Slak

‘Medicatie ?’, reageerde hij geagiteerd.

‘Nee rustig, ik zei meditatie’.

‘Wat is dat nou weer?’

‘Hier lees deze handleiding maar even, als je wilt?’

“Wat een versnellingsbak is voor een auto dat is meditatie voor de geest. Meditatie is een vertragingsbak om razendsnel stil te kunnen staan bij het oversteken van een slak.
Accelereren is voor de geest geen probleem, het onvermogen om stil te staan wel.
Vandaar die vertragingsbak.
Zoals diepte begint bij het oppervlak zo begint het oneindige bij stilstand…”

‘En wat koop je daar dan voor?’,vroeg hij cynisch.

‘Niets, want het is gratis en dus onbetaalbaar!’

Scheppen maar!

Hoezo dood, dan maken we toch gewoon een nieuwe, kom op!

Nou, ten eerste…die baard laten we deze keer gewoon achterwege…zo, het begin is er!

Dat lijkt mij ook…en laten we dat geslacht dan ook maar laten vervallen als het even kan.

Natuurlijk kan dat, wij herscheppen het scheppende, dus dan ook geen lichaam, helder!

Akkoord, of…kan ook, juist alle lichamen, planten, dieren, bacteriën en inclusief de hemellichamen…

Prima, maar dan alleen als die zonder uitzondering gegoten zijn in een mal van duisterstille leegte!

Hoewel ruimte klinkt beter dan leegte… is dat ook goed?

Uitstekend, maar vergeten we nu nog iets…toch?…maar wat?

Bedoel je tijd?

Nee, geen tijd…wel tegelijkertijdheid!

Maar wat vergeten we dan?

Bedoel je waar?

Nee, geen waar, de lokatie laten we onbepaald, het is overal hier, dus inherent nergens niet.

Ja, dat is waar!

Er gaat mij een lampje op…het licht natuurlijk!

Het licht dat zicht is!

Kennelijk licht bedoel je?

Precies, licht dat kent!

Verkennend licht?

Of zoeklicht?

Wellicht meer…vindlicht?

Mooi zo, niks meer aan doen!

Klaar, scheppen maar!

Men


Men is een zeer raadselachtige bevolkingsgroep.
Aan de ene kant wil men niets liever dan bij de groep ‘men’ horen.
Anderzijds wil men zich juist onderscheiden van de groep door heel bijzonder te zijn.
Men weet kennelijk niet goed wat men wil. Zelfkennis is aan men niet besteed.
Men kent zichzelf niet….en men wil zich niet laten kennen.

Wie is men eigenlijk? Liefst zouden we het aan men zelf vragen, maar men is niet aanspreekbaar. Wel vreemd omdat men toch in grote getale aanwezig lijkt.
Men zou zelfs, zo gaat het gerucht, de grootste gemene deler zijn… ?
Men zou de zwijgende meerderheid zijn…?
Men zou het statistische gemiddelde zijn van alle doorsneemensen….een men-taal concept…?
Heel bijzonder is dat degene die het over men heeft zelf nooit tot ‘men’ behoort.
Door het over ‘men’ te hebben is al genoeg om jezelf bijzonder te maken.

Men wordt opvallend vaak geciteerd.
Men schijnt overal verstand van te hebben..
Men heeft overal een mening over.
Men schijnt van alles te beweren :

Men pikt het niet meer.
Men heeft er schoon genoeg van!
Men heeft weer vertrouwen in…
Men voelt zich veilig op straat…
Wat zijn deze meningen van men waard?
Wat de gek ervoor geeft?

Men is dus een bijzonder algemeen verschijnsel.

Men schittert door afwezigheid.
Gelukkig bestaat men niet.
Wellicht heeft men wel iets beters te doen dan te bestaan.
Niet dat dit veel zegt hoor, want degene die zich wil onderscheiden van men bestaat evenmin.
Diegene is niemand in het bijzonder.

Stuwmeer


Er wordt vaak nogal makkelijk gedaan over humor.
Men denkt, ach dat loopt wel los…het komt wel.
Maar zo makkelijk is het allemaal niet. Met een afwachtende houding komt men er niet. Het vraagt wel enig doorzettingsvermogen, om niet te zeggen: het eist!
Humor eist inzet…totale inzet, het is niet gewoon een kwestie van even de schoudertjes eronder. Neen dus, blijvende toewijding is nodig, dat vergeten de meeste mensen wel eens. Die lieden haken dus ook af bij de eerste de beste ernstige kwestie. Met zo’n mentaliteit wordt de bevrijdende ontlading natuurlijk nooit bereikt.
Soms ligt het falende lachvermogen ook aan het feit dat er gewoon te weinig lading voorhanden is. Het is dan ook zaak om ruim voor dat humor begint een enorme lading op te bouwen.
Er moet liefst een soort stuwmeer van lading worden aangelegd voordat de spanning weg kan stromen. Een ieder kan begrijpen dat het gewoon hard werken is om even te kunnen lachen. En let wel, het voorwerk hoeft niet persé leuk te zijn…
Nu iedereen weet hoe het in z’n werk gaat zou ik willen zeggen:
“Kom mensen, aan de slag, bouw een damwand!, desnoods voor de grap!”

Dingenfokkers

Bestaat de gehele natuur niet uit seksuele handelingen? Het is moeilijk om ergens naar te kijken waar geen sex aan te pas komt. De plantenwereld ovuleert waar je bij staat. Het zaad en stuifmeel waait je om de oren. De evolutie fokt maar raak…en terecht.
Waarom eigenlijk terecht?
Omdat het aan de andere kant sterft van het leven. De natuur sterft van het leven.

Nu zijn er vast die beweren dat dingen door mensen gemaakt niet door sex tot stand komen. Tot voor kort dacht ik er ook zo over…

In het slechtvertaalde boek ‘Dingenfokkers’, ‘Sexy Thing’ schetst Weldon Mayfield de geestelijke geslachtsdaad, ondertitel: ‘de sexuele fenomenologie van het ding’
Kunstenaars, uitvinders, ontwerpers, schrijvers bedrijven sex met ideeën.
Weldon gaat diep in op deze
‘denkbeeldige materie’.
Hierbij onderscheidt Mayfield dezelfde fasen die bij biologische voortplanting spelen:
De baarmoeder van de geest omschrijft hij als lege bovenkamer met poreuze wanden en open dak om de ovulaties uit de zee van mogelijkheden te kunnen ontvangen, het domein van het voorspel.
Dan volgt de fase van bevruchting:
men spreekt van ‘de geest krijgen’.
Is het ‘idee-zaadje’ ingedaald dan volgt de incubatieperiode, het afwachten of het idee wortel schiet en tot wasdom komt. Heel veel ideeën worden afgedreven als niet levensvatbaar, gelukkig maar want anders kwamen we om in een tsunami van dingen.
Blijkt het geesteskind levensvatbaar dan treedt de verwachtingsperiode in.
Anders dan een gewone zwangerschap, weet men niet wat men kan verwachten.
Welke gedaante het idee aanneemt blijft tot aan de geboorte een verrassing.
Zelfs na de geboorte is soms moeilijk vast te stellen waar we mee te maken hebben.
Het is immers in het beste geval iets nieuws in een nieuwe unieke vorm gegoten. Is het geesteskind getalenteerd om te blijven of is het een eenmalige verschijningsvorm?
Geesteskinderen zijn doorgaans nestvlieders, ze moeten meteen op zichzelf staan.
Het laatste hoofdstuk gaat over musici.
Zelfs geluid plant zich voort in de ruimte.
Musici hebben ideële sex met de ruimte. Zij produceren louter bronstgeluiden, aldus Weldon Mayfield.
Zijn conclusies liggen eigenlijk erg voor de hand, toch is er nooit zo’n gedegen studie over verschenen.
Waarschijnlijk te danken aan onze geciviliseerde preutsheid, gemarineerd in schaamte als wij zijn. Cultuur is toch in diepste wezen schaamte voor de eigen natuur.
Cultuur als schaamlap.

Kralen

De man in het muisgrijze pak met kralenketting had zojuist het begrip Karma glashelder uit de doeken gedaan. Hij was er zichtbaar erg mee ingenomen dat hij de mensen in de zaal dit machtige begrip kon aanreiken. Want het ging nog altijd niet goed met de wereld dat kon je aan zijn gezicht goed aflezen. Men zou bijna medelijden met zo’n man krijgen.
De bijeenkomst was afgelopen en men wilde al gedragen het zaaltje verlaten toen er zomaar een man uit het publiek opstond en het gewaagde een vraag te stellen.
Verstoord keken de toehoorders de man aan. Zo zou het nog langer duren. Begreep hij dan niet dat vragen stellen niet de bedoeling was en dat men naar huis wilde?
De spreker met kralenketting zag kennelijk geen kans om de man te stoppen.

De man had vrijmoedig het woord genomen
en stelde:
“Stelt u zich voor, A doet iets naars tegen B, heeft B dat dan niet verdiend wegens slecht karma? Is wat A deed dan nog slecht te noemen? En is dat dan niet rechtvaardig te noemen?”

De kettingdrager fronste bedenkelijk.

“Of stel dat B goed karma had? Is het dan rechtvaardig dat hij de slechte daad van A moet ondergaan? Is dat dan niet onrechtvaardig te noemen?”

De kettingman wist niet waar hij moest kijken en had dus zijn ogen gesloten. Zijn assistent ging even naar hem toe en fluisterde iets in zijn oor.

De vragensteller zag zich bekeken door verontwaardigde blikken, maar deed nog een moedige poging om het ijs te breken.

“Of stel je voor dat Judas Jezus niet verraden had, dan hadden we nooit dit christendom gekend dat is opgetuigd rond de kruisdood!”
“Zouden christenen Judas niet dankbaar moeten zijn voor zijn onmisbare hoofdrol in dit drama?”

Het ijs brak niet. Integendeel, de aanwezigen verlieten in duurzaam bevroren staat het zaaltje. De vragensteller had verwonderd om zich heen gekeken hoe de volgzamen wegschuifelden en zag nog net de rug van het grijze pak door de achterdeur wegglippen.

Bij de uitgang liep hij de zaalbeheerder tegen het lijf, breed grijnzend zei deze;
“Neem ook een kralenketting en ga voordrachten houden… ik zal er zeker zijn, al is het maar als zaalbeheerder…”

Opgelucht dat hij eindelijk van iemand normaal respons kreeg verzuchtte hij: “Wie weet!?”

Stokje

Je was nog toerist in opleiding. Eerste vakantie in het Ahrdal. Na de eerste bergwandeling werd je ingewijd met een ritueel voorwerp, het Wandelstokje.
Je probeerde opgetogen te kijken. Als kind probeerde je dat, de volwassenen te troosten, steeds als ze je ergens een plezier mee dachten te doen. Tot je besloot dat volwassenen hopeloze gevallen waren, ‘de ontroostbaren’.
Terug naar het Wandelstokje. Je rende als een locomotief de berg op en af, wachtend op voortzwoegende ouders. Wat moest jij met zo’n stokje?
De bedoeling werd pas duidelijk toen je aangemoedigd werd om beneden in het dal een metalen embleempje uit te kiezen van de zojuist bedwongen berg. Dat werd dan op het Wandelstokje gespijkerd net als een Jezus aan het kruis. Als bewijs dat jij die berg
had veroverd.
Met ontzag keek je naar de stokken van oude mannen die helemaal ondergespijkerd waren met onderscheidingen, memorabilia.
Zij hadden de wereld al veroverd.
Je neefje had ook een wandelstok met heel veel bergplaatjes uit heel Europa… van zijn oom gehad, erfgoed.
Je besloot terplekke om niet de concurrentie aan te gaan met de verzamelaars van wapenfeiten.
Jouw eigen mooie wandelstokje verdween in een ravijn.
‘Had je er maar beter voor moeten zorgen’

Terwijl ze je dit inwreven werd de ironie in jouw geboren. Het stokje dat jou moest ondersteunen om niet te vallen, dat stokje had jij doelbewust laten vallen. Je had geen zin om steun te geven aan dat wandelstokje .
Ironie geeft meer steun dan een wandelstokje, ironie ondergraaft alle denkbare wapenfeiten.
Ook de toerist in jou lag voorgoed in het ravijn.

Vermist

Sinds gisterenavond wordt Ruimte vermist. Dat heeft voor lichte paniek gezorgd onder de gebeurtenissen en de dingen. Ze weten niet meer waar ze plaats kunnen vinden!?
Ruimte is het laatst gezien in gezelschap van Stilte. Ze had opvallend weinig aan. Ruimte heeft nooit veel om het lijf. Ze luistert ook naar geen enkele naam. Hoe hard je ook: Ruimte roept, ze zal geen krimp geven, eerder uitdijen.

Momenteel wordt Stilte aan een kruisverhoor onderworpen, tot nog toe vergeefs. Ze pretendeert van niets te weten.
Het stel had een werkafspraak over samenwerking inzake het beschikbare heden en het geven van gelegenheid aan.. wat dan ook.
De opsporingsinstantie sloeg aan op de term ‘wat dan ook’.
‘Dat kan dus alles geweest zijn’, wreef de inspecteur haar in.
Stilte had het met een vanzelfsprekendheid bevestigd:
‘Ja, natuurlijk…Alles…dat schept onze bestaansreden…beschikbaar zijn voor alles en gelegenheid bieden’
De rechercheur was perplex en geagiteerd.
‘Nog één keer! ‘siste hij’ ,waar heeft u Ruimte het laatst gezien, waar ging zij heen en wat voor plannen had ze?’

‘Eerlijk gezegd heb ik ruimte nog nooit gezien in alle tijdloosheid dat ik haar ken’, verklaarde Stilte, ‘afwezigheid is namelijk haar verschijningsvorm!… en waar zou ze naartoe kunnen?…de enige plaats is ruimte zelf, nietwaar, waarschijnlijk zit ze ergens in een gat!’, speculeerde Stilte.
Stilte maakte verder gebruik haar zwijgrecht, en keek daarbij alsof het haar glashelder was.
‘Ik hoor u niet!’, zuchtte de getergde ondervrager die geen grip op haar kreeg.
Hij moest haar vrijlaten .
Ze wordt geschaduwd. Inderdaad, door Donkere Nacht, wie anders?
De duistere gluiperd luistert haar permanent af.
Stilte heeft niets te verbergen en dat doet ze dan ook op geniale wijze.
(Onder ons gezwegen: Ruimte schuilt simpel weg aan gene zijde van Stilte.)

Is dat niet prachtig? Daar zoekt niemand!
Een openbaar geheim.

Te leen

Wat heb jij voor boek geleend?

Een boek van B van S… Ja, ik moet zeggen: Het is geen vrolijk boek hoor!

Ha, dat is grappig, geen vrolijk boek en dat zeg je lachend.

Ja, ik voelde hoe mijn gezicht betrok, toen ik je wilde vertellen waar het over gaat.

Ik zag het gebeuren, er gleed even een serieuze frons over je zomerse gezicht.

Terwijl ik de flaptekst in de bibliotheek las twijfelde ik er al aan of het wel zou gaan lezen.

En toch heb je hem meegenomen?

Ja, ik dacht ach…het is maar te leen, het kost niets om hem niet te lezen.

Dus dit boek komt alleen maar even logeren?

Ja, zo is het echte leven toch ook. We komen maar even logeren in het leven voor we weer worden ingenomen in de vaste collectie.

Zo is het. En hopelijk kunnen we de uitleentermijn verlengen.

Dat zou mooi zijn…maar wie zou ons nou lezen?

De meeste boeken staan ongelezen in de kast, daarom kun je het beste lid zijn van de bibliotheek.

Wat heb jij eigenlijk uitgezocht?

Een boek over: ‘De wereldliteratuur die u gelezen moet hebben’
Een compilatie van samenvattingen.

Rotonde

Ik belde aan bij de hoofdpersoon van wat dit verhaal had moeten worden. Hij was niet thuis…of hij gaf niet thuis. Een schrijver staat machteloos in dergelijke gevallen.
Ondanks onze schriftelijke afspraak moest ik het dus opeens zonder hoofdpersoon stellen. Dat schrijft niet lekker weg. Een hoofdpersoon is toch een soort rotonde waar alle verhaallijnen zich in verenigen, waarna het verhaal weer een andere afslag kan nemen.
Gelukkig was de lokatie voor het verhaal wel beschikbaar. Alleen het weer zat niet mee, het moest en zou plenzen van de regen in mijn nieuwe verhaal.
Het weerbericht had degelijke wolkbreuken beloofd , maar die bleven uit. Moest ik dan maar een droog verhaal schrijven…zonder neerslag van betekenis… zonder hoofdpersoon? Alle research vooraf zou dan voor niets zijn geweest!
Het verhaal moest wel voor morgen af zijn.
Ik besloot maar te gaan schrijven, iets totaal anders dan wat ik van plan was. Om een sfeer neer te zetten beschreef ik de droge omgeving, een soort woestijn zonder vegetatie, heel erg vlak zonder bergen. Ik had altijd al opgezien tegen het beschrijven van bergen. Bergen moesten fysiek voelbaar zijn in het verhaal, als een massieve aanwezigheid. Daar was een omhaal van woorden voor nodig. Als ik ergens de pest aan heb : het omhalen van woorden.

Het werd dus een landschap waar je je nauwelijks in kon verbergen. De hitte zinderde en gaf luchtspiegelingen, een trillende horizon rondom. Mijn rondwarende oog vond geen enkele houvast. Het licht begon mij te verblinden. Wat een rotverhaal werd dit.
Je perceptie werd feitelijk uitgehongerd door dit voorwereldse decor. Er viel niets af te kluiven voor de zintuigen.Het aantal ‘dingen’ was tot een minimum beperkt.
Nu ik de omgeving van het verhaal tussen mijn toegeknepen wimpers door verkende ontwaarde ik even verderop een uitgebleekt skelet…
Meteen wist ik dat het mijn hoofdpersoon was. Begrijpelijk dat hij vanochtend niet thuis was.
U begrijpt dat ik het niet ook nog ga laten regenen, dat zou het verhaal ongeloofwaardig maken.