Meest geestig

De meest geestige definitie van het ongekende is uiteraard, de UFO.  UFO is inmiddels een oude bekende onder de begrippen.  Het is geestig omdat deze definitie ‘iets’ definieert door te bepalen wat het niet is…maar het vliegt wel.
Het is een ongeïdentificeerde waarneming die verondersteld wordt te vliegen… ofwel zeer vluchtig is.
De UFO-definitie suggereert ook impliciet dat we alle andere ‘objecten’ die geen UFO zijn wel begrijpen en kunnen beheersen omdat we ze een naam hebben gegeven….
De dingen zijn zogenaamd, maar is het niet gewoon als graaien naar een wolk?
De UFO-definitie is eigenlijk een dure manier om te zeggen:
‘Wij begrijpen hier niks van! , maar we hebben het onder controle…denken we…’

Het begrip UFO lijkt verdacht veel op een gedachte, namelijk ondefinieerbaar en uitermate vluchtig. Iedereen kent het verschijnsel ‘gedachten’ of denkt ze te kennen. Maar we kunnen gerust stellen dat nog nooit iemand een gedachte heeft gezien.
Domweg om het feit dat welk ‘iemand’ dan ook, zelf een gedachte is. Een gedachte is onvoorstelbaar vluchtig en kan alleen de suggestie van duurzaamheid krijgen als deze gedachte steeds maar weer herhaald wordt. Wat aan de virtuele aard natuurlijk niets veranderd. Niemand wat een gedachte is.

Definiëren is naamgeving en toeschrijven van eigenschappen aan…
Hoe geestig is het om dan vervolgens te denken dat je weet wat iets is. Je weet alleen dat je ‘het’ die naam hebt gegeven. Maar er wordt niets begrepen.
Er wordt ook niets begrepen van de veronderstelde ‘iemand’ die alle definities denkt te denken en denkt te begrijpen.

Dit is wellicht het meest geestige van dit hele bestaan, omdat bestaan fundamenteel geestig van aard is. Wat dit geestige wezenlijk is weet niemand. Dat het wezenlijk is kan iedereen weten en bij zichzelf nagaan. Wat je ook denkt, voelt, of ervaart aan zintuigen
het is in essentie een verschijnsel in de geest.

Criteria

Kunst blijkt voornamelijk een ambitieuze en succesvolle sloperij van haar eigen criteria.
Elk van haar definities wordt eerder vroeg dan laat ontmanteld door een uiting die zich buiten de orde waagt.
Als een ontembaar monster breekt kunst steeds los uit iedere kooi.
Kunst is feitelijk niets meer of minder dan een taaldingetje dat naar zichzelf verwijst.
Ontmanteling van de taal legt een essentie bloot die alle kunst verre overstijgt en er aan vooraf gaat.

Hoe kun je dit zou boud vaststellen?
Door totale ontmanteling?

Maar wat houden we dan over?
Dat we ervan kunnen houden…

Houden van wat, van kunst of ontmanteling?

Buitenlands

Opeens drong het besef zich naar binnen dat we waren omvat door grenzen, Buitenlandse grenzen. Het leek vrij en veilig binnen de grenzen, maar het angstige idee te worden ingesloten gaf een bedreigend gevoel. Begrenzing leek vrijheid te beknellen.
Om daar het fijne van te weten moest ik zelf de grens over. Ze kwamen niet vanzelf naar mij toe. Je moest ze kennelijk uitnodigen om de grens over te gaan?
Er waren vreemde verhalen over Buitenland…dat het daar zo anders was. Men zou daar over grenzen heen gaan. Het zouden grensoverschrijders zijn.
Trouwens, van wie waren de grenzen? Waren het nu onze grenzen of hun grenzen?
Wie had deze grens bepaald?
Ik besloot om naar Buitenland te gaan.
Aangekomen in de hoofdstad wemelde het van de buitenlanders. Ze zagen er inderdaad allemaal anders uit…net als thuis. Ze spraken perfect en moeilijk verstaanbaar Buitenlands, wat lastig was in het contact. Elke kennismaking verliep nogal stroef dankzij mijn zeer gebrekkige beheersing van de Buitenlandse taal.
Omdat ik nooit zoveel Buitenlanders bij elkaar had gezien ging ik mij heel alleen en anders voelen…ik had, eerlijk gezegd ook niet veel anders te doen.
Ik keek naar ze alsof het bezienswaardigheden waren, exotische vreemden… Of keek ik hier heel anders dan thuis…of had ik soms vreemde ogen?
Andersom leken ze mij helemaal niet op te merken. Niemand hier lette op mij. Om niet in de gaten gehouden te worden voelde eigenlijk wel heel bijzonder…alsof jou een bijzonder privilege ten deel was gevallen.
De echte bezienswaardigheden waren de befaamde platgelopen parken, roemruchte musea en de met geschiedenis beladen oude gebouwen…en uiteraard de restaurants waar louter buitenlandse gerechten op het menu stonden.
Ik sprak in mijn pover en onbeholpen Buitenlands een Buitenlander aan. Hij bleek uit de binnenlanden te komen en bleek niets te weten van grenzen…Waar had ik het over?
Hij constateerde dat ik niet van hier was, maar dat feit vond hij een te verwaarlozen bijkomstigheid. Ik vroeg hem of hij nooit een grenservaring had gehad.
Hij keek mij aan alsof ik van een andere planeet kwam en vervolgde hoofdschuddend zijn weg. Sinds ik weer thuis ben voel ik mij een Buitenlander in eigen land. Soms weet ik niet of ik heimwee heb naar dat legendarische Buitenland of dat ik vervreemd ben van mijn eigen begrenzingen? Ik ben mijzelf niet meer. Wellicht ben ik ieder ander en niemand tegelijk?

Kolonisatie

Als kind verzamel je wonderlijke vondsten. Alles is nog betoverd en betoverend als je nog niet door het ‘gewone’ bent gekoloniseerd. Stenen, door rivieren eivormig geslepen waar je ongeboren dino’s in vermoedde… onder je hoofdkussen broedde je ze uit.
Zelfs geurmonsters probeerde je te conserveren, bloesems, kruidachtige blaadjes…om later nog eens aan te ruiken. Vaak stonken ze dan muf en schimmelig. Conserveren bleek een moeilijk vak. Je bewaarde al je bevindingen in doosjes. In de lade van een oude kast op je kamer.
Op een nacht werd je wakker van indringend, knerpend geluid, alsof iemand met zijn nagels over hout schraapte, onheilspellend… beklemmend. Je hart klopte in je keel
in onzekere afwachting of het geluid nog eens zou weerklinken of niet, het klonk griezelig dichtbij, vanuit de kast leek het te komen.
Verstijfd lag je te huiveren tot je zonder besluit opstond om te kijken. Het licht ging aan en traag opende muisstil de lade die vol doosjes lag. In plaats van ze te openen wachtte je tot het geluid weerklonk. Het kwam uit een van lucifersdoosjes die toen nog van dun hout waren. Je herinnerde je niet meer wat erin verstopt zat… het doosje schoof open…
Je zag de Atalantavlinder die je voor dood had gevonden. Nog helemaal gaaf klapwiekte ze nu het weer kon.
Ze krabte aan haar doodskistje, als levend begraven. Je liet haar meteen vrij op het nachtelijk balkon. Je besloot geschokt om geen doosjes meer te vullen. Achteraf kon je er niet over uit dat zo’n fragiel wezen zo’n kabaal kon veroorzaken. De klankkast van het luciferdoosje in de klankkast van de lade. De hele kast werkte als versterker om de vlinder te bevrijden. Nu begrijp je pas dat jij toen die vlinder was.
De kolonisten van de onttovering hebben nooit grip op jou gekregen.

Interval

Wassily Odnoposov, gevluchte wit-Rus, was zonder bijzondere inspanning 85 jaar geworden. Nooit een dokter of een ziekenhuis bezocht, nimmer een tandarts zijn tanden laten zien, geen enkele sport beoefend. Het domme geluk van goede genen in combinatie met het zondagskindcomplex, kortom een gelukkige gokker. Ze waren nooit getrouwd, maar inmiddels ruim zestig jaar samen in balans. Zijn oude ‘vriendin’ Valerie Basinsky bezat een natuurlijke opgewektheid van het onverwoestbare soort. Toen…hik…de jarige Wassily de hik kreeg, die nu al twee weken…hik…bleef aanhouden begon Valerie zich zorgen te maken…hik…De interval van de hik volgde…hik…exact de secondewijzer van de pendule op de schoorsteenmantel, om de vijf seconden…hik…
Valerie besloot om de pendule…hik…stil te zetten. Wassily hikte echter in dezelfde frequentie..hik..door.
Voorzichtig begon ze te polsen of hij…hik…toch niet eens naar de huisarts zou gaan. Koppig…hik…bleef Wassily zich vastklampen aan zijn…hik…verdienste dat hij nog nooit een arts had bezocht en wilde dat …hik..graag zo wilde houden.
Pas toen hij na een…hik…maand geen oog meer dicht deed en vermoeid raakte kon zijn …hik…dochter hem overhalen om naar de dokter te gaan.
Het koude zweet brak hem…hik…uit toen Wassily in de wachtkamer zat. Was het niet …hik…doodgewone levenslange doodsangst geweest die hem bij de doktoren had…hik… weggehouden? In de behandelkamer kreeg hij…hik…een warme handdoek van de arts om zich…hik…te drogen. Nadat hij op vriendelijk verzoek zijn overhemd had uitgedaan…hik…plaatste de dokter rustig zijn stethoscoop op de borst van de chronische zorgmijder. Langdurig beluisterde de arts de borstholte van Wassily die met grote verbaasde ogen op de kruk zat te kijken naar zijn dochter die zachtjes vroeg:
“Waar blijft die nou?”
De arts beklopte uitgebreid zijn rug, wat de patiënt duidelijk niet onprettig vond, maar de arts kon helemaal niets ontdekken.
“De snelste genezing ooit” ,concludeerde hij lachend, “Verder geen klachten?”
Wassily kon niets anders dan tot tranen toe gapen van ontspanning.

Magawa


Magawa de hamsterrat is overleden, geboren in Tanzania is, te werk gesteld in Cambodja. Deze ‘vuile’ rat spoorde landmijnen op en maakte zo grote delen van Cambodja weer veilig. Deze rat, die met een medaille onderscheiden is, heeft meer betekend voor de mensheid dan menig mens. Zeker meer dan de mensen die mijnen plaatsen om medemensen op te blazen. Al moeten we de nalatigheid van medemensen die geen landmijnen plaatsen ook niet onderschatten. Nalatigheid is in dit licht misschien wel de meest onderschatte eigenschap. Magawa bleef speels toen hij met pensioen was gegaan. Het mijnen detecteren was voor deze rat een zorgeloos spelletje.
Waarschijnlijk is Magawa nooit geïnterviewd, maar zijn advies zou vast zijn: ‘Wees nalatig en speel, ondermijn zo de blinde ambitie waar de wereld aan ten gronde gaat’

Appartement

Het Ding was nieuw hier en kwam bij toeval op bezoek bij de familie Zintuig.
De familie Zintuig woonde in een riant warmbloedig mobiel appartement van vlees.
Het Ding was feitelijk verdwaald, zoals alle dingen eigenlijk altijd zomaar dakloos rondzwerven…dwars door de talloze belevingswerelden.
Het Ding stond daar buiten gewoon kaal en ongenaakbaar Ding te zijn.
Vader Zien had het Ding zien staan vlakbij de visuele ingang en deed open. Hij keek het Ding indringend aan…en daarna vragend. Maar het Ding gaf geen krimp en bleef stil en was blijkbaar afwachtend van aard…het voelde zich bekeken, onbewogen en niet licht genoeg bevonden. Vader wilde alleen de lichtste dingen zien. Gelukkig kwam moeder Voel zich er mee bemoeien, zij nodigde het Ding uit om zich te laten betasten. “Ach, wat ben je toch een lekker Ding” , zei ze steeds als ze het ding geruststellend over de rug streelde. Zus Geur en broer Smaak vonden het ding meteen ook heerlijk…vooral omdat ze zo nieuw was. Ding rook zo lekker vers. Of stond er iets in de oven?
Alleen oom Oor vond dat het ding nergens naar klonk. Hij beklopte het ding overal, beluisterde het, blies erop maar het maakte geen enkel geluid.
“Het ding is waarschijnlijk doofstom”, schatte oom Oor in.
Ze besloten het Ding aan te kleden met hun gezamenlijke zintuiglijke garderobe.
En het grappige was, het paste allemaal precies. Het Ding kwam er heel voordelig in uit, niet te dik niet te dun. Het leek wel een gewaad geweven van directe zintuiglijke ervaring.
Het Ding begon zich er zo te zien al in thuis te voelen. Wat begon als beproeving leek nu een warm bad. Tot er opeens weer werd aangebeld. Oom Oor deed open.
“Wie is daar?”, vroeg vader Zien.
“Hij zegt dat hij van ‘de Stellige Overtuiging’ is!”, riep oom Oor.
“Niet binnenlaten oom Oor”, riep vader streng, “aan de deur wordt niet gekocht”
Zus Geur riep opeens: “Wat een stank hier! , er brandt vast iets aan!”.
En inderdaad, moeder Voel had een donkerbruin vermoeden in de oven staan.
Door het plotseling bezoek van het Ding was ze het helemaal vergeten.
“Het is allemaal de schuld van dat Ding!” , riep ze wanhopig.
De geur van dat zwartgeblakerde vermoeden bleef nog jaren lang in het appartement hangen, waardoor het Ding onvergetelijk werd.

Bero

Mijn jeugdvriend Wolf Mulgers, ‘Bero’ voor ingewijden, erfde een bizonder slecht gebit. Vrijwel elk familielid van de Mulgertjes lachte met kunsttanden. Wolf ging als jongste telg nog wel eens naar de tandarts als de pijn echt niet meer te verdragen was. In de aanloop daarvan rook hij eigenaardig naar kruidnagel en jonge jenever, waarmee hij zich verdoofde. Wolf had veel geplombeerde kiezen…waarvan er één wonderbaarlijk werkte als een transistor waardoor hij permanent radiozenders ontving.
Hij noemde zijn kies grappend: ‘Beromünster’.
Als hij op zijn ‘radio-kies’ beet veranderde die vaak van zender. Eten betekende, willekeurig kiezen voor een andere golflengte. Als de muziek hem beviel kauwde hij voorzichtig aan de andere kant. Als ik mijn voorhoofd tegen zijn voorhoofd gedrukt hield dan kon ik de uitzending redelijk volgen. Vaak riep hij plots: “Moet je nou eens horen wat een bijzondere muziek”, dan stonden weer met onze hoofden tegen elkaar.
Wolf kwam uit een a-cultureel en ongeletterde milieu, had concentratieproblemen op school. Toch had hij een enorme algemene kennis opgebouwd dankzij de onafgebroken informatiestroom en muziek die lukraak via zijn kies tot hem kwam. Toen ik hem later weer bij toeval ontmoette ging het gesprek meteen over onze gedeelde radio-ervaring. Ik vroeg hem meteen:
”En heb je nog ontvangst?”
“Nee, helaas…hij is getrokken…ik hoor niets meer in mijn hoofd, maar ik luister nog veel naar de radio… ik heb er alleen een vreemde bijwerking aan over gehouden” , zei hij met een grimlach.
“Wat bedoel je?”
“Elke keer dat ik een radio uitzet of ik ergens muzie hoor uitgaan voel ik een fantoompijn op de plek waar de kies was geworteld”
“Dat is wonderlijk”, zei ik, “heb je je kies nog laten onderzoeken, hoe dat lood als transistor kon werken?”
“Ja, dat is nog onderzocht, maar ze beweerden dat het helemaal niet kon, dat ik het mij allemaal zou hebben ingebeeld”
“Je zou dus naar een fantoomradio hebben geluisterd?”, vroeg ik verontwaardigd, “dan moet je wel een geniale fantasie hebben gehad?”
“Ach, wat weten zij er nou van…ze weten alleen wat ze meten, maar wij weten wel beter, nietwaar?”
“Zeker Bero, ik zal nooit vergeten hoe we samen naar jouw radio luisterden, daar heb ik de mooiste herinneringen aan!” ,zei ik.
“We zaten op dezelfde golflengte!”, lachte Wolf zijn kaarsrechte, te witte tanden bloot…“Beromünster…”

Dingen

Wat zijn dingen anders dan lichamen zonder geest
en wat zijn gedachten anders
dan geest zonder lichaam?

Beiden verschijnen aan het geestesoog
als werkzaamheden van de zintuigen.

Is het niet fascinerend dat dingen zonder mond
ons kunnen aanspreken of juist niet…
dat dingen zonder oren naar ons luisteren
en doen wat wij van ze denken te willen…
en dat hun stilte ons vragen stelt?

Soms lijken dingen tegen ons te schreeuwen
in vloekende kleuren,
vooral als we zelf opgroeiden
in een nogal grijstinting milieu.

Soms lijken dingen teveel,
zien we ze niet meer voor wat ze zijn,
alsof ze allemaal tegelijk door elkaar praten.
Dat stoort je vooral als je voortkomt
uit een gereserveerde familie
met goede smaak voor ‘less is more-design’,
een zwijgend bastion van ‘ons soort mensen’

Wat hebben dingen toch veel te zeggen
over onze afkomst en het verzet daartegen.
Alleen het geestesoog zelf zegt volkomen niets.

Zwart


Lieve Hemel….zo begon de brief van Maan in dat bekende ijle en zwierige handschrift….

Lieve Hemel, hoe is het met je? Heb je nog voldoende ruimte om in uit te dijen of moeten we weer eens met z’n allen inzamelen? Kun je trouwens de aarde nog wel omvatten nu ze daar niets dan satellieten op je afschieten? Zon vroeg zich dat af of dat nu allemaal zomaar kan? Schijnbaar wel…zei Zon.
Maar waar ik je nu eigenlijk voor schrijf is dit: Dat ik mij zorgen maak over Zwart Gat…
Hij is wat somber de laatste eonen. Ik weet ook dat eonen maar tijdelijk zijn, maar toch…
Je weet, Zwart Gat is nogal onverzadigbaar en zwijgt zo zwartgrondig dat er niets aan hem ontsnapt. Hij zuigt graag kosmisch gruis, af en toe een komeetje tussendoor, slurpt licht op alsof het spaghetti is.
Ik ben laatst met hem bij de kosmoloog geweest, je weet wel die ene die de zon toen geholpen heeft met die maansverduistering, maar die ziet Zwart Gat als een gewone sterrenstofzuiger. Het is gewoon zijn aard volgens de kosmoloog, zo is hij nou eenmaal geboren…en een Kosmoloog kan het weten als onderzoekende geest.
Daarna hebben we hem eens meegenomen naar de familie Melkweg. Gewoon om te laten zien dat het ook anders kan. Ze blonken natuurlijk weer de sterren van de hemel en we konden helaas niet te dichtbij komen, anders had hij ze vast allemaal opgezogen. Wat moet Zwart Gat een honger hebben?
Ik hoop dat jou een lichtje opgaat hoe we Zwart Gat kunnen helpen om wat mede te delen, want mededelen is toch zo iets moois, dat wens je iedereen toe!

Je toegewijde vriendin, Maan.

Twee maanstanden later ontving Maan een heel kort briefje van Lieve Hemel:
Allerliefste Vriendin,
Ik begrijp je vraag, maar ik weet niet wie er nu meer hulp nodig heeft?
Zwart Gat of ikzelf. Misschien kan Zwart Gat mij wel helpen met die satellieten,
want ik verliest grip op de Aarde, andere planeten zijn geen probleem die omvat ik moeiteloos. Maar ik krijg geen vat meer op de Aarde.
Wil je Zwart Gat eens voorzichtig polsen over deze alomvattende kwestie?

Bij voorbaat dank, Lieve Hemel