Vroeger kreeg je vaker dan eens een mager zesje op je rapport
omdat je niet geboeid kon worden door bijvoorbeeld cijfers of jaartallen.
Je was geen berekenend type, in je buik wist je immers blindelings het juiste
antwoord al: Nul. De nul ontcijferde alles van nature.
Het ampere zesje neigde meer naar een vijf. Een onvoldoende voor niet geboeid zijn. Zo’n getal hield niet over, je bevond je hiermee op het scherpst van de snede. Je zou zakken ,naar beneden…of je moest je best gaan doen om beter geboeid te raken.
Je deed voor de vorm je best, maar geboeid raakte je nooit. De slag bij Nieuwpoort mocht van jou bij welk jaartal dan ook plaats hebben gevonden, desnoods rond zestienhonderd.
Nooit kreeg je een dikke nul, terwijl je die toch wel verdiende…vond je zelf.
Volkomen irrationeel, maar je hield altijd al van harte van het meest onbenullige getal.
Zo prachtig rond, blakend gezond als een stralend zonnetje of een volle maan.
Je werd instant vrolijk van nul, zoals je ook kon lachen om niks. Nul kreeg je gratis…
nul was onvoorwaardelijk. Het midden van het universum waar alles in samenvloeide.
Filosofabels
Triljoen
Het menselijk lichaam heeft ongeveer 37 triljoen cellen. Tel maar na, tel je zegeningen.
Voor een goed onbegrip van het onvoorstelbare is dat een 1 met 18 nullen.
Je voorstellingsvermogen verschrompelt bij het besef dat je zoveel cellen bezit die als een ondeelbaar geheel functioneren. Elk van die cellen wordt om de zeven jaar vervangen door een nieuwe cel. Dat gaat spontaan en ongemerkt. Een ongekende intelligentie is hier aan het werk, analoog aan de genialiteit van moeder natuur.
Haar geest is onze oorspronkelijke natuur, ze dirigeert het triljoenkoppige orkest tot een
Synfonie. Luister eens hoe je cellen zingen, hoe ze zich afstemmen op elkaar om samen te kunnen resoneren. Je cellen spelen een harmonie der sferen.
Diagnose

Mijn huisarts komt onverwacht op huisbezoek. Hij is onze buurman en hij had mij al zo lang niet in de tuin gezien. Toen we hier kwamen wonen
werden we uit wellevendheid lid van zijn prille praktijk. In de dagelijkse praktijk kwamen we er nooit. Na de inschrijving grapte ik nog dat ik hem nooit meer wilde zien.
Wat scheelt er aan Ralph? ,vraag ik.
Niet zo lekker in mijn vel, moet hij bekennen.
Waarom ga je niet naar je huisarts dan?
Die heb ik niet.
Dat is grappig, zeg ik…de controleur die nooit wordt gecontroleerd.
Inderdaad, beaamt hij als boer met kiespijn: Ik lijk wel een masseur met kramp in zijn nek.
Tragisch, zeg ik ,want wie onthooft dan de laatste beul?
Slagers keuren eigen vlees…
Je zit dus niet lekker in je vel?
Nee, ik voel dat ik te kort schiet, mijn patiënten vertrouwen mijn diagnoses niet meer… ze kijken zelf op internet en doen aan enthousiast aan zelfmedicatie, ze lezen mij bovendien de les… geven mij ongevraagd advies. Ik voel mij een beetje buiten spel staan.
Is dat niet de bedoeling dan…een zelfredzame mens kweken die zijn zelfgenezend vermogen weet aan te spreken?
Maar wat blijft er dan over van mijn vak?
Wat verwacht je dan van jezelf?
Dat ik mijn patiënten kan genezen.
Kun je dat dan niet?
Nee, ik kan hun symptomen bestrijden, pijnen verdoven, maar helen kan ik niet.
Je bent dus geen heelmeester.
Nee, het geheel ontgaat mij, ik kan alleen onderdeeltjes behandelen, wegbranden, injecteren, of pillen geven… en dan klagen ze weer over de bijwerkingen, wat moet ik doen?
Ermee leren leven… een goede heelmeester zoeken of je zelfhelend vermogen aanspreken?
(Illustratie:Martin Jarrie)
Wens
Vanochtend voelde ik mij opeens wat onwennig. Ik besloot bij hoge uitzondering in de spiegel te kijken. Ik wist even niet meer waar ik kijken moest. De evolutie had mij de afgelopen nacht lelijk te pakken gehad. Mijn verschijnings-vorm zag er uitzonderlijk uit. Als uitzondering op de menselijke regel. De afwijking die de regel bevestigt. Waarom deze vermeerdering? Louter omdat het kan? Er kan zoveel, zo niet alles. Maar was dit menselijk? Was meer ook beter, handiger? Kortom een vooruitgang? Onwenselijke vragen. Ik heb mij erop toegelegd om dat wat is precies zo te wensen. Wat een geluk om de wens bij de vervulling te voegen en dan te zien: het past precies.
(Illustratie Michel Jarrie)
Gluur
Er is een grote categorie dingen die je niet kan thuisbrengen.
Door ze te nummeren worden ze schijnbaar onder controle gehouden,
terloops gooien ze hun nummertjes lukraak door elkaar. Recalcitrant is hun aard.
Dingen hebben vaak gaatjes van waaruit ze je achteloos begluren. Je voelt je bekeken.
Het is magisch, precies op het moment dat je de dingen in hun ogen kijkt
kijken ze terug…of keken ze al die tijd al naar de ogen in je rug?
Je weet niet wie er met kijken begon. Ze houden ons scherp in hun gaten.
Dingen hebben een vermeend fatalistische houding, het bestaan overkomt hen zogenaamd allemaal. Ze hebben vreemde ogen die dwingen en imponeren, om ons aan te zetten om iets met ze te doen. Het enige wat je kunt doen is er een schroefje indraaien of een veter door die brutale oogjes rijgen. Ze blijven van blik.
De dingen praten niet, toch lijkt hun lichaamstaal te zeggen : “Wij zijn hier louter voor de vorm, in onze ogen hadden we er net zo goed niet kunnen zijn.”
(Illustratie: Martin Jarrie)
Flip
Het hoofd als flipperkast. Er is maar 1 bal om te verspelen.
Die bal is je ziel. Het hele denkmechaniek is erop uit om aan de bal te blijven, om de score te verhogen. De bal mag nooit ‘down the rabbithole’ verdwijnen. Als dat toch gebeurt slaat het hoofd op ‘Tilt!’
Je flipt!
Daarna blijkt: ‘down the rabbithole’ is de natuurlijke gang van zaken…daar gebeurt het…the real ‘thing’. Je kunt gewoon een nieuw spel beginnen. Er zit geen muntengleuf in het hoofd waar je kwartjes in moet werpen. Het hoofd speelt gratis het spel mee. Die ene ziel bestaat uit oneindig veel identieke ballen, de hele wereld weerspiegelt in hun glanzende huid.
(Illustratie: Martin Jarrie)
Eilandkennis

Wij leven op een eilandje
omspoeld door een zee van onwetendheid.
Als ons eiland van kennis groeit,
zo groeit ook de kust van onze onwetendheid.
John Archibald Wheeler, quantumfysicus.
Dat ‘harde wetenschap’ zulke onbedoelde poëzie kan opleveren hoeft niemand echt te verbazen, aangezien de fysica helemaal niet meer zo hard is sinds de quantumwereld haar mysterieuze aard heeft geopenbaard. Het enige wonder boven wonder is in feite dat de hardcore wetenschappers de soft-core aard van de materie maar niet kunnen aanvaarden. Hun oude vertrouwde paradigma van objectiviteit is niet meer vol te houden. Het mysterie laat zich niet ontkennen. Negeren is natuurlijk ook een verwrongen manier van erkennen…het is in ieder geval niet onopgemerkt gebleven. Quantumwerkelijkheid en poëzie zijn geen gescheiden fenomenen. Poëzie is een levende werkelijkheid. Elk verschijnsel rijmt op het ongerijmde.
Spukhafte Fernwirkung

Een buik lijkt soms wel een fornuis met daarop een lege hersenpan,
waar je soms een oud kliekje uit eet. Voer dat geestelijk voedsel heet.
Het ruikt hier vaag naar gebakken lucht, naar halfzachte gedachten van een halvegare.
Niets dan schaduwspel van geestig licht, waarmee wij ons schijnen in te lichten.
Van stof zijn wij niet, laat staan dat wij tot stof wederkeren. Denkstof denkt
zich te zijn, echter als lichtgolven verkeren wij weder als een schijnbare deeltjestrein. Lichtwezens reizen ook zonder lijf. De lege hersenpan staat uitgekookt in dit denkbeeldige verblijf uit te dampen. Wat heeft het nu weer uitgespookt?
Grijs
Op de kaart zie je het niet, maar eenmaal vers in het veld zie je louter grijs gebied. Nergens gescheiden door een harde grens. Alles is poreus, zelfs harde atomen zijn volgestouwd met ruimte. Materie als bergruimte om ruimte in op te bergen. Zo brengt Moeder Natuur haar Kosmische huishouden een beetje op orde. Ze heeft krulspelden in haar steile grijze haar, zo zit het permanent goed. Niemand die het ziet. Ze valt weg tegen het grijze gebied.
(Werk van Jan Schoonhoven)
Envelop
Er lag een blanco envelop in je brievenbus.Ongefrankeerd, zonder afzender.
Ook het adres ontbrak. Hoe had de postbode jouw adres kunnen vinden?
In eerste instantie wekte het bevreemding en verwondering, maar al gauw wees alles er op dat het post van G was. Niet dat G als initiaal op de envelop stond, want G had van nature geen naam. G was altijd maar een onbeholpen aanduiding geweest. Ook het feit dat er geen postzegel op zat wees op G, omdat die al evenmin in het bezit was van een gezicht. Deze absentie van eigenschappen maakte dat het zonneklaar was dat de envelop van G kwam. Zo mooi onbevlekt had je nog nooit een envelop ontvangen.
Maagdelijk wit, niet eens ingevouwen, hij stond open. Voorzichtig keek je erin….
en ja hoor…geen enkele inhoud. Geen nieuws van G. In wezen vanzelfsprekend , want hoe zou ‘het oudste ooit’ nieuws kunnen zijn? Onmiskenbaar droeg alles de signatuur van G. Eerst dacht je nog even: waarom stuurt G dit speciaal aan mij? De envelop was echter niet persoonlijk bedoeld. Achteraf bleek dat iedereen, niemand uitgezonderd deze envelop had ontvangen. Hoe moest je deze post in hemelsnaam beantwoorden? En wie?




