Onze verzameling voetjes is dus danig uitgedund. Dusdanig. Het overblijfsel aan voetjes leidt een zwerfarm bestaan. Geen dwaalzaam gestruin meer achter die hemelse neus aan. Geen dralend gelanterfant bij maanlicht rond een geliefde boomstam of een geurig rot hoekpaaltje. De voetjes die over zijn gebleven weten nog steeds niet waar ze het vinden moeten, het paradijs van bont. Onbestemd is hun bestemming. Wat voor vreemde schoenen zijn voeten eigenlijk? 1 paar voor een heel leven.
Filosofabels
Putfabel

De eerste sterrenkundige zat diep in de put. Hij kwam steeds dieper in de put en merkte op dat hoe dieper hij groef, hoe helderder die ene ster te zien was. Omdat het licht van de omringende sterren niet langer zijn zicht verstoorde. Er kwamen wel eens mensen langs die hem uit de put wilde praten. Dan riepen ze in de diepte, maar van een gesprek kwam het niet, de echo verstoorde hun taal. De put lag als een standvastige plek in de aarde. Sterrenhemelen trokken voorbij zodat er steeds nieuwe sterren in het blikveld verschenen. De man in de put trok zo een visueel spoor in de sterrenhemel van de baan die de aarde beschreef. Boven de grond geloofde niemand hem als hij over het spoor in het hemelgewelf sprak. Hij ziet dingen die er niet zijn, zeiden de mensen van de vlakte. Het komt vast omdat hij zo diep in de put zit…
Papillen

Na het debâcle met het vertragingshorloge, alles ging veel te lang duren…had Felix Rausling de smaaktelescoop uitgevonden. Een zeer verfijnd instrument waarmee je objecten van grote afstand kon proeven.
Rausling was op het idee gekomen dat je door te proeven meer te weten kwam van een essentie dan door te kijken. Met 1 hapje mango wist je instant de essentie van de mango, essence…Met kijken kwam je geen stap verder. Natuurlijk wist je dan nog steeds niet wat je proefde, maar je wist wel iets wat duizend woorden niet konden duidelijk maken. Moeiteloos kon je daarna elke mango blindelings identificeren met ‘de tong der kennis’.
In zijn eerste proefsessie richtte Felix Rausling zijn Tongtelescoop op de maan. Dat hemelse lichaam had hem vanaf zijn vroegste jeugd betoverd…een van de mooiste vruchten der schepping. Hij legde zijn tong tegen de lepelvormige receptor richtte precies in het midden van de volle maan. Rausling meende dat dan de maansmaak op haar volst zou zijn. Het duurde een kwartier voor de smaak begon door te dringen in zijn vooraf goed gewassen papillen.
Rausling wist niet wat hij proefde… de maan smaakte heel vreemd en toch ook ergens in de verste verte van zijn smaakbelevingswereld heel vertrouwd. Wat een vrucht was dat. Felix moest de sessie zelfs afbreken omdat z’n papillen overprikkeld raakten door de oeroude smaak van de maan. Zoals het oog door de kleine pupil overvoerd kan raken zo wordt de tong door die nog veel kleinere papillen al snel verdoofd door die enorme wereld die binnensijpelt. Zelfs als je focust op 1 object. Rausling kwam na zijn eerste proefopstelling tot de voorlopige slotsom dat de wereld een beetje te alomvattend was en de zintuigen te beperkt en te eenzijdig. Hoe konden zintuigen ooit de wereld vatten, laat staan omvatten?
Hij besloot te gaan bouwen aan een receptor waar de mens in zou oplossen…een soort van bad, een warm bad waarin alle zintuigen samensmolten, synesthesie. Helaas is het nooit zover gekomen. Rausling loste zelf op in de wereld. De uitvinder was kennelijk uitgevonden. Volgens zijn eigen trage tijdmeting is hij nooit ouder geworden dan acht jaar.
(Schilderij: Rob Birza)
Col

Ik heb behalve het gezicht mijn gehele huid vol laten tattooëren.
Het deed even pijn, maar geheel bedekt zijn voelt heel veilig.
De inkt werkt als camouflage die mij aan het zicht onttrekt.
Mijn blinde tattoomeester werkt met onzichtbare inkt,
want ik wil er natuurlijk niet mee te koop lopen.
Vandaar draag ik altijd een coltrui en kniekousen.
Niemand weet dat ik een wandelende iconografie ben.
Het gaat ook niemand iets aan. Ik doe het voor die blinde meester. Op de tast betekent hij mij met betekenissen. Zonder dat beteken ik niets.
Het is iets heel intiems, iets tussen mijn huid en het daglicht.
Dat niemand het ooit zal zien maakt het zo bijzonder en waardevol. Zeldzaam is al bijzonder, maar nooit vertoond…is pas echt uitzonderlijk.
Nu schijnt het alleen, heb ik van horen fluisteren, dat er massa’s van mijn soort rondlopen. Te herkennen aan hun coltrui. Ik zie dat als provocatie.
Soms voel ik mij als een kudde zwarte schapen.
Fabelhaas

Er bestaat alleen handel met voorkennis.
Je zou toch wel gek zijn als je handelde zonder voorkennis
als je precies weet hoe de hazen lopen.
Bovendien, als je zelf niet het risico wilt lopen het haasje te zijn,
dan kun je ook nog je kennis verkopen, ‘handel in voorkennis’.
Je kunt zelfs zonder enig kennis nepkennis verspreiden die
de markt manipuleert, voorkennis organiseren.
Handel zonder voorkennis bestaat alleen in de hoofden die
geen kennis hebben of buiten kennis zijn. Hun naam is haas.
In zake voorkennis heet eigenlijk iedereen ‘Haas’ ,want niemand
mag het weten wat voor iedereen evident is.
Wie het toegeeft is het haasje, maar komt er nog makkelijk mee weg.
‘Heeft u deze verdachte ooit gezien, ontmoet of gesproken?’
‘Nee, ik kan mij niet herinneren ooit deze vierpotige afgetrainde
heer met lange oren te hebben gezien’
‘Ook niet als ik u vertel dat hij razend snel is in een groen groen knollenland?’
‘Nee, edelachtbare…’
‘en dat hij daar hoeken van negentig graden slaat?’
‘Mijn geheugen laat mij helaas in de steek edelachtbare’.
‘En deze langwerpige oranje stengel met groen loof, komt die u bekend voor?’
‘Nooit gezien edelachtbare, ik heb geen idee wat het is!’
‘Het is om te eten…ooit van geproefd?’
‘Nee, edelachtbare nooit van geproefd’.
Illustratie: Michael Sowa
Bruikruim
Er verschijnen gedachten in bovenkamers,
niemand die ze bezit, niemand die de kamers bezet.
Het zogenaamde ik is zelf een kakelverse oude gedachte.
Ik is de gedachte, als een spook in de kamer.
Deze gedachte is universeel, maar zonder eigenaar.
Er is geen eigenaar die welke gedachte dan ook bezit.
Zonder eigenaar blijkt bezit een onzinnig concept.
Zonder eigenaar heeft hebben geen betekenis.
Voor het zijn is alles een gegeven, in bruikleen.
Om even te gebruiken, daarna geeft niemand het terug.
Niemand zijn is het meest gebruikelijke, natuurlijke.
Onbewoond zijn de bovenkamers het meest bruikbaar.
Deze bruikruimte geeft gelegenheid aan wat al niet?
12 uur
Verrek, het is al weer 12 uur.
Alweer? Gisteren ook al…toen zei je het ook al!
Nu je het zegt, het is altijd 12 uur op dit uur van de dag.
Vreemd toch, bijna occult…precies rond deze tijd…
Kan geen toeval wezen, dan heeft het zo moeten zijn.
Iedere dag rond deze tijd weer ditzelfde ene moment.
Je kunt er de klok op gelijk zetten…
Ja of niet, gewoon stil laten staan.
Dan is het ook twee maal daags precies de juiste tijd.
De ziel leeft vrij van tijd…
Inderdaad waarom zou die anders op de klok moeten kijken?
De ziel is gemaakt van immer.
Stapel
Sommige kunstenaars zijn letterlijk stapelgek. Dat wil zeggen: ze zijn gek op stapelen. Het aantal kunstenaars dat stapelt stapelt zich de laatste jaren op. Er komen er steeds meer aan de top door energiek door te stapelen. Aan inspiratie nooit gebrek. Als ze het even niet meer weten dan bestellen ze gewoon minimaal duizend stuks – van om het even wat – en ze beginnen te stapelen. De hele handel inpakken kan natuurlijk ook nog, maar dat is weer een andere stroming. Het publiek laat zich niet zo makkelijk inpakken, het gaat tegenwoordig liever uit haar dak met stapelkunst. Vaak draalt het publiek verweesd rond de enorme stapel van het een of ander met een blik van: ‘het moet toch niet gekker worden’.
Initiator van de stapelgekte is waarschijnlijk kunstpaus Andy Warhol geweest. Die begon nietszeggende beelden op te stapelen met het conceptuele concept: als 1 beeld niets zegt, dan zeggen 100 dezelfde beelden heel vaak niets, waarmee de aandacht wordt vastgehouden. De macht van het getal lijkt hier veelzeggend omdat het de aandacht trekt en vast houdt. Dat de aandacht wellicht verstandsverbijstering is rekent de kunstpaus ook goed.
Het hele verschijnsel lijkt op iemand die aan het woord blijft om aan het woord te blijven ook al heeft de spreker niets te melden.
Ik heb het soupblik van Campbell eerlijk gezegd nooit een kunstblik waardig geacht. Het hier te noemen is eigenlijk al te veel eer. Na een stapelervaring kun je het beste even een lange kunstpauze inlassen.
Gender
Photo©JelleTouw2019
Je voelde je van binnen altijd vrij en neutraal ten aanzien van het B.G.C (binair geslachtelijk classificatiesysteem)
Tenminste van binnen, daar voelde je je zowel mannelijk als vrouwelijk in gelijke mate, tegelijkertijd voelde het noch mannelijk noch vrouwelijk. Je had graag als man een jurk gedragen en een bh of als vrouw graag de broek aan en een stropdas. Liefst had je natuurlijk alle geslachtelijke kenmerken gehad, waarom niet als het zou kunnen? Tegelijkertijd maakte het je niets uit, nogmaals van binnen… Buiten heerste een ander verhaal.
Van de buitenwereld moest je de keuze maken, kleur bekennen, te koop lopen, intimiteiten openbaar maken.
Van binnen was daaraan geen enkele noodzaak of behoefte. Waarom kiezen en vernauwen tot een fragment als je ook dit, ook dat, ook zus en ook zo kon zijn?
Vervolgens moest je je er naar gaan gedragen, in de kudde ‘soortgenoten’ mee hobbelen en soortgebonden gedrag vertonen. Een dom circusnummer zonder dompteur.
Rolvastheid was een vereiste anders werd je verstoten als vreemde eend of zwart schaap. Waarom kiezen tussen eend of schaap?
Over sexualiteit gaan we het hier niet eens hebben, omdat dit een intimiteit betreft die niemand iets aangaat.
Waarmee de onschatbare waarde ervan is gewaarborgd.
De vrijheid om niemand te moeten zijn wordt niet opgemerkt in het gendergesprek. Daarmee wordt ook de mogelijke vrijheid om alles te mogen zijn niet gezien.
In het ‘Niet’
De kunsttempel stelt zich ten toon als een kunststukje van klassieke verhoudingen, met als voornaamste bouwmateriaal ruimte, ruimte die er altijd al geweest is…
De kunst binnen de tempel zelf lijkt soms kunstmatig, af en toe heel kunstig, vaak kunstzinnig, of van ‘echte’ kunststof. Je weet in het beste geval niet wat je ziet, welke vreemdheid stelt dit nu weer voor? Een hoog raarheidsgehalte.
De meest zeldzame beleving ontstaat wanneer het begrip kunst zelf wordt overstegen, dat vergeten wordt dat er geen criteria voor bestaan, geen keurmerk. Dat geen kenmerk het enige kenmerk is van het wezenlijke.
In de brochure lees je dat kunst vaak iets anders wil zijn om ‘het gewone’ weer als nieuw te kunnen ervaren en ‘hoe het kunstwerk zich verhoudt tot de ruimte’. De echo van dit machteloos grijpen naar houvast klinkt nog lang na.
Een kunstwerk verhoudt zich niet tot de ruimte, het verzuipt erin. Ruimte is van nature buiten proportie, elke verhouding is zoek, elk ‘ding’ hoe groot of hoe kunstig ook verdwijnt erin. Het ‘ding’ valt in het niet.
De val in het ‘Niet’ is de directe ervaring van totale ruimte.
Dit overkomt ook de bezoeker als ding. In de val valt ‘hij’ samen met ruimte. Kunst blijkt dan een mystiek ruimtevaartproject.


