De rivier neemt soms een olifantenpaadje, ze steekt af om dichter bij zee te zijn.
Laatst stond je in een dode file, rivier van blik. Er zat geen beweging meer in.
Ingeblikt ontsnapte je door een sluiproute te nemen die gaandeweg een enorme omweg bleek te zijn. Een ongezocht avontuur dwars door lang onbezochte verwaarloosde gebieden, maar het reed, het stroomde heel lang en langzaam naar huis. Toen je eenmaal aankwam voelde het dan ook heel erg thuis. Soms zijn olifantenpaadjes heel lang, ze maken de belevingswereld intens. Elk vertrek is een sluipweggetje naar huis.
Filosofabels
Zuur
‘Daar komt weer een schip zure appelen!’ ,wees mijn vader naar de massief staalblauwgrijze hemelwand die op ons af stevende. Ik keek met ontzag naar dat enorme regenschip, zo groot dat ik de omvang van het gevaarte niet kon afbakenen.
Mijn vader had een plastic gebloemd tafelzeiltje meegenomen om onder te schuilen
Ieder hielden we twee punten vast in afwachting van een verpletterende stortbui…
die niet losbarstte. Het werd wel schemerdonker, maar het schip dreef geruisloos over ons kleurige tafelzeiltje. Hij pelde een oud mandarijntje onder het zeiltje, gaf mij de helft, we genoten. ‘Alsof er een engeltje over je tong piest!’ ,zei hij terwijl het geleidelijk aan weer lichter werd. We hadden de boot gemist.
Zwerm

Vergaderen op z’n indiaans. Indianen komen samen, iedereen kan spontaan spreken over wat hem of haar bezighoudt. Er wordt alleen maar geluisterd tot iedereen is uitgesproken. Er worden geen oplossingen bedacht, geen reacties, geen ongevraagde adviezen. Als iedereen is uitgesproken en het stil blijft is de samenkomst klaar. Ieder gaat z’n weg. De praktijk van samenleven genereert vanzelf dat wat nodig is. Door luisteren raakt iedereen afgestemd en komt de oplossing van wat niet stroomt spontaan op uit het leven zelf. Vraag maar eens een zaal om tegelijkertijd samen een willekeurig toon te zingen, even is er een dissonantie die spontaan oplost in harmonische samenklank, een accoord.
Luisteren geeft kans aan het zwermbewustzijn om zich te manifesteren.
Het is vreemd om intelligentie toe te schrijven aan het individu, alsof een individu apart van zijn context kan worden gezien. De intelligentie van een zwerm, mieren, bijen, termieten, is meer dan de som der delen. Ook planten maken gebruik van zwermbewustzijn, waarom mensen niet? Zwermbewustzijn is de natuurlijke internetverbinding, met oneindig bereik.
Genen 2 (Gratis)
Nog immer had ik geen enkele letter op papier. Tijdens het uitlaten van Belko kostte het mij moeite om uit handen van de recrutenjagers te blijven. Ik had de riem losgelaten en rende schreeuwend voor mijn leven achter de roodharige Wolfshond aan. ‘Mijn hond gaat er vandoor!’ Uitgeput kwam ik via een omweg thuis. Het moederland moest weer eens worden verdedigd door moedig in de aanval te gaan. De kameraden waren weer fanatiek aan het werven voor dat groen geüniformeerde monster dat louter prooien doodt zonder ze daarna netjes op te eten.
‘Zinloos sterven is niets voor een ware Beusgard’ ,peperde moeder mij in.
‘Je kunt beter zinloos leven, ik heb je niet voor niets gebaard!’
‘Nou, dus eigenlijk wel voor niets!’ ,verbeterde ik haar.
‘Goed dan…ik heb je gratis gebaard, laat ik het dan zo zeggen’ ,verbeterde ze zichzelf.
Meteen zag ik mij zelf deze zin opschrijven. Deze beginzin bevatte een hele roman
op zich. Overal had ik vergeefs gezocht naar een stukje papier tot ik het bij gebrek aan beter in mijn handpalm krabbelde om nooit meer te vergeten. Moeder Wami was de enige vroedvrouw voor het gehele oude stadsdeel in Warbovald, in het nieuwe weigerde ze een stap te zetten. Principieel was ze tot op het bot. Zo weigerde ze pertinent om zich in geld te laten uitbetalen, alleen in natura. Dan wist je tenminste wat je in huis had. De duurzame geldinflatie had haar gehard in deze overtuiging, waardoor we inderdaad nogal wat in huis hadden. Onze woning was een soort van spullenmagazijn van overbodige voorwerpen en levensmiddelen, analfabetisch gerangschikt. Moeder wist ongeveer precies waar haar ruilwaren tussen of onder lagen, meestal eronder. Dingen waar niemand op zat te wachten, tot je ze opeens hoogstnodig had. Ons adres werd door de jaren heen een plek van openbare ruilhandel
zonder sluitingstijden. Midden in de nacht kon er iemand aanbellen om het overbodige te ruilen voor een eerste levensbehoefte. Uiteindelijk wilde moeder alleen nog maar conservenblikken incasseren, corsetten had ze inmiddels genoeg. Droge worst wilde ook ze niet meer sinds Belko daar lucht van had gekregen en de voorraadkamer had geplunderd. Toiletpapier was er al jaren niet meer te krijgen nadat de fabriek was afgebrand. Langzaam begon ik te begrijpen waarom mijn schrijverschap maar niet wilde vlotten. Elk snippertje papier werd voor andere, nog dringender behoeftes benut.
Genen (Barvo)
Vandaag vroeg opgestaan, met zo’n onbedwingbare drang om te schrijven, maar had geen beginzin, geen onderwerp. Verweesd langs de oever van de Umber gelopen, die buiten haar oevers was getreden door de gesmolten gletscher. Halverwege de zonnige parkzijde kwam ik Barvo Vorelsmani tegen die zijn roman Parkietenvlees net had gepubliceerd. De recensies waren laaiend vertelde hij gedeprimeerd. We dronken wat Schervensap, illegaal gestookte genever, bij kiosk Fourai naast de vermaarde Vezilsbrug. Barvo moedigde mij aan te gaan schrijven, het maakte niet uit wat. Ik klaagde dat ik het zo graag wilde maar er steeds niet aan toe kwam. ‘Telkens komt er wat tussen Barvo, wordt er aangebeld, gaat de telefoon, blaft de buurhond tegen de kat op het balkon van juffrouw Wasselgenk…het is gekmakend!’
‘Bazel niet Beusgard, blinde daadkracht, daar komt het op aan, knip godnogaantoe alle kabels door inclusief die hondenriem, jaag dat kreng de straat uit, maar schrijven zal je!’ ,riep Vorelsmani begeesterd, ‘ons soort volk is daartoe voorbestemd!’
‘En vergeet dat wufte wezen van Wasselgenk…die gunt jou geen blik waardig Beus!’
Ik moest hem beloven zijn advies uit te voeren en bedankte hem. God, wat had ik zin om te gaan schrijven, ik kon niet wachten om te beginnen. Maar eerst knipte ik de vaste telefoonlijn door, de deurbel saboteerde ik door een kartonnetje tusen de contactpuntjes te leggen…zo eindelijk rust. Even wat eten en dan zou ik achter mijn bureau plaatsnemen, het bureau van mijn grootvader Darpo die ik nooit had gekend.
Die was notulist geweest bij de Partij, talloze partijvergaderingen had hij uitgewerkt tot hij er zelf de partij werd uitgewerkt. Het schrijven zat mij dus in de genen zo maakte ik mij zelf wijs. Ik had wel eens wat dingetjes geschreven…op winkelbonnetjes, op onbezorgbare enveloppen van mijn vader die postbode was. Mijn vader las geen boeken, maar wel de brieven die hij moest bezorgen. De wereld was een levende roman zo hield hij mij voor. Waarom verzonnen literatuur lezen als je het echte leven kon lezen van echte mensen van vlees en bloed met een eigen brievenbus. Waar moest ik over schrijven? Ik maakte nooit iets mee. Ik was een man zonder geschiedenis. En hoe moest je beginnen, welke eerste zin was de juiste beginzin? Ik wilde net mijn pen op papier zetten toen er hard op mijn deur gebonkt werd. ‘Hé, Beusgard, je had beloofd Belko uit te laten, hij heeft in de salon gepist!’ ,klonk het.
Het was buurman Momzi, die naar de tandarts moest om de gevel van zijn huis te schilderen, betaling in natura in ruil voor het nieuwe bovengebit dat Momzi steeds beter ging passen. Inwendig vloekte ik: ‘Waar moet ik over schrijven, ik weet niets en nu die hond weer…en ik hou zo van schrijven…er stroomt van nature pure inkt door mijn aderen…of moet ik mij beter omscholen tot postbode?’ Toen ik opendeed kreeg ik meteen een warmnatte lik in mijn gezicht van Belko, de Ierse Wolfshond. Momzi lachte zijn nieuwe tanden bloot.
Krul
Onze bovenbuurman Oscar houdt slangen en van Wagneropera’s. Wat moet je ermee op een vrijgezellenflatje zou je zeggen?…maar goed, hij houdt ervan, leven laten leven… Ieder zijn eigen aardigheid…echter vanochtend was het weer zover, voor de zoveelste keer struikel ik over zijn zes meter lange Anaconda die midden in ons trappenhuis zijn prooi ligt te verteren. Oscar begrijpt nooit hoe Tristan kan ontsnappen! Niet dat ik bang ben, zijn giftanden zijn immers getrokken. Maar het is gewoon vervelend zoiets exotisch op je nuchtere maag. Dus ik pak het beest bij z’n staart en sleep hem naar de voordeur van Oscar, een trapportaal hoger en bel ongedurig aan. Na wat gestommel staat Ossie in de deuropening met een vette Boa om z’n ongeschoren nek in een zee van symfonisch gedonder.
‘Wat is er loos Duco?’ ,vraagt hij slaperig, terwijl Wagners pompeuze Walkürenrit gestaag doordendert.
‘Nou, dat lijkt mij duidelijk, niet?!’ ,schreeuw ik, ‘jouw Tristan hier is weer eens ontsnapt, kijk!’ Ik hou de slangestaart voor zijn neus omhoog.
‘Dat is Tristan niet’ zegt Ossie lakoniek, ‘dat is Isolde… zie je dat niet, Isolde heeft een krulstaart?’ De krul was mij inderdaad ontgaan.
‘Is dit je nieuwste aanwinst?’ ,roep ik.
‘Ja, maar goed dat je haar terugbrengt’ zegt hij terwijl hij met zijn slangenvangstok Isoldes kop in een lus manoeuvreert en stevig aantrekt, ‘want vandaag moet ik met haar naar de dierenarts, tandjes laten trekken!’
Isoldes staart glijdt weg en ik staar naar mijn trillende handen en barst los:
‘In godsnaam Ossie waarom…mag dat bombastische kabaal trouwens even uit…waarom nog zo’n slang, je hebt er al negen!…we hadden wel gebeten kunnen worden…als mijn vrouw dit hoort…!’
‘Duuk luister!’ ,begint Ossie: ‘een anaconda is hoe dan ook niet giftig, het een wurgslang…kijk je stemt wel op de dierenpartij maar je hebt geen verstand van de natuur en dan nog iets…ik doe het niet voor mezelf, maar voor Tristan, begrijp je, hij is eenzaam, met een beetje geluk krijgt Isolde een nestje!’.
Inmiddels ben ik door mijn knieën gezakt en krijs smekend: ‘Maar buur, mag dan alsjeblieft die muziek uit?’
Meewarig hoofdschuddend kijkt Oscar op mij neer.
De Walkürenrit is toevallig net ten einde.
San Marco

Telkens wanneer wij cappuccino nippen uit de dierbare Venetiaanse kopjes van het San Marcoplein proeven we de nasmaak van ons legendarische verblijf in die betoverende gondelstad. Ik zie nog de aimabele ober op mijn netvlies, die ons zo charmant bediende en gespeeld discreet vertelde hoe graag hij eens naar Amsterdam wilde, dat vrijgevochten Venetië van het hoge Noorden. Vanwege onze royale bui, we hadden iets te vieren, nodigden we hem uit bij ons te komen logeren als hij zijn droom zou waarmaken. In ruil voor onze ruimhartigheid schonk hij ons de kopjes met goudopdruk ‘San Marco’ als herinnering. Wat een man, wat een hartstocht! Toen wij nog jong waren dachten we immuun te zijn voor dergelijke nostalgische aandoeningen, maar nu moeten we toegeven dat we weemoedig worden als we koffie drinken, niet in de laatste plaats omdat we in werkelijkheid nooit in Venetië zijn geweest. De weemoed van een nooit gemaakte reis geeft wel een heel speciale bijsmaak…in dit geval mocca. Niet dat we er spijt van hebben nooit als massatoerist dezelfde platgetreden paden te hebben bewandeld. Sommige wensen worden soms gewoon onwenselijk door overbevolking of gebrek aan belevingsruimte.
De kopjes vonden we trouwens in de lokale kringloopwinkel. Soms betrap ik mij op de verheugingsvolle verwachting dat de ober toch nog plots bij ons zal aanbellen.
Terwijl ik mij de vergeefsheid ervan realiseer zet ik nog een ‘bakkie troost’ met de Pavoni.
Proces
F. Wildesheim merkte al eens op:
‘De leunstoel genereert degeneratie van de ruggengraat, de blender maakt het gebit overbodig, automatisering kweekt handelingsonbekwamen’.
Als zo iets onschuldigs als een luie fauteuil al zulke gevolgen heeft, wat zou de computer, de geestelijke prothese bij uitstek dan voor gevolg hebben? Het menselijk tekort zoekt een prothese in de robot, men vergeet dat het ding geprogrammeerd is door de mens, een ingebouwde systeemfout dus. Waarom systeemfout? Omdat de mens een proces is en geen systeem. Er valt wat voor te zeggen om het menselijk te kort gelijk te stellen met de mechanistische visie op de mens. Het zou wellicht beter zijn de mens organisch te zien, als een wandelende plant. Opvoeden zou dan een vorm van tuinieren worden.
Souvenir
Identiteit is een goedkoop souvenir.
Neem drie hoogtepunten uit de Romeinse historie, gegoten in echt plastic, Made in China. Een mooi aandenken aan wie men nooit was. Voetbal is ook een mooie metafoor voor de relativiteit van identiteit. In elk elftal spelen wereldspelers, de duurst betaalde slaven van de vrije markt. De supporters juichen voor hun roemruchte club die in geen enkel opzicht verschilt van willekeurig welke andere club, ze hebben geen eigenheid, ze zijn inwisselbaar.
Alle identiteiten staat gelijk aan geen identiteit. Het is goed dat de sport zich hiervoor inzet, om aan te tonen dat identiteit een tijdelijk waanbeeld is. Zodra er meer geld in kas is koop je een andere, een ‘nog betere’ identiteit in de internationale souvenirshop.
Aarde
Aarde heeft geen voeten, geen vleugels, toch is ze op reis, onderweg,
ze reist als saharazand duizenden kilometers door de wolkenhemel.
Er spoelen eilandjes weg voor de kust terwijl elders door zandaanwas
land aangroeit. Vulkanen hoesten midden in de oceaan eilandjes van lava op
of verzwelgen hele archipels. Hele continenten drijven traagzaam uit elkaar
en uiteindelijk weer naar elkaar toe. Hun kusten ontmoeten elkaar ooit.
We dachten hier te kunnen bouwen op vaste grond, maar je kunt beter
je leven op ruimte funderen. Alleen ruimte is blijvend, betrouwbaar bodemloos.
