Ooit maakte men van muggen olifanten. Toen kreeg je opeens de befaamde ‘Olifant in de kamer’ ,die met negeren werd vereerd. Nu klotst het inmiddels tegen de plinten. De olifant is leeggelopen. De lege fant drijft in zijn eigen olie. Zo vergaat het metaforen nu eenmaal, ze vergaan als verwelkende schepen en bloemen. Maar altijd blijft het ‘Vijf voor twaalf’, net zo lang tot de laatste metaforenmaker is uitgestorven. ‘Om het even wat dan ook’ valt dan met niets meer te vergelijken, dan is het wat het is: Ein Offenbares Geheimnis. In dunne lucht gebeiteld.
Filosofabels
Bomen

Een boompje opzetten met iemand kan al bijzonder informatief zijn.
Maar in je eentje als eikel een heel kringgesprek organiseren dat
al een eeuw voortduurt is buitengewoon. Gewoon buiten.
Bomende bomen…je hoort ze binnensmonds stronkerig, ondergronds
mompelen.
Immersief

Voorwoord van de curator:
Als uitnodiging voor deze tentoonstelling wil ik u vragen niet te proberen om er iets van te begrijpen. Wij begrijpen het zelf namelijk ook niet. De beelden werken in op het voorwoordelijke, daarom is dit voorwoord ook eigenlijk totaal overbodig.
De getoonde werken zijn niet te plaatsen binnen een bepaalde stroming
of het zou de nog niet bestaande stroming van het ‘immersieve’ moeten heten.
Een onderdompeling in het archetypische domein van de directe innerlijke beleving.
Of zoals F. Wildesheim het ooit zo treffend verwoordde:
Zie het als een droom met open ogen,
als een slaapwandeling
door het woud der verbeelding.
Het enige wat deze droom u vertelt is
dat u het wakkere zijn bent.
Of de vlinder nu droomt dat zij u is
of dat u droomt dat u de vlinder bent,
in beide gevallen is het wakkere zijn
alerte ontspanning.
Roeping
De vrijwilliger treedt in de voetsporen van de kunstenaar, hij bevestigt elke genomen stap. De kunstenaar heeft geen vrije wil. Hij heeft geen keus, elke stap is een heilig moeten. De geometrische figuur dicteert zijn handelen. Het is zijn roeping om iets te maken waar niemand om vraagt, waar niemand op zit te wachten. Zo speelt de hond de rol van kunstenaar voor de ‘baas’. De hond maakt levenskunst, zijn ‘baas’ treedt dienstbaar in zijn voetsporen. De hond verstaat de kunst om de baas tot een onzichtbaar kunstwerk te verleiden. Hun hele levensloop samen is een samenloop door alle omstandigheden heen, een levenswerk dat zich niet laat na vertellen. Een epische tocht door de wereld. De hond staat symbool voor de ziel van de baas en andersom.
De ziel heeft vier poten en een staart als indicator voor de mate van euforie.
Levenskunst is de roeping volgen om het leven te vieren, onaangelijnd.
Perron
Ergens tussen A en B ligt een prachtig gepasseerd stationnetje.
Het echte jachtige leven is in A en B, daartussen ligt niks.
Ja, een gehucht van drie daken, een gat waar het leven aan voorbij gaat.
De trein stopt er nooit meer. Geen passagiers die bij een gat stil willen staan.
Liever razen ze er zo snel mogelijk aan voorbij.
Snelheid geeft een gevoel van vooruitgang, weliswaar misplaatst
maar toch een fijn gevoel. Soms zien ze er vanuit hun ooghoek nog iemand
staan zwaaien op het overwoekerde perron….of verbeelden ze zich dat maar?
In de voortrazende wagon denkt men dan steevast aan een wanhopige die de
trein heeft gemist. Nooit komen ze op het idee dat ze worden uitgezwaaid.
Iemand die de trein vaarwel wenst.
In de wereld van de vooruitgang wemelt het van mooie gepasseerde stationnetjes.
Ze zijn alleen nog te voet bereikbaar.
Amorf
In de nacht van de waakslaap verlies je elk besef voor afmetingen. Hoe groot of klein ben je? Ten opzichte van wat? Geen referentie meer. Ergens verblijf je tussen nauwelijks iets en oneindig. Dat geldt ook voor de vorm van het lichaam. Alleen de aanraking met iets lijkt een begin of eindpunt van het lijf te bepalen. Maar waar de huid ruimte raakt houdt het nergens op. Het lijf lijkt een amorfe klomp zonder bepaalde afmeting. Wat er zich binnenin afspeelt lijkt nog het meest op een sensitief aquarium waar gevoelsvissen in rondzwemmen, prikkeling, stuwing, golvingen. Een warm duister waar lichtgevende wezens in opgloeien. Toch voelt het niet als water maar eerder als ruimte. Met ogen dicht lijk ik in niets op een mens . Een vat waar alle denkbeeldige tegenstrijdigheden vreedzaam samensmelten. Weinig verschil met een amoebe of een pantoffeldier. Bij het ontwaken lijk je weer in de vorm te worden gegoten. Alsof je een duikerpak aantrekt voor een nieuwe excursie in de bovenwaterwereld.
Wiel
Dankzij het grondig weggooien van oude kennis en het afschaffen van levenslange ervaring wordt dagelijks het wiel opnieuw uitgevonden: driehoekige wielen, vierkante, ovale, zeshoekige, je kunt het zo gek niet bedenken. Het vreemde is dat het ronde wiel ontbreekt. Dat ligt op de vuilnishoop, onder de oude kennis en de ‘waardeloze’ ervaring.
Het regent permanent kwartjes, maar niemand die ze ziet vallen. Dat komt vast omdat ze rond zijn.
Schaar
Szymborska won de Nobelprijs voor haar poëzie. Toen zij werd overlopen door de media zag zij zich genoodzaakt een assistent aan te nemen omdat zij niet meer aan dichten toe kwam. Ze werd platgebeld met interviewverzoeken vanuit de hele wereld. Er kwam een jongeman solliciteren op de functie. Ze vertelde hem wat het probleem was. Hij vroeg of ze een schaar had. Die gaf ze hem. Daarop knipte hij ter plekke de telefoonlijn door. Ze dacht onmiddellijk: ‘Die moet ik hebben,’ De lijn met haar poëtische bron was meteen hersteld.
Tunnel
Er stond een spiksplinternieuwe dag voor de deur. Het had zijn licht nog aan… was net door de tunnel van de slaap gereden, die lange zwarte tunnel dwars door het hooggebergte van de nacht. De aanleg ervan had lang geduurd…jaren lang boren om de lichtdagen met elkaar te verbinden. Nu was het klaar, één rondlopend traject. Men kon nu door driehonderdvierenzestig tunnels het hele jaar rondrijden. Dat had de mens toch maar mooi geflikt.
Er was geen chauffeur die zei dat je moest instappen. Je dacht nog even: kan die dag niet zonder mij vertrekken? Voor je het wist zat je in de dag en was je onderweg. Je keek je ogen uit, wat een uitzicht rondom, wat een reis. En iedereen ging mee, zelfs alle doden, waar je ook keek daar zag je ze…ieder één, wat een onderneming. Het leek wel vakantie. Je las op een muur het gedicht, op weg naar de volgende slaaptunnel, het gedicht van nachtburgemeester J. Deelder…
’Het Heelal’
Hoe verder
je keek
hoe groter
het leek
Troglodieten
De klaproos koestert geen ideologie, ze postuleert geen hypothesen. Een korstmos heeft geen filosofie, geen aannames. De plataan leest nooit een boek of handleiding. Het schaapwolkje gelooft moeiteloos nergens in. De wolf schrijft geen gedichten, geen grafschriften. De krekel speelt geen viool, heeft geen advocaat. Gras verlangt geen architectuur, geen planoloog. De oceaan ambieert geen scheepvaart, geen dijken. Natuur heeft geen theorie, geen diploma, ze is een en al praktijk. De mensengeest begon als een kale grotwand, het eerste scherm dat prehistorisch werd betekend, als tegenwicht tegenover die verpletterende overdonderende natuur, de grot bood bescherming. De verbeelding werd geboren op de wand, verbeeld-dingen. Spoken op het behang. Ondertiteld door verwoording werd het denkbeeldige een tegenwichtwereld, schijnbaar veilig en beheersbaar. De bovenkamer werd gaandeweg een surrogaatgrot. De moderne troglodiet echter woont in zijn scherm, mobiel en houdt altijd alles en iedereen in de hand. Holbewoning in de open lucht.

