Donkerhond

We liepen met de ochtend zon
in de rug.
Ze speurde de omgeving af naar
een leuke speelhond.
Verder op het pad liep een man
met een donker hondje voor zich uit
niet zwart maar donker.
Ze begon te trekken aan de riem
om de hond te begroeten.
Ik volgde haar verlangen.
Bij het naderen zagen we dat het donkere hondje
de schaduw was van de man, weg was de donkerhond.
Ze snuffelde om de man heen en begroette hem.

Schaduw als het verlangen dat ons naar buiten trekt de wereld in.
Hoe vaak blijkt het verlangen gezichtsbedrog, een misverstand.
Beter een echte hond met een simpel verlangen om te spelen,
desnoods met de baas. Die dan zelf weer hond moet worden.

Binair

Wat voorheen doorgaans als gelach is gedetermineerd blijkt al die tijd slechts hyperventilatie van de geest te zijn geweest. Het fenomeen lachen heeft bij nader inzien nooit iets met humor te maken gehad, wat op zich weer grappig lijkt, maar het niet is.
Dit nieuwe neurologische inzicht zet uiteraard het hele concept van wat grappig is op losse schroeven en werpt de vraag op: Wat hebben we onszelf nu al die tijd wijsgemaakt?
Dat wij leuk waren, dat iets grappig was? Dat er echt zoiets bestond als humor, terwijl we nog nooit humor hebben gezien, laat staan hebben kunnen meten of wegen?
Fysiologisch ontstaat er een plotseling neurologisch vacuüm in de geest, hetgeen het middenrif peristaltisch doet schokken wat een kortademig ‘HaHaHaHa…’ veroorzaakt. Dit blijkt een fonetische uiting van een meetbare kortsluiting binnen het binair mentale systeem.
De benauwde beperking van de binaire benadering wordt voor even doorbroken en genereert een tijdelijk opgeruimd gevoel, wat verslavend kan werken.
Dat het ‘vermeende gelach’ gezond zou zijn kan ook naar het rijk der fabelen verwezen worden. Ernstige buikkrampen kunnen de levensduur statistisch significant verkorten. Wat vroeger humor heette was niets anders dan het ongemak van het niet weten. Het brein werd door controleverlies regelmatig in verlegenheid gebracht, soms zelfs tot pure wanhoop en paniek die resulteerde in pathologisch gehinnik.

Nu we dit dus weten hoeft er dus nooit meer gelachen te worden, zodat we ons voortaan op ernstiger zaken kunnen richten.

Objectieve wetenschap heeft veel gemeen met de humorloze totalitaire staat.  
Die staat kan vanuit zelfbenoemde absolute autoriteit beslissen over de mensheid.  
Noem maar wat, bv dat de ziel niet bestaat. Waarmee de mens en al wat leeft tot mechanistische robot wordt gereduceerd, tot een dood reproduceerbaar object.   
Het is natuurlijk tekenend voor wat deze objecthouding met mensen doet, ze
moeten zichzelf ontzielen om wetenschappelijk te kunnen opereren. Erg zielig.

Fotocollage: Chantal Rens

Voor het slapen gaan

Vreemd Vraal van Slaapvaak:

Astronoom Slaapvaak was ooit de beste tandarts van het heelal,
hij speurde naar zwarte gaatjes tussen de planeten en
in allerlei melkgebitwegstelsels. Als hij er weer een ontdekt had, boorde hij zo diep mogelijk in het zwarte gat met zijn telescoop tot hij geen hand voor ogen meer zag. Daarna vulde hij de zwarte gaten met hypotheses en hermetische kosmische theorieën.
Zoals werd aangenomen kauwde het heelal op de ruimte als was het bubbelgum.
Nu weten we wel beter, namelijk niet.
Geen idee wat zwarte gaten zijn.
Wat het heelal zoal doet? Geen benul. Maar kauwen in geen geval.
Het hypothetisch vulsel in de gaten is achteraf de perfecte oplossing voor geen probleem gebleken.
Zo is ook de slaap het oplossen in geen enkel probleem.

Doos

hond ontdekt een wit papieren zakdoekje,
alsof het vanuit de doos naar haar zwaait…
Hallo daar!
joehoe, kom je buitenspelen?

hond helpt zakdoekje uit de doos,
gooit het op de grond en kijkt op…
Nou zeg, daar is ze alweer
joehoe, hier ben ik, pak me dan!

hond rukt steeds weer dat ene zakdoekje
uit de doos, alsof het de eerste keer is…
en ja hoor,
joehoe, daar is ze alweer terug in de doos, pak me als je kan!

hond helpt telkens dat ene zakdoekje uit de doos
in veelvoud tot de bank bezaaid ligt met witte papiertjes
het zakdoekje is uitgespeeld met deze hond

hond ligt en trekt verwonderd haar wenkbrauwen op
ze heeft de magische gave van de eerste keer
joehoe, de doos is leeg, zwaait er nu wat?

Beeld: Robert Zandvliet

Privilege


Het spinneweb is het voorrecht van de verkenner.
Omdat de verkenner door het web heen mag breken.
Mag, omdat niets moet.
Dwars door het web van de moederspin, die wil vangen
en inkapselen met haar rag van liefde.
Wie als verkenner geboren is moet zich door al dat rag
van spinsels heen breken om het onbekende te hervinden.
Niet in de laatste plaats de overerfde hersenspinsels
in het eigen hoofd, die te lang zijn geloofd.
Vandaar dat voorrecht van rag in het gezicht
elke keer als er verse stappen worden gezet waar geen pad is.
Elke stap schept het pad wat alleen de eerste verkenner kan ontdekken.
Er is geen andere weg naar het enige echte.

Eischaal

Het eerste huis ooit bouwde
‘n eerste anonieme architect,
steen voor steen opgemetseld,
zo werd de eerste bouwer verwekt
tot ‘n bescheiden wereldwondertje
wat nu nog rest,deze ruïne van ruimte

Melodie klinkt zich noot voor noot
in bezielde tonen aanéén,
in notatie vastgenagelde klank,
openbaring van ‘t herhaalbare
waar de componerende ziel
als doorgeefluik niets van wist.

Woord voor woord baart taal
verdichtsels en daarmee het
medeplichtige dat dichter heet,
toch meldt niemand zich aan
om als zodanig te bestaan,
het maken heeft geen weet.

Geestig, dat het gemaakte
makers maakt en breekt
als eischaal opdat het
wezen voor zich spreekt:
bv dat taal om te vliegen
vleugeltjes erbij moet liegen

Pixel

Mijn nieuwe vriend Ralph P. stond opeens onder kantooruren op mijn schuifpui te kloppen. Hij was nogal impulsief in de pixelvaluta gestapt, zo spuugzat was hij van die kantoortuin, dat begreep ik toch als geen ander…en of hij nu van mij even wat echt geld kon lenen? Die pixels moesten namelijk alleen nog maar even gevalideerd worden, dat duurde nu eenmaal wat langer, zo ging dat in de pixelflitshandel. Dat had de pixelautoriteit in al haar wijsheid besloten om de handel in voorkennis te faciliteren. Miljarden Pixels bezat Ralph inmiddels, niet eens op papier, maar op echt beeldscherm…in nullen en enen.
Elke pixel op elk wereldwijd scherm was opeens te koop gezet door een durfinvesteerder, voor een schijntje van de toekomstige waarde. Pixels werden alleen maar meer waard naarmate er minder pixels overbleven.
Dit was het juiste moment om in te stappen, dat had de zelfbenoemde pixelautoriteit Ralph ingepeperd.
De pixelkoers lag toevallig nu even op een historisch dieptepunt en kon dus kon alleen nog maar stijgen, logisch toch?, aldus Ralph’s personal pixel-advisor.
Na zijn aankoop trok de pixelmarkt eerst aan, zo bewezen de pixelstatistieken glashelder.
Toen Pixel-oligarch Ralph mij nogal dwingend begon te bewerken om mij ook in de pixelbizniz te werpen en mij voor ‘eigenportemonneedief’ begon uit te schelden, heb ik hem met zijn eigen pixelstaafdiagram om de oren geslagen en mijn kantoortuin uitgejaagd.

Lees verder

Aardlab

Er was weer eens een ufo geland en weer op een rotonde, de zoveelste… Buitenaardsen zagen rotondes kennelijk als speciaal voor hun ontworpen landingsplaatsen.
Twee aliens waren uitgetreden om een luchtje te scheppen. Zegt de grote tegen de kleinere, leunend tegen een verkeersbord: ‘Zeg, ken je die ene mop van die Aardling die op Mars landt en zegt : “wat stinkt het hier!”
‘Nee, ik ken alleen die andere mop!’, zegt de kleine gapend.

Ondertussen komt er een industrieel ontwerper, herkenbaar aan zijn brilmontuur, aangerend vanuit zijn
doorzonwoning en stelt zich enthousiast hijgend voor:
‘Hallo, mag ik zeggen eh collega’s, sorry dat ik zo stoor, maar ik wilde jullie al zo lang complimenteren, ik ben zelf ontwerper en ‘n enorm bewonderaar van jullie design, het is zo strak, zo gelikt… jullie principe lijkt wel: ‘No thing is more than less’ , geweldig…wat een voorbeeld!’

‘Je kunt ook gewoon in gedachten praten hoor’, liet de kleine Aliën meteen weten: ‘Wij contacten ons namelijk telepatisch…, maar even over ‘No Thing is More Than Less’….weet je, ons doen wat we kunnen, snap je…we laten alles weg wat niet nodig is, ruimte is voor ons de enige ‘bouwsteen’ voor een ultieme open inrichting!’

‘Ja, dat is opvallend’, zei de industrial designer, ‘jullie laten alles liever leeg, en geen spoortje van aanwezigheid laten jullie na. Heel mooi. Ook heel handig trouwens, dit telepatische…apparaatloos design!
‘Maar kijk eens naar onze aarde, helemaal volgeplempt met dingen, overal ontsierende menselijke sporen. Waar hebben jullie dat principe geleerd…dat No thing is more than less?’

‘Nou niet, nergens dus…snap je, we bezoeken de aarde alleen maar om te zien hoe het niet moet.’, legt de kleine uit met een glazige blik.

‘Wat?….zeg je nu dat wij in dit heelal een voorbeeldfunctie hebben voor
buitenaardse beschavingen?’

‘Zeker weten, we hoeven al die fouten die jullie met zoveel moeite
realiseren zelf niet meer te maken. Daarom bestaan er alleen maar
buitenaardse beschavingen, snap je?’

‘Maar, wat is het grotere plan dan, is er een alomvattend intelligent
design dat ….’

‘Natuurlijk, wij zijn één alomvattend geniaal organisme, waar de aarde een proefstation van is, snap je?
Met louter proefkonijnen, zoals jullie dat zelf noemen, wij zijn slechts
waarnemers, verkenners die verslag uit brengen’
‘Momenteel onderzoeken wij of jullie een zelflerend systeem kunnen
vormen… snap je? en dit loopt al eonen…snap je?…voor ons ook een beetje vervelend…snap je?’

‘En, zijn we zelflerend?’

Er volgde een lang telepathisch zwijgen, waarvan de ontwerper dacht: ‘Neemt stilte nu toe of neem de herrie af?’

‘Het lijkt er nog echt niet op’ lieten de twee subtiel doorschemeren, ‘we zien vicieuze cirkels…snap je niet?’

‘Maar waarom helpen jullie ons dan niet?’

‘Dat zou ons onderzoek waardeloos maken, het zou de bewijsvoering
vervalsen. Kijk, als het niet kan, ook goed snap je, maar dan weten wij dat,
bespaart ons veel energie’

‘Wat moet er dan bewezen worden?’

‘Of jullie samen in staat zijn om een hemel op aarde te scheppen… maar luister, we moeten weer gaan, het stinkt hier trouwens als de hel’

‘Bestaat er dan echt een hel?’
vroeg de ontwerper nog…hij zag alleen nog de snel verdampende streep aan de hemel.
Hij ging terug naar de ontwerptafel
met de vraag: Hoe sla je dingen op in ruimte? Ruimte als magazijn.

Woestijnkapitein

Opa Geim had niets te verbergen vond hij zelf. Hoe hij heette stond op zijn naambordje. Waarom men hem Opa Geim noemde vroeg niemand zich af.
Hij was vroeger woestijnkapitein geweest, althans dat vertelde hij graag met zijn blik op oneindig, alsof hij onbekende horizonten in het verschiet zag.
Ze mochten alles van hem weten…’Vraag mij maar leeg, we weten nergens van, wat ik allemaal niet weet, daar kan ik verhalen over vertellen, je gelooft je eigen oren niet!’
In de winkel gaf hij zo zijn portomonnee aan de caissière om het verschuldigde bedrag eruit te laten nemen. Zijn huissleutels lagen op de bloempot voor het tuinhuis voor het geval dat hij die ‘n keer zou vergeten.
Hoe oud Opa Geim was wist hij zelf ook niet, de tel was hij liever kwijt dan rijk. De ouwe Geim bleef meestal thuis. Hij hield oogjes in het zeil, volgens buurtgenoten die hem in ruil daarvoor eten brachten, wat er over was van de vorige dag, kliekjes die hem heerlijk smaakten. Zijn fornuis kom hij wel weg doen. Natuurlijk hield kapitein Geim niks in de gaten maar zag met genoegen toe hoe alles reilde en zeilde.
Buren kwamen graag langs om hem uit te horen…verhalen over vroeger. Geim kon zich feitelijk weinig herinneren, maar genoot ervan om ter plekke vroegere tijden te verzinnen waar ‘het nooitgebeurde’ zich afspeelde… over mensen die hij nooit gekend had…zelfs mensen die nooit geboren waren. Die laatsten vulden om onbekende reden een speciaal warm plekje in zijn hart. Geim gunde ze graag ook zo’n mooi leven. Door te vertellen eerde hij de onbestaanbaren met verhalen over hun nooit geleefde levens. Vaak sloot hij zijn ongelooflijke verhalen af met:
‘Dat wist je zeker niet hè? Nee, dat dacht ik al…en juist daarom vertel ik je dit, want anders was dit ongehoord gebleven!’
Soms droomde hij heldere dagdromen waarin hij gewoon een van hen was…als ongeborenen onder elkaar die de zeeën van verhalen met elkaar deelden.
‘Een goed verhaal is als een schip op de zee van mogelijkheden’, zou hij ooit hebben gezegd…

Later, na zijn begrafenis bleek Opa Geim bij een plantsoenendienst te hebben gewerkt. Nog nooit was hij aan boord van een schip geweest, aldus een ver familielid die zijn inboedel erfde. ‘Kapitein?’, had hij geschamperd, ‘Kapitein der Woestijn, dan zeker!’
Niemand geloofde die verre erfneef. Nog jaren sprak de buurt van ‘een echte kapitein Geim’ bij elk sterk verhaal dat de ronde deed.
‘Dat wist je zeker niet hè?, Nee, dat dacht ik al… en juist daarom vertel ik je dit, anders was dit mooi ongehoord gebleven!’

Schat

Holman Echo was de nachtelijke koelte van het moerbeibos ingelopen, achter de lage bergpas langs waar de volle maan scheen. Daar liep hij Droge Vijver tegen zijn inmiddels scharminkelige lijf. Het maanlicht voorzag zijn stokoude vriend van een gouden randje… hij scheen bijna doorzichtig.

‘Dat je nog leeft zeg, na de laatste keer, ouwe schatbewaarder’, lachte Holman Echo verheugd tegen de hoogbejaarde.
‘De laatste keer namen we nog lachend en voorgoed afscheid, weet je nog?’

‘Dat zal ik nooit vergeten, beste Echo, vooral omdat ik mij er niets van herinner’ grapte Droge Vijver. ‘In mijn vele vorige levens ben ik vaak een eendagsvlieg geweest…ik heb kennelijk nog wat levensdagen tegoed… en jij Echo, als wat wens jij nog te blijven na de volgende ontlijving?

Holman Echo begon voor zich uit te mijmeren:
‘Ons voortbestaan lijkt te zweven boven een woud van voormalige levens die alle wezens ooit geleefd hebben, dat woud groeit nog altijd aan… en zijn dromen dan niet onze vleugels van geest, waarmee we door en over dat woud kunnen vliegen? En weet je Droge Vijver, zo wonderlijk… eindigt niet elke droom met de wens om opgegeten te worden, verorberd door het bestaan, als voeding voor het woud?’

Dat komt mij bekend voor, zei Droge Vijver glunderend, ‘Ik droomde als eendagsvlieg alleen maar om volgende dag te worden geboren, tijdloos duurde dat voort, het leven verslond mij dagelijks en trok mij de volgende dag weer een vers lijfje aan’.

‘Hoe ben je dan ooit in het lijf van een schatbewaarder geboren?’, vroeg Holman Echo.

‘Dat was het enige dat nog over was,
niemand wilde het hebben…’, begon Droge Vijver hardop te lachen.
‘Dat zijn altijd de besten…die niemand hebben wil!’

‘Wie wil er nu ook een schat bewaren, een schat van niets, niemand toch?’, schuddebuikte Holman Echo.

‘Hou op, Echo ik lach me nog dood’, smeekte Vijver schaterend.

‘Heb je die schat nog steeds bewaard, ouwe vijver, of heb je nu niets meer?’, ging Holman verder.

Droge Vijver had het nu echt niet meer, zijn broze gestalte viel domweg om… Holman wachtte tot zijn vriend helemaal was uitgelachen en roerloos de stilte in ging.

Echo herinnerde zich hun samenzijn en dacht,
‘We kunnen in elk geval terugkijken op een prachtig volgend leven…’

Het heldere maanlicht scheen voort en bedekte het voormalige lijf van de schatbewaarder.