VW-neurose, maar wat schuilt er onder die woede?
Onderzoek is nog niet afgerond, maar er blijkt dat een significant aantal patiënten nauwelijks of nooit borstvoeding heeft gehad. Een chronisch tekort aan voeding en veiligheid leidt tot een chronisch zoeken naar tijdelijke compensatie.
Op een of andere wijze is de overtuiging geïnstalleerd dat alles te koop is. Financiële middelen zijn verworden tot een doel op zich. Het zou verklaren waarom genoeg nooit genoeg is…het knagen gaat door. Dat moedermelk gratis is kan een VW-patiënt niet bevatten.
Het verzamelen van miljoenen is het enige wat de arme miljonair een beetje gevoel van bestaanszekerheid verschaft.
Een passende therapie is er nog niet, tot die tijd zal het verzamelen moeten uitwoeden.

(De stichting VW-Therapie zamelt geld in voor onderzoek en ontwikkeling van behandelmethoden. Als u een bijdrage wilt
doneren neem dan gerust contact op met de redactie van O.G.)

Hokjes

Problemen die de politieke geest heeft veroorzaakt kan het politieke dier niet oplossen met diezelfde geest. Het politieke denken zelf draait om eigenbelang, het is exclusief voor de eigen groep. Het algemeen belang dat inclusief is komt niet uit het denken voort, maar uit de natuurlijke staat. De wereld is één levend organisme met een wonderbaarlijk evenwicht. Nergens in het heelal is nog zo’n tweede uitgebalanceerde planeet gevonden waar leven mogelijk is. Dit evenwicht is ons gegeven, waarom zouden we dit evenwicht verstoren en een maakbare wereld maken? Balans niet verstoren is de meest subtiele vorm van regeren. De politieke benadering is inmiddels het grootste probleem. Het staat een wezenlijke oplossing in de weg.
‘Weg zijn is de oplossing’ F.Wildesheim

Wie nog in de politieke geest gelooft is daarmee een politieke gevangene, medeplichtig gemaakt aan de nieuwste schijnoplossing.

Dit is wat politiek ons biedt:
Een programma van eigenbelangen waar je op kunt stemmen.
In het gunstigste geval wordt ‘jouw’ programma verkozen en krijgt een meerderheid, dan is er consensus over het gedeelde eigenbelang van onze exclusieve groep. Dan kan de meerderheid hun eigenbelang opleggen aan een minderheid.
Als er geen meerderheid is dan volgt de strijd tussen de diverse eigenbelangen met als grootste verliezer het algemeen belang.
We worden door de bank genomen en door de bank genomen maakt het niet uit of je stemt noch op wie…alle eigenbelangetjes zijn inwisselbaar.

Maar wat nu, als je inziet dat ieders eigen belang het beste gediend is door het algemeen belang, dat niets en niemand uitsluit? Wat heb je dan te kiezen?
Er zou standaard een vakje op het stemformulier moeten staan dat het algemeen belang vertegenwoordigt. Bij genoeg stemmen zou een non-politieke vertegenwoordiger dit belang kunnen behartigen in de Kamer, maar vooral in de bovenkamer zodat ze daar eens afdalen naar het hart.

Nu kun je niet gaan stemmen, uit protest…
Er is nog een optie: Stemmen door in te stemmen.
Dit laatste kun je doen door alle hokjes rood te kleuren
en het stembiljet op je raam te plakken.

‘Je gelooft of je gelooft het wel’. F. Wildesheim

Hortus


‘De mensheid is een bos van volksstammen….ons reservaat wil een Hortus Botanicus zijn met louter uitzonderlijke bomen’ ,oreerde de dictator door de microfoon die op zijn wang geplakt zat.
Er ging een kille siddering door de bijeengedreven menigte op het plein.

‘Het selectief rooien van bomen houdt het bos gezond’ ,zo vervolgde hij zijn bosbetoog.
De menigte applaudisseerde gelaten, wie kon hier tegen zijn, tegen een gezond bos?

‘Goed regeren is een streng bosregime handhaven….kreupelhout kunnen we niet gebruiken, alleen rechte stammen ondersteunen de staat!’
Onder aanvoering van de plantsoenendienst gingen de armen omhoog bij wijze van instemming.

‘Jonge aanplant is de toekomst…alleen snelgroeiende boomrassen verdienen het om dienstbaar te mogen zijn aan ons Staatsbosbeheer!’
Kinderen werden op schouders gehesen. De dictator lachte en zwaaide naar ze.

‘Tenslotte wil ik alle aanwezigen oproepen niet te rusten tot alle waaibomen zijn uitgeroeid, ze waaien met alle winden mee…de waaiboom is de bijl aan de wortel van ons staatsbosbestel…’

‘Weet u waar de waaibomen zich ophouden?…meld het aan Geheim Bosbeheer en de Openbare Groenvoorziening zal ze uit ons reservaat verwijderen!’

De aanwezigen keken elkaar aan en bleven staan, verstijfd…als een roerloos bos,
terwijl door de luidsprekers de ‘Victoriemars van het duizendjarige Hortusrijk’ schetterde. De vaandels met het bomenlogo wapperden vredig in de lentewind.

Behang


Het ideologisch behang dat het zicht benam krulde los in de hoeken,
hele banen lieten los. Geen wonder, het weer regende er van buiten gewoon tegenaan,
er bleek geen muur achter te zitten. Zonder behang is het uitzicht rondom.
De bovenkamer is een raar gebouw. Het dak van bange vermoedens kan er ook
vanaf, een dun laagje pleisterwerk tegen een laaghangend wolkenfront.
Over de bodem is minder bekend, het schijnt moerasachtig van gemengde gevoelens en
ademsteunen. Die steunen zouden het fundament vormen van het gebouw,
steeds opnieuw groeien ze via de benen diep in de onderwereld.
Adem is een ongefundeerd blind vertrouwen in het bodemloze.
Elke ademvoetstap is er één, die wortelt in dit thuis.

‘Adem is de levenswandel van niemand in het bijzonder’ F Wildesheim

Weeshuis voor zwerfzinnen

Wat een mooie open inrichting heeft u hier.

Stil even, ik hoor stemmen als u tegen mij praat, nu net weer trouwens.

Ja, zie je wel, ik ben toch blind.

Ik zwijg mijn mond voorbij, als niemand mijn gebarentaal maar gehoord heeft.

Ik ben hier nog nooit zo vaak mezelf geweest, vroeger was ik daar iemand anders, later hoop ik overal iedereen te worden.

Dames en heren, geachte afwezigen, graag een staande ovatie voor het applaus..

En dan nu, de toekomst! Daar komt hij aan…maak plaats!

Ruimte in zicht! Rustig jongens, niet meteen alle ruimte innemen!

Wat zeg je? Nee, ik hoor het ook niet, versta je me?

Hmm, toch precies helemaal wat ik mij er niet van kon voorstellen.

Jij bent het toch? Of ben je iemand anders…nee nu zie ik het, je bent geen van beide.

Als ik mij niet vergis weet ik het zeker…dat ik twijfel.

Ja lach maar, maar mijn tijd is voorbij. Tijd is nooit te laat om voorbij te zijn.

Ach, eindelijk niemand die mij begrijpt.

Nee toch, heb ik mij toch lelijk vergist. Het zit mooi anders.

Ik ga nooit op vakantie, alleen ‘s avonds laat, lekker zonnen in het maanlicht.

Overbodigheid, ik snap niet waar dat voor nodig is.

Nee, ik ben het niet, ik lijk alleen op mijzelf.

Als ik dat had geweten, dan had ik mij de toekomst heel anders voorgesteld.

Het uitzicht wordt hier ieder jaar duurder, mooi hè?

Ja, ik heb dus eigenlijk niets te zeggen, dus dat doe ik dan ook maar doorlopend.

Ik verklaar nu deze opening voor gesloten, u mag het naar eigen inzicht inrichten.