Petite Philosophie du Nez

“De neus mag dan de zetel van de intuïtie verzinnebeelden, maar dat wil niet zeggen dat men er gerieflijk en zelfvoldaan in kan gaan zitten.
Toch ziet men dit verschijnsel veel om zich heen, mensen die in hun neus zitten, als betrof het een gecapitoneerde crapeau….”

“Het reinigen van de neus verdient de hoogste prioriteit.
Een neus zelf dient geurloos te zijn om intuïtie te kunnen ruiken.
Intuïtie is zelf ook geurloos en vraagt daarom de meest verfijnde vorm van ruiken”

‘Met de neus naar voren geboren worden’…luidt het gezegde.
Hetgeen wil zeggen dat de neus richting geeft aan het stuurloze bestaan…
De neus is zowel de voorsteven als het roer van het vaartuig dat mens heet.
Het ruikvermogen staat immer paraat op de voorplecht…
Ver voor er land in zicht komt zal eerst de geur zich melden, het land komt eventueel later of nooit…”

“Als de neus het niet zelf ruikt zal ruiken aan andere neuzen die het wel hebben geroken niet helpen…”

“Van het gerecht des levens ruikt niemand de geur, want:
wie is het die ruikt? Het is niemand anders dan de neus, de neus is een heus niemand…”

“De neus is blind maar neemt daarom des te scherper waar door zijn neusgaten. Wat is geur anders dan de verdamping van een directe ervaring die nog ergens op jou ligt te wachten?
Zo beschouwd is intuïtie een herinnering aan een toekomst. Dankzij de neus kan de mens zich verheugen op herinneringen aan ervaringen die in een toekomst nog gaan komen…”

“De neus steekt zich graag in andermans zaken en ruikt daar meestal zijn eigen ongewassen staat. Het is dus zaak de neus goed te wassen en te snuiten alvorens hem uitsluitend nog in eigen zaken te steken tot men is uitgeroken…”

“Een goede neus behoeft geen wind, windstilte is het paradijs voor de neus. In het windstille geurparadijs liggen de geuren keurig gelaagd op elkaar als millefeuille…”

“Een sublieme geur geeft de neus vleugels en daarmee krijgt de geest ruimte.
Er bestaat uiteraard geen sublieme geur zonder een sublieme neus… onder het sublieme versta ik het ruiken van het mogelijke, het onmogelijke, het onbestaanbare…”

“Creativiteit is het vermogen om de geur te ruiken van dingen die niet bestaan…nog niet bestaan…, de neus is in deze zin het geboortekanaal van het onbestaanbare”

“Een neus is om te ruiken, niet om een neuslengte voor te liggen op andere neuzen…”

Enkele vertaalde citaten uit :
‘Petite Philosophie du Nez’
Claude-Michel Beausavage

Kosmopolieten


We hebben de eerste mens naar de maan geholpen. Wat zag hij daar en wat zei hij?
‘Onze blauwe planeet is uniek, een oase in de ruimtewoestijn, kwetsbaar’.
De doorgewinterde objectieve wetenschapper kreeg zowaar een spirituele ervaring.
Om dit meest simpele feit te realiseren moest een enorme ruimtereis ondernomen worden, terwijl een simpele reis naar binnen je hetzelfde inzicht kan brengen.
Stil zitten is genoeg.
Een wereldberoemd hoboïst reisde de hele planeet af om concerten te geven.
Hem werd bewonderend gevraagd:
‘Wat heeft u dan veel van de wereld gezien…u bent wel een echte kosmopoliet?’
In alle bescheidenheid gaf hij antwoord:
‘Welnee, dat is een groot misverstand, ik heb alleen maar hotelkamers gezien, de lobby en de televisie…ik was te nerveus voor het concert om de stad in te gaan en de volgende dag moest ik mijn vlucht weer halen, op naar de volgende triomf…’
Wij kenden een piloot met hetzelfde verhaal. Hij vloog op alle hoofdsteden.
In één week, Rio, NewYork, Delhi, Berlijn, Stockholm.
‘Ik slaap altijd in hetzelfde hotel in welke stad dan ook, ik loop het hotel uit dat straatje in met die krantenkiosk op de hoek, haal mijn krantje en ga terug naar het hotel.
Rusten voor de volgende vlucht. In mijn hoofd is de wereld een dorpje van hoofdsteden met 1 hotel’
De grootste uitdaging voor de mens lijkt, om te zijn waar je bent.

Voorlopig

Het is maar voorlopig.
Wat dan?
De loop der dingen.
Je bedoelt: het loopt zoals het loopt?
Natuurlijk, en ook als het helemaal niet loopt.
Dan loopt het uit de hand…
Uit de klauwen…
In de soep…
Op de zaken vooruit…
Achter de feiten aan…
Weet je, ik vind het voorlopige zo terloops!
Ja, mooi hè?
Vind je?
Ja, omdat het voorlopige zo permanent tijdelijk is…
Hoe bedoel je, het voorlopige is toch juist niet blijvend?
Precies en dat blijft, zoals ook de verandering niet verandert.
Dat is toch hetzelfde, verandering is het voorlopige.
Laten we daar voorlopig van uitgaan.
Zou er geen ‘Ministerie van Terloopse Zaken’ moeten zijn.
Waarom dat dan?
De dingen gebeuren terloops…in het voorbij gaan.
Dat zou dan een ministerie zijn dat niets organiseert, niets regelt, geen planning…
Inderdaad, en daar zou ik dan wel geen leiding aan willen geven.
Dat doe je toch al.
Hoezo, je verwijt mij toch geen nalatigheid.
Welnee, ik prijs je erom.
Nalatigheid wordt sterk onderschat.

Blaar

De geboorte van een blaar gebeurt
in een fractie van een flits.
De hamerkop weet van niks.
Dan reist de bloedblaar tergend langzaam,
een reis van vele maanden…
onder de nagelriem vandaan, richting nagelrand.
De blaar kijkt mij onderweg vaak aan,
door de nagel heen als door een beslagen raam.
Mooi uitzicht. Vanuit de traagte flitst alles voorbij.
De hamer slaapt zwaar in de la.

Sereen

Ik droomde laatst een verlaten spookstad bij elkaar met leegstaande huizen, alles was nog intact. Er reden zelfs lege auto’s rond. Er brandde licht in de huizen dat ook soms uitschakelde. Geen mens te bespeuren, geen dier ook. Bomen waren er nooit geweest. Een perfecte maquette voor een treintje om rondjes in te rijden.

Dit droombeeld kwam plots terug toen we laatst een prachtig Boeddhabeeld in de etalage van een antiquair zagen staan. Het leek te stralen van sereniteit, dat leek zo…bleek later.
Bij navraag vertelde de bescheiden eigenaar dat het beeld niet te koop was, al had hij er zelf een vermogen voor neergeteld mompelde hij terloops.
We stonden het ‘massief’ gouden beeld binnen zijn in etalage te bewonderen toen hij zei:
‘Til het maar eens op!’

Ik dorst het eerst niet aan te raken maar hij moedigde mij aan met een knikje en een glimlach.
Het beeld woog niks in verhouding tot de omvang. Ik was verbijsterd.
‘Hoe komt het zo licht…het lijkt zo massief?’, verzuchtte ik.

‘Keer hem maar eens om en bekijk de heilige binnenkant !’, beval de eigenaar.

‘Kijk’, zei hij, ‘deze Nirvanees is helemaal hol…en dat is de reden waarom ik hem aan niemand kan doorverkopen, geen gewicht in goud !’

‘Hij is dus van flinterdun goud gegoten!’, merkte ik op.

‘Deze holte is de essentie van Boeddha is mij verteld, de mooie buitenkant is slechts een waardeloos omhulsel’, sprak de antiquair ontnuchterend.

‘Deze holte bevat levende Boeddhanatuur, hier verblijft niemand…’, ging hij verder,
‘hoe zou ik deze holte kunnen verkopen…?

‘Aan niemand?’, suggereerde ik.

…en waar houdt deze holte op?’, vroeg hij terwijl hij de ruimte rondom zich aanduidde, ‘nergens…de sereniteit die u meende waar te nemen was gewoon uw eigen sereniteit!’

‘Dus het omhulsel blijft hier in deze etalage?’, vroeg ik.

‘Natuurlijk, als ‘reminder’ en het vormt een mooie aanleiding om dit geheim te onthullen aan wie het maar horen wil…?’

‘Vergeef mij dat ik het durf te vragen maar hoe bent aan het beeld gekomen?’, vroeg mijn vrouw vrijmoedig als zij is.

De man keek ons schattend aan en besloot over de brug te komen: ‘Deze Nirvanees zat ooit volgepropt met eersteklas cocaïne…zonder dat ik het wist…
men roddelt wel eens dat gods wegen ondoorgrondelijk zijn, maar de wegen van deze Geen-God zijn miraculeus, onder ons gezegd en gezwegen’.

‘Geloof jij hem, dat hij er niets van wist?’, vroeg mijn vrouw terwijl we de straat uitliepen.

‘Ik weet het niet, maar wat maakt het uit, als de Boeddha al leeg is wie zijn wij dan om meer te willen zijn?’

Vraag me niet waarom die droom op klaarlichte dag terugkwam na het zien van het holle beeld, maar ik kan sindsdien geen mensen meer zien zonder het besef dat al die lichamen zomaar onbemand rondlopen.

Vakantiewerk

Werken is een voortzetting van de vakantie, maar dan met andere middelen.
Zijn vergaderingen niet feitelijk georganiseerde groepsvakanties…evenals studiedagen waarin vooral het vakantiegevoel geoefend kan worden? Groepscohesie is daarbij een belangrijk kerndoel. Het delen van vakantiebelevenissen kan inspireren tot volgende reisdoelen waarover men onder het ‘werk’ kan dagdromen bij het copieerapparaat. De werkomgeving zou er daarom ook goed aan doen om de eet-en-drinkgewoontes uit de bezochte landen op het lunchmenu te zetten, zodat de overgang voor de werknemer niet te abrupt is.
Stimuleren om de toeristische kleedgewoonten voort te zetten op de werkvloer kan de vakantiebeleving enorm versterken. Uiteindelijk streeft een technocratische maatschappij niet naar werknemers maar naar toeristen op de werkvloer, gewoon voor een goede onderlinge sfeer, terwijl de robots het werk doen.

‘Maakte de machine de mens tot toerist in zijn eigen leven?’

‘Is een robot niet de ideale butler, een vermeend dienstbare die ongemerkt de dienst gaat uitmaken?’ F. Hildesheim

Het technocratische antwoord is even logisch als meedogenloos:
‘Zolang de mens nog goedkoper is dan de robot zal de robot de mens blijven inzetten om het vuilste werk te doen’

Schuur

De schuur is leeg en lang.
Er ligt niets in opgeslagen, een heel lang niets. Al heel lang ligt dit langwerpige niets, afgeschermd van het landschap, binnen in de schuur.

Nu gluurt het buitenruim hier en daar naar binnen, nieuwsgierig naar het langgerekte niets dat binnen ligt, verwachtingsloos, naïef als het ongeborene.

Binnenkort wordt de schuur ontruimd.
Het langvormige niets zal dan uit de schuur
worden verwijderd. Wat blijft er over?
Wat blijft daar dan achter in die schuur?
Daar kun je toch niet aan denken…

Photo:Jelle Sigurdson Touw copyright 2018

Geval

Zie je dat?

Wat?

Zie je hoe onzichtbaar die leegte is?

Nee, dat zie ik niet!

Zie je in dat je dat niet ziet?

Ja, dat zie ik moeiteloos.

Met wat zie je dat?

Met iets dat eveneens onzichtbaar is…

Hoe kan wat onzichtbaar is nu zien?

Dat weet ik niet, maar ontkennen dat het ziet lukt niet.

Waarom niet?

Dat ontkennen zou een bevestiging zijn.

In dit geval is onzichtbaarheid van bewijs
dus ’n bewijs van aanwezigheid.

Ja, omdat in dit geval niets het geval is.

Precies, niets is het geval.

Geen geval.

Onmiskenbaar!

Fries boeddhisme


Djouke Eysinga, grondlegger van het Friese Boeddhisme is na twintig jaar nog steeds de eerste en enige Friese boeddhist.
Hij vertaalde vele soetra’s in het algemeen beschaafd Fries, maar kon er geen uitgever voor vinden in Herbaijum.
Friezen zijn een nuchter volk, zij moeten niks hebben van wezensvreemde invloeden.
Inmengers van buitenaf hebben het door de eeuwen heen zwaar moeten bezuren.
Vandaar dat Djouke liever geen ruchtbaarheid gaf aan de weg naar het nirvana.
Eerst ging hij nog wel met zijn bedelnap langs de deuren. Maar het werd hem koel en klinkklaar duidelijk gemaakt dat hij gewoon moest werken voor zijn geld.
Eysinga had daar geen bezwaar tegen dus hij deed klusjes voor de buren in de buurt in ruil voor een maaltijd of slaapplaats. Wanneer hij ging uitleggen dat hij boeddhist was en wat dat inhield dan zeiden ze doodleuk dat dat toch helemaal niet erg was:
‘Jongen toch, dat kan toch beste overkomen, maar trek het je niet aan, komt vanzelf weer goed, als je er niks aan doet!’
Het dragen van zijn oranje monnikspij liet hij na een paar jaar ook maar achterwege.
Soms reciteerde hij nog de mantra…OM MANI PADME HUM…in de weilanden rond Herbaijum.
Tot zijn verrassing reageerden de koeien in het weiland daar goed op, ze liepen op hem toe en begonnen zijn handen te likken.
Zo kwam Djouke tot de slotsom dat enkel de koeien hem wilden volgen naar het Nirvana. De heilige koeien waren misschien wel de ware boeddhisten? Inmiddels draagt Eysinga geen enkel boeddhistisch kenmerk meer, net als de koeien gaat hij totaal op in het Friese landschap.

Tempelkunst

Het is een fenomeen van de laatste jaren dat nieuwe musea mooier zijn dan de kunst die erin staat en hangt. Typisch voorbeeld hiervan is kunstpaviljoen ‘De Weuvelhof’ in Hekel aan zee.
Tussen de wisseltentoonstellingen door worden er bezoekersdagen georganiseerd zodat het publiek puur van het paviljoen zelf kan genieten.
‘Het leidt zo enorm af, al die rare objecten’, aldus de opgetogen curator.
Een leeg museum blijkt enorm aan te slaan bij het grote publiek.
‘De Verademing’ zo worden deze bezichtigingsdagen genoemd.
Wel graag reserveren voor een tijdslot want het loopt storm. Wie er snel bij is krijgt een diepgaande exegese te verwerken over het gebouw dat architectonisch valt onder ‘de
Nieuwe Ruimtelijkheid’, zo vertelde de rondleider ons. Buro Bickelaer van Stolkum tekende voor het ontwerp.
‘Tekenen is in dit geval nogal misleidend, wij stapelen letterlijk kubieke meters ruimte op elkaar…en als dat een beetje staat dan kijken we pas waar we die ruimteblokken mee gaan bekleden’, vertelt een trotse Buco van Stolkum in de brochure, ‘liefst met niets natuurlijk, maar zo ver zijn we nog niet, al zijn onze experimentele muren van water en wanden van wind veelbelovend’