Verborgen boodschappen bij A.H

Mijn voorstellingsvermogen is even absurd als beperkt.
De werkelijkheid is gelukkig onbeperkt absurd, een welkome aanvulling.
Zo kan ik mij niet voorstellen dat A.H hetzelfde ‘succes’ zou hebben gehad zonder die hypnotiserende snor.
Het is een snor uit duizenden te herkennen door de huiver die hij opwekt.
Iedereen kent wel het verschijnsel iemand te zien spreken en te worden afgeleid door een futiele uiterlijkheid, rare schoenen, afwijkend kapsel, een oog dat een andere kleur heeft, een vlek op de chique stropdas..
Je wordt zo gebiologeerd door het object dat de woorden totaal langs je heen gaan.
Wie zwijgt stemt toe, wie niets heeft gehoord wordt zonder te weten tot medeplichtige gemaakt.
Zoiets moet de massa ook bij de orerende A.H hebben ervaren, massahypnose.
De snor als het antwoord op alles, volg de snor!
Het is opmerkelijk dat onderzoek heeft blootgelegd waar wij H’s snor aan te danken hebben: aan het gasmasker.
Als dienstplichtige droeg A nog een deprimerende Pruissische hangsnor.
Toen hij een nieuw gasmasker moest passen zat er niets anders op dan zijn snor rigoureus af te punten voor een perfecte pasvorm.
Zo kreeg de hangsnor de vorm van een vierkante punt, die zei:
‘Zo is het en niet anders, punt!’
Snorloos sneuvelen was uiteraard geen optie.
De snor reguleert en maskeert het angstzweet van de militair. Een camouflagepantser voor de bovenlip.

Beharing jaagt de vijand angst aan, het verlamt de vijand als een konijn die in het zoeklicht kijkt.
Dat A.H een heel volk wist te hypnotiseren met zijn snor zou onaanvaardbaar banaal zijn.
De geschiedenis van wapenfeiten is nu eenmaal onaanvaardbaar banaal en absurd.
Mechanische herhaling is een van peilers van de humor, geschiedenis voorziet overvloedig in voorbeelden van stompzinnige herhaling, zoveel dat het de humor tragisch maakt.

De snor als dader is natuurlijk absurd, de drager is verantwoordelijk voor wat zijn snor teweegbrengt.
A.H zou zeggen dat hij het nooit heeft geweten hoe invloedrijk een snor kon zijn, hij zou geschokt zijn door de geweldadigheid van zoiets onschuldigs.

Na H’s dood is zijn snor een eigen leven gaan leiden, zelfs zonder H leeft zijn snor voort, getekend op krantenfoto’s,
op affiches, zo wordt een politiek punt gemaakt.

Fenomenologie van de Hoed

Fenomenologie van de Hoed

‘Al wat hoger is dan een kuiltje is voor Freud een fallussymbool’

In ‘de Fenomenologie van de Hoed’ van Fedor Krymp wordt de stelling geponeerd dat een man die zijn toevlucht zoekt onder een hoed zeer waarschijnlijk lijdt aan het Uterus-syndroom.
‘Het verlangen om te remigreren naar de baarmoeder.’
Hij wil zichzelf behoeden voor… voor wat eigenlijk?
Tegen wat zoekt hij dekking, hoofdbedekking?

In het hoofdstuk ‘de hoed van Freud’, Freud was zelf een verwoed hoeddrager, valt te lezen dat ‘de meester van de projectie’ de stelling onderbouwt dat het dragen van een hoofddeksel in wezen niets anders betekent dan ‘een gestyleerde poging om het hoofd terug te brengen in de baarmoeder.’
‘Iedere geborene zit immers wel voor kort of langere tijd vast in de geboorteopening, de langere duur zou later leiden tot een verklaarbaar neurotisch verlangen naar een hoed, of een ander klemmend hoofddeksel.’
Freud voert zichzelf op als het levende bewijs en vindt uiteraard bij zijn patiënten, let wel iedereen is een patiënt, overvloedige bewijzen voor zijn theorie.
De voordelen van het ongeboren zijn evident, alle mogelijke problematiek lost op in die paradijselijke staat.
Critici die de validiteit van zijn stelling betwijfelden beschuldigde Freud van lafheid en zwakte om toe te geven aan regressieve behoeftes.
Hoe verdedig je je tegen zo’n aantijging, het beste is natuurlijk aantijgingen ruiterlijk te beamen.

De lafhartige critici vergeleken Freud met ‘een goochelaar die zijn fabelachtig banale projecties uit zijn hoge hoed tovert en de wereld ongevraagd op zijn misvormde voorstelling van zaken trakteert.’
Verder verweten ze Freud zich te gedragen als ‘de herder van de psychologie’ die zijn schapen, lees patienten, wil behoeden voor de bedreigende wereld door zijn kudde naar de slaapverwekkende schaapskooi van de banale verklaring te leiden.

Verklaringen zijn vaak doodverklaringen, dat is de banaliteit van de wetenschap.
Doet H2O recht aan het wonderbaarlijke van water of is het een dooddoener?
Met de hoed van de wetenschap behoedt de wetenschapper zich voor het mysterie van het bestaan, het geeft de illusie van totale controle.
Al moet je toegeven dat het dragen van zo’n verklarend hoofddeksel een bepaalde pretentie wekt ook al wordt die nooit waargemaakt.

Huismond

De spreker was zijn tong zomaar verloren.
Terloops was het ding uit zijn mond gevallen, tijdens een gesprek met een heerschap van zekere reputatie.
Het natte ding lag nu op de straattegels tussen hen in.
De heer merkte het niet, of liet niet merken dat hij het had zien vallen.
Of misschien was het voor een heer van zijn statuur slechts een onbetekenend detail.
De spreker knikte beleefd en beaamde het uitvoerige betoog.
Hij kon ook weinig anders meer dan knikken.
Vreemd genoeg miste hij ding nauwelijks, het gaf wel ruimte in zijn mond.
Eerlijk gezegd vond hij de tong de laatste tijd nergens meer naar smaken, alsof het ding helemaal uitgeproefd was.
Deze bespiegelingen kwamen in hem bovendrijven terwijl hij naar de grond staarde.
Het bevreemdde hem dat er geen spatje bloed te zien was, alsof de tong zich vrijwillig van hem had afgescheiden.
Wie had hier wie verlaten?
Zou hij zijn tong uit het zicht proberen te schuiven met zijn schoenpunt?
Of kon hij er beter op gaan staan.
Nee, het idee gaf hem een krimpend gevoel in zijn hersenpan. Het heerschap keek hem plots nogal verstoord aan.
‘Waar kijk je naar, wat valt er te zien?’ vroeg hij bars.
Impulsief wees de spreker omhoog naar het verse straaljagerspoor in de blauwe hemel.
De heer keek verbijsterd en gebaarde in het wildeweg
‘ Maar dat is toch geen argument, dat is toch..!’
De voormalige spreker kon slechts beamen, hetgeen olie op het vuur was.
Toen zijn gesprekspartner woedend was weggelopen zocht hij de straat af naar zijn tong.
Het vlezige ding was verdwenen en zonder passend afscheid.
Na dit voorval verbeeldde hij zich dat zijn tong als een slak de wereld was ingegleden, op zoek naar een beter huis dan zijn mond.
De smaak van de wereld is ongekend.

Fabel van het recht op snelheidsuiting

Auto’s kunnen ruim over de maximum snelheid.
Een beetje sportieve auto gaat met gemak honderdzestig en sneller.
Het kan maar het hoeft niet, zeker niet als het nodeloos gevaar oplevert.
Je kunt het veilig uitproberen als er niemand in de buurt is, ’s nachts ver buiten de bebouwde kom op een verlaten wegdek.
Het is absurd om te spreken van het recht op vrijheid van snelheidsuiting.
Tot zover gemotoriseerd verkeer.

In het sociale verkeer gaan we vaak en ruim over de maximum snelheid van meningsuiting.
Een beetje meningsuiter kan met gemak de meest extreme meningen poneren.
Het kan maar het hoeft niet.
Bovendien gaat het om de vraag: is het sociaal verkeer ermee geholpen, werkt het om menselijke verkeersopstoppingen op te lossen?

Extreme meningen leveren extreme reacties op, verbaal geweld.
Extremisten brengen extremisten ter wereld en daarmee nodeloos gevaar.
Je kunt je opgevoerde mening soms uitproberen in een veilige omgeving, als er niemand in de buurt is.
Of als je in gezelschap bent van geestverwante mede-extremisten op het racecircuit van de columns en de borreltafel.

In het gewone verkeer zijn er allerlei redenen om je aan de verkeersregels te houden.
Kleine kinderen, dieren, het weer, hoogbejaarden, psychiatrische patiënten, medicijnverslaafden, mobielverslaafden, dronken bestuurders.
Je weet nooit wie er achter het stuur zit, of welk kind of dier kan oversteken.
In het sociale verkeer is het niet anders, met dit verschil dat volwassenen soms kinderlijk of dierlijk functioneren en de taal niet machtig zijn.
Het is een groot misverstand te denken dat volwassenen toerekeningsvatbaar zijn in het sociale verkeer.
Wie weet hoe zijn woorden verstaan worden door de ander, zeker als die de taal niet spreekt?
Alleen bij je meest intieme vrienden kun je dat een beetje inschatten.

Niemand doet ooit een toelatingsexamen om deel te mogen nemen aan het sociale verkeer.
Er zijn dus ook geen geschreven sociale verkeersregels.
Ongeschreven verkeersregels vragen nuancering en empathie.
Die ontbreken bij fundamentalisten van de vrije meningsuiting, die trouwens geen lontje hebben.
Wie wel eens in een psychiatrische kliniek is geweest of zo’n patiënt als moeder heeft gehad, weet dat hij niet alles altijd kan zeggen: het werkt niet, het minste of geringste is olie op het vuur.
Je weet nooit hoe anderen jouw mening opvatten, of ze zich kunnen inleven en afstemmen.
Vaak zijn deze mensen opgesloten in zichzelf, daarom zijn ze daar.

Het is vaker gezegd: de wereld is grenzeloos en heeft alle kenmerken van een open inrichting, zonder geneesheer-directeur.
(Hij is keihard weggereden.)
We mogen ook nooit uitsluiten dat wij zelf de patiënten zijn of worden van deze inrichting, aangewezen op zelfgenezend vermogen.
Het zou mij niet verbazen als ik, Bor van Geenen, van de weg zou worden gehaald vanwege bovenstaande overschrijding van de maximum snelheid.
Het rijbewijs dat ik nooit had wordt ingenomen, voortaan gaat Bor lopend door het paviljoen.

Fabel van binnenaardse intelligentie

Maanlanding met voertuig.
Voertuig voert handelingen uit,
gestuurd, bestuurd vanaf aarde.

Voertuig is niet intelligent.
Dat is de man in de controlekamer,
zijn intentie reikt tot de maanbodem.

Het lichaam is een landingsvoertuig
voor onderzoek naar leven op aarde,
intelligentie bewoont het tijdelijke lijf.

De controlekamer stuurt alles aan,
een mannetje is nergens te vinden,
de kamer is leeg, schijnbaar wezenloos.

Wanneer het karretje is afgeschreven
en geen waardevolle waarnemingen
meer kan registreren, komt er een nieuwe.

Een verbeterd detectie-exemplaar.
De intelligentie die onderzoekt wordt
vreemd genoeg nooit zelf onderzocht.

Het beginsel ziet zichzelf over het hoofd
als beginsel, zo is er geen beginnen aan.
Men zoekt liever intelligentie op de maan.

De man in de controlekamer besteedt
zijn hele vermogen uit aan rekenapparaten
en gaat slapen, wachtend op resultaten.

Intelligentie onderzoekt het onderzoekende
dat zichzelf zoekt in het zoeken van de zoeker,
die zich vindt als het zoekende in de woestijn

van schijn en wezen, van zijn en niet te zijn.
Als ourobouros bijt het zoeken zich in de staart,
het vinden vindt zich in het onvindbare dat ervaart.

Vlakkenvullers


Waar komt de behoefte vandaan om vlakken te vullen als het ook zonder kan?
Je kunt het vlak ook volstorten met beton, als vloer om op te lopen, beton als bodem is zeer functioneel.
Waarom zou een vloer van sierlijk mozaïek moeten zijn?
Versieren kost veel geld, inspanning, tijd, liefde, aandacht, onderhoud, herstel, wat mooi is kan lelijk worden.
Kennelijk vertegenwoordigt versiering een belangrijke waarde.

Kunst is moeizaam te duiden, maar het versiert op z’n minst het leven.
Het lijkt erop alsof de dingen ons het hof moeten maken, zodat wij versierd worden.
Voor schoonheid valt een menselijk dier in katzwijm, kunst maakt ons het hof.
In de natuur maken dieren elkaar het hof door zichzelf fysiek te versieren.
Bij de naakte mens heeft mode die functie.

Eigenlijk zijn alle dingen externe sieraden om aandacht van mogelijke levensgezellen mee te trekken.
Kunst, dans, muziek, architectuur, design, literatuur.
Alle kunst is toegepaste kunst, alleen sommige kunst heeft geen nuttige bijfunctie; dat wordt dan als echte kunst gezien.
De waarde van ‘echte’ kunst wordt gevormd door het a-functionele, het onpraktische en het doelloze.
Zo word het versierde ding drager van immateriële waarden.

In de kunst is ook een ferme stroming die vooral het afzichtelijke en afstotende wil uitdrukken.
Geen versiering om de kijker in te palmen, maar een bewust shockeffect dat de kijker wil wakkerschudden.
De toeschouwer wordt op zichzelf teruggeworpen, in staat van beschuldiging gesteld en tot medeplichtige gemaakt, want stille getuige.
Werkt deze kunst aan een verbetering van de wereld of is het meehuilen met wolven in het bos?

Verleiden om in schoonheid op te gaan of bestraffen met lelijkheid.
De vraag is welke benadering beter werkt.
Werkelijkheid is een onderzoek naar dat wat werkt en vooral het bewust nalaten van wat niet werkt.
Wanneer dat wat niet werkt werd nagelaten, zou de uitwerking in de wereld al zo sterk zijn dat datgene wat wel werkt achterwege gelaten kan worden.

Nalatigheid als ultieme daadkracht.

Fabel van de gevonden voorwerpen

Ik beken, ik ben de dief van dit voertuig.
Als een joyrider heb ik de aardkorst ermee geteisterd.
Met iedere voetstap ontnam ik mijn mededingers bestaansgrond.
Voor alles begon waren we met miljoenen, ik was lui en ambitieloos.
Daardoor bevond ik mij in het midden, in de slipstream van de voorhoede en voortgestuwd door de achterhoede kwam ik in het vochtige nirvana.
Ik wilde alleen zijn en liet mij verorberen door de eerste de beste eicel, zo zou later blijken.
Dat mijn dood een bevruchting was kwam als een verrassing,
vooral omdat ik voorheen talloze malen verslonden ben in de oerzee.
Soms meen ik mij alle bestaansvormen die ik bewoonde te herinneren, van amoebe tot schelpdier, van kwal tot hamerhaai, het hele prehistorische experiment.
Ik voel mij dief van dit gestolen lichaam dat ik voor de neuzen van miljoenen ambitieuzen wegkaapte.
Leven is niet eerIijk, diefstal loont.
Hun mogelijke leven werd hun ontnomen, geen voertuigen meer beschikbaar.
Mijn wens alleen te willen zijn werd ruim beloond.
Ik kreeg alleen dit ene lichaam, een aards voertuig om mij in te verplaatsen.
Het beleeft wel aardig met al die extra binnenzintuigen, voor het nirvana was er alleen het buitenzintuiglijke, zo droog.
Als geboren dief kan ik niet veel anders dan stelen.
Mijn voedsel steel ik van de planten en dieren, mijn adem van de hemel.
Feitelijk is natuur natuurlijk één grote dievenbende die elkaar berooft en naar het leven staat, we zijn in goed gezelschap.
Dat ik deze woorden en beelden steel die niet van mij zijn is tot hier aan toe en onvermijdelijk.
Maar het feit dat ik het leven leef van al die miljoenen niemanden dwingt mij ertoe alle identiteiten die ik tot nu toe heb gestolen terug te brengen bij gevonden voorwerpen.
Waar de rechtmatige eigenaars zich kunnen melden.
Bestaan is eigenaardig, zo zonder bezit.

Fabel van vroedvrouw


Elk ding is het lichaam van een woord,
het leeft ademloos.

ook dingen verdwalen,
verweesd vergeten ze
hun naam
hun nut vervalt,
betekenis lost op
in roest.

als uitstervende woorden
van een dode taal
gekerfd in een muur van mergel
zo gaan de dingen
hun weg
van langzaam
aan vergaan

soms komen ze onverwacht samen
raken ze verzameld
door de stromen
van het overbodige
dan tasten ze
elkaars onnodige vormen af
vervreemd zijn schept verwantschap

samen versmelten ze tot iets nieuws
nieuwe betekenissen tonen zich
in het eclectische lichaam,
het lijf staat stijf van betekenis

dingen worden samen weer menselijk
ook de dingen kun je lezen
ze hebben een verhaal onder de leden
Elke lezer is vroedvrouw van het verhaal.

Fabel van de bijgelovige

een eigenwijze bij las
bijna elke dag
de bijbijbel
bij wijze van bijles
zo bleef de bij een beetje bij.

hij geloofde als dar
in de bijgodin,
een echte koningin.

in de bijzondere bijbijbel
las hij over bijzaken,
als koninginnebijgelei,

over gonzende bijgeluiden,
bijbedoelingen, bijvoeding
over het bijvullen van de raten.

het was een bijdehante dar,
met bijverdiensten, bijgedachten
over bijwerkingen en bijverschijnselen.

zijn vrouw, een nijvere werkster, deed
wanneer hij las, de vuile bijenwas.
van dreigend gevaar had hij geen weet

de dar aanbad naief zijn heilige koningin
zijn vrouw hing de schone was netjes buiten
onderwijl pikt een slimme imker alle honing in

Fabel van de bonbonburger


De mens is geen bonbon, geen gelikte praliné
niet maakbaar, niet op smaak te brengen,
of op te leuken met wat vulling en glazuur

het ideaal zegt; als je voldoet aan onze normen,
als je volgzaam, kansberekenend en marktgericht
als je mooi bent volgens ons ideale beeldvormen…

dan houden wij zielsveel van jouw opbrengst
en mag je later ook in die mooie doos samen
met al dat andere gestandaardiseerde snoepgoed

mensen zijn niet ideaal, sommigen hebben idealen.
Stalin had echte idealen, een ideale samenleving,
waarin alle ongewenste bonbons werd vermalen
tussen de raderen, om de staatsmachine te smeren

en het volk zoet te houden met een ideaal verhaal