Cinefielen


Leven schijnt een soort generale repetitie van een voorstelling die gelukkig nooit in première gaat. Wat zou je over willen doen in je leven tot nu toe?
Een loze vraag, want is de essentie niet juist dat leven eenmalig en onomkeerbaar is? Hetgeen juist de nodige waarde schept. Er is gelukkig geen gum die de levenslopen kan uitgummen om het daarna nog eens dunnetjes over te doen.
Het schijnt trouwens ook nog eens opgenomen te worden als een 3-D film, in een langgerekt one-take shot. Deze ruwe ongeredigeerde en onversneden versie kunnen we bekijken zodra we de tunnel in gaan. Die navelstreng van licht. Alsof de projector alle beelden weer terug de lens in zuigt.
Als laatste en tevens begin is er die aftiteling van iedereeen die aan de film heeft meegedaan, alles en iedereen, al onze voorouders waaronder de planten, de dieren, de mineralen, vloeistoffen,gasvormigen… kortom: alle benulligen.

Huisdier

Sinds een week blijkt dat we een nieuw huisdier in huis hebben.
Achteraf gezien was hij al eerder bij ons ingetrokken zonder dat wij
iets in de gaten hadden. We wisten niet eens dat we eten voor hem in
huis hadden. Mijn vrouw betrapte hem het eerst in een wandplank
van ons tuinhuisje. Ze dacht vliegenstrontjes weg te borstelen.
Pas toen die niet verdwenen riep ze mij erbij.
Omdat ik plots nogal kippig ben zette ik mijn bril af om beter te zien.
Ik zag niets dan een gaatje…dit verwondert mij al sinds ik leef,
dat je iets wat er niet is kunt zien…een gaatje dus…maar dit terzijde..
even ter zake. Mijn vrouw bekeek mijn gekijk en vroeg bedenkelijk:
Denk jij wat ik denk?
Ik weet het niet zeker, maar het is niet ondenkbaar, zei ik.
Daar was ik al bang voor, zei ze, daar moet je toch niet aan denken…
Moeten we dan gaan verdelgen?….mijn geweten begon meteen te knagen.
Stel je voor, zei mijn vrouw, onze buitenhuisje verpulverd tot een hoopje molm.
De vraag is of hij alleen is of met zijn hele familie bij ons is ingetrokken.
Ik zie hier maar een paar gaatjes, ik denk dat hij alleen is.
Hoelang zou het duren voordat de hele plank doorzeefd is?
Nou, ik schat toch zeker twintig jaar…?
Zijn wij er dan nog?, vroeg ze.
Ik probeerde het gezicht van een houtworm te trekken.
Maar wie heeft ooit zijn gezicht gezien?
We hebben besloten hem te adopteren.

Hete adem

Wat ik toch heb met de Kolenmijnkanarie? ,zo wordt mij vaak op enigszins verwijtende toon onder de neus gewreven.
Ik begin mijn pleidooi dan meestal
met het koude feit dat de kolenmijnkanarie de beste ondergrondse zangvogel is…en tevens de enige.
Het volgende verwijt is dan dat het geen natuurlijk gedrag is en dat de vogel gedwongen wordt om als noodalarm te dienen…bovendien onder invloed van kilo’s zangzaad.
Een bijzonder alarm, want zolang de
vogel zingt is er niets aan de hand.
Pas als er niets meer klinkt is het de hoogste tijd voor paniek.
Het gaat mij echter puur om de zang
die zo intens klinkt alsof het leven ervan afhangt. De hete adem van de dood in de nek stuwt tot grote prestaties, schijnt.
De zang van deze ondergrondse maestro is daarom onvergelijkelijk met andere vogels.
Vooral de stilte na het concert geeft de muziek een terminale impact.
Mijn voorkeur voor deze uitgestorven vogel zal ook resoneren met mijn eigen vergeefse pogingen om te alarmeren over levensbedreigende gangen van zaken. Het feit dat ik mij niet meer laat horen mag dus gerust als een laatste signaal worden opgevat voor luistervinken zonder dovemansoren.

UAP’s

{CAPTION}
De UFO is herdoopt.
Wat het is weten we niet.
Dankzij de nieuwe naam UAP
Unidentified Anomalous Phenomena
krijgen we toch het gevoel dat we hernieuwd grip krijgen op het ongrijpbare.
Het hoeft niet meer persé te vliegen.
Het moet wel abnormaal zijn.Vooral dat laatste onthult wat mij betreft de meest solide
en foutieve aanname dat het bestaan zoals we dat denken
te kennen normaal is….
een normaliteit die stabiel is en betrouwbaar, voorspelbaar.

Het is het meest verborgen openbare geheim.
Verborgen in de onzichtbaarheidsmantel van het gewone, het gangbare.

Het feit dat we alles een naam hebben gegeven in begrippen en in
hebben gerubriceerd moet niet worden verward met wezenlijk begrijpen
of fundamenteel inzicht.
De naam of het begrip kennen wil niet zeggen dat men iets kent.

Ik voorspel de UAP een grote toekomst.
Het wemelt op deze ondermaanse aardkorst immers van de
onbegrepen abnormaliteiten, fenomenaal veel.
Ze schreeuwen stilletjes om identificatie.

De man van Taal

De man van Taal werd uit adem  geboren als basaal kabaal…
Al zijn ledematen bestonden uit losjes uitgesproken lettergrepen.
Zijn uiterlijke omschrijving verhaalde puur klankmatige namen,
zijn levensgeschiedenis fabuleerde louter zinsverbanden.
Stel je voor, een heel taallichaam bestaand uit klanken.
De man van Taal zelf zei nooit veel.
Zijn lichaamstaal sprak als vanzelf.
Hij sprak vaak over zijn levenspad dat alleen als klinkers en medeklinkers klonk.
Na wat letterlijke stappen liep hij lettergrepen bij elkaar die al wandelend woorden vormden…
die op hun beurt zich weer tot uitgesproken begrippen ontwikkelden.
De Man van Taal vroeg zich nooit af wat de zin was van zijn wandeling.
Het was hem genoeg om weg te zinken, te verdrinken in welk
luisterend oor dan ook, vertrouwde hij mij toe.
Toen ik hem vroeg naar het waarom van dat genoegen klonk hij opgewekt berustend:
“Om terug te keren in de oorsprong…want als gevolg wens je niets anders dan thuis te komen in de oorzaak…”
“Dat is opmerkelijk”, zei ik, dan wenst u als gevolg zijnde…dus de oorzaak van de oorzaak te zijn…ik bedoel dat de oorzaak een gevolg is van u… snap ik het zo goed?”
“Precies”, zweeg de man van taal terwijl zijn lichaam boekdelen sprak.
“Dan wens ik u een behouden aankomst en een hartelijke ontvangst aldaar!”, zei ik nog.
Maar de man van Taal was al uitgeklonken.

Vergiskundig

Vergissen is menselijk of vergis ik mij nu weer?
Wat betekent menselijk eigenlijk?
Meestal komt alleen het meest wenselijke boven drijven:
het mooie, het goede, het ware… wenselijke talenten en vermogens.
Wat we onwenselijk vinden noemen we liever onmenselijk.
We noemen het allerergste, als ik mij niet vergis…liever beestachtig om het buiten de mens te plaatsen.
Het lelijke, slechte en het leugenachtige wordt met de mantel der liefde toegedekt…
als doekje voor het echte bloeden…of vergis ik mij nog eens?
In werkelijkheid zijn we natuurlijk even menselijk als onmenselijk.
Menselijk is dus een containerbegrip waar de duistere kant zich in schuil houdt.
In tegenstelling met het wenselijke dat zich immers graag laat zien, prat gaat en te koop loopt. Het ontkennen van de duistere kant is het meest onwenselijke vermogen.
Er zit niet 1 rotte appel tussen talloze gave appels. Elke appel bezit het talent om rot te zijn. Rotte appel zijn is uitermate menselijk…of vergis mij nu voor de zoveelste keer?

Stockholm

Nietszche is nog altijd
nogal dood…Natuur natuurt,
ze leeft zich in en uit,
beademt het zijn.
Ze is onze levende Godin
Waar begint ze?
Waar begint ze eigenlijk niet?
En waar eindigt ze?Luister je niet
naar haar verfijnde balans…?Stem je bestaan niet af
op haar oorspronkelijke aard…?

Dan is haar respons spontaan,
rigoureus als een orkaan

moeiteloos tovert ze oceanen
om tot woestijn

geen Bijbelse strafplaag
van een wraakzuchtige
maar een hoognodig hervinden
van wankel evenwicht

Zijn wij gegijzeld
door de natuur?
Natuurlijk.
Haar eisenpakket is
het mysterie zelf

Onze enige redding lijkt
een Stockholmsyndroom
te ontwikkelen met de godin

en sympathie op te brengen
voor al haar onvoorspelbare grillen,
voor haar chaos
die niets is
dan onbegrepen orde

Personeel

Mijn dierbare psychiater Ralph zag het plots niet meer zitten toen ik afgelopen vrijdag voor de zoveelste keer over mijn gelukkige jeugd begon te oreren.
Gelegen op de pluchen sofa hoorde ik diepe zuchten slaken, die overigens heel muzikaal overgingen in zachte snikjes en gesnotter.
Mankeert er iets Ralph…zo ja, wat gaat er nu door je heen, vroeg ik op automatische piloot.
De gestandaardiseerde vraag die mij ook elke week de afgelopen tien jaar op vrijdagmiddag was gesteld.Ik trek het echt niet meer, bracht hij stamelend uit met zijn kale hoofd in zijn handen.
Wat trek je dan niet meer, beste man, je kunt het gerust vertellen, je kent me toch?
Hij bleef roerloos zitten en maakte rare geluidjes iets tussen piepen en grommen in.
Kom op Ralph, voor de draad ermee, stoor je niet aan je beroepsgeheim…

Ik kan het niet meer aanhoren PieterJan, die eindeloze opsommingen over je onbezorgde jeugd…komen mij de…

Maar wat wil je dan? Kan ik er soms wat aan doen dat ik een zondagskind ben?

Ik wil er gewoon mee stoppen, PieterJan, jammerde hij zachtjes.
Hoezo gewoon stoppen…ik betaal je hier toch Koninklijk voor…dat is toch niet gewoon?
Ik geef je zelfs nog een extra fooi voor je luisterend oor…als ik op zondagochtend kom.

Hortstotend kwam het hoge woord eruit. Ik ben zo spuugzat van al jouw goudenlepelverhalen…je erfenisjes…je landgoederen…jullie sublieme kunstcollectie.

Maar Ralph, begon ik op vaderlijke toon: weest nou eens redelijk…daar ben je toch psychiater voor…je kunt mij toch niet verwijten dat ik alles op een presenteerblaadje krijg aangereikt door mijn personeel?

Maar ik kan het echt niet meer, PieterJan… echt het is op!
Het moet toch niet gekker worden, mompelde ik binnensmonds voor mij uit…dat de psychiaters gek gaan worden vanwege paradijselijke jeugdherinneringen…je bent toch zeker niet jaloers, Ralph?

Mijn behandelaar kroop inmiddels op handen en voeten door de spreekkamer naar zijn bureau waar hij onder bleef zitten.
Kop op Ralph, kom daar eens onder vandaan…of denk je soms dat het voor mij zo leuk is om nooit wat te klagen te hebben?…nou ik geef het je te doen….en dat glijden van een leien dakje vereist heel wat stuurmanskunst, kan ik je vertellen.

Ralph!…..jemig Ralph, Ik zou bijna gaan denken dat er iets mis is met mij?

Onuitwisbaar

De onuitwisbare indruk was ongevraagd de bovenkamer binnengedrongen
Je had nog willen zeggen:
Welkom, neem een stoel en ga zitten
Maar voor je het wist zat de indruk
pontificaal in jouw eigen vertrouwde Chesterfieldfauteuil….
Ze deed alsof ze thuis was, stak een sigaar op en pafte je plafond blauw.
Verder bleef ze gehuld in een hautain stilzwijgen.Hoe kwam u hier zo verzeild? , probeerde je om het ijs te breken.
Ja, zeg, fulmineerde de onuitwisbare indruk meteen fel… Hoezo ik hier verzeild…?
U bent hier toch degene die ons permanent zit te bespieden met al die open zintuigen van u.Wie bedoelt u met ons, als ik vragen mag, vroeg ik geschrokken.
Wij natuurlijk, alle omstandigheden die zich rondom afspelen en die u kennelijk niet vertrouwt, gezien het feit dat u ons bespioneert…werkt u voor de geheime dienst?Hebben jullie er dan last van om gezien te worden? , vroeg ik verbaasd.
Natuurlijk, het is heel vervelend om op de vingers gekeken te worden, afgeluisterd, beproefd , om te worden gewogen en te licht bevonden…
zo speel je je als omstandigheid niet ongedwongen af.Wat komt u hier dan zoeken in de bovenkamer als het u niet bevalt?
Heel simpel, zei de indruk op ingehouden toon, ik kom verhaal halen. Ik wil nu wel eens weten wat de zin is…wat ik te betekenen heb in dit verhaal van de bovenkamer?

Dit had de redactie van de bovenkamer niet zien aankomen.
Wat voor betekenis zou een onuitwisbare indruk hebben in het grote verhaal? Geen idee…
Na lang vergaderen kwam de redactie tot de conclusie dat ze het antwoord schuldig moest blijven. Waarop de indruk onverzoenlijk stelde dat de consequentie dan was dat zij als onuitwisbare in de Chesterfield zou blijven zitten zolang het antwoord schuldig bleef.

Wellicht was de onuitwisbare indruk dan wel een blijvend en passend einde van dat grote verhaal?
De zintuiglijke openingen sloten zich een voor een om niet nog meer veeleisende impressies uit te nodigen die de bovenkamer in bezit zouden kunnen nemen.
Niet dat er slechts beperkte ruimte beschikbaar was, maar die sigarenlucht was niet te harden..

Interessantisme

De man zonder interesses moest vast en zeker zeeën van vrije tijd bezitten.
Interesses interesseerden hem niet, ze hadden hem nooit kunnen boeien.
Het verbaasde zijn omgeving dat iemand zonder nieuwsgierigheid ter wereld kon komen, zonder zich ooit iets af te vragen of zich te verwonderen.
Sommigen verdachten de interesseloze man ervan dat hij met voorbedachte rade niet
geboeid wilde worden door wat dan ook. Dat hij geen gegijzelde wilde zijn van iets
wat al zijn kostbare aandacht zou opvreten als een uitgehongerd wild dier.
De wildste speculaties gingen rond.
Zag hij interesses soms als vervaarlijk wilde dieren die hem ieder moment konden aanvallen met hun nieuwsgierige tanden waarmee ze zich verwoed in je geestesvlees vastbeten? Zouden ze hem verscheuren en verslinden als hij ze niet vastberaden en straal zou negeren?
De vraag drong zich wel op:
Wat deed hij dan wel met zo veel zorgvuldig uitgespaarde aandacht?
Waar besteedde hij wel zijn overvloedige aandachtsreservoir aan?
Toen men dat onverhoeds een keer aan hem vroeg onthulde hij vrij moedig:
‘Ik koester geen enkele belangstelling in het besteden van aandacht!’
Onaangedaan trok hij daarna verder door de dichtbevolkte jungle van wilde interesses, ongeboeid lieten de wild hongerige dieren hem ongemoeid….
Alsof ze, geheel wederzijds, ook geen enkele belangstelling voor hem konden opbrengen.
Onderweg liep hij langs talloze afgekloven skeletten van ongeneeslijk nieuwsgierigen. Interesse leek hem een allesverterende maag. Niets zou zijn aandacht trekken.