Het riool werkt als een barometer van de menselijke stofwisseling,
met als nuttige bijvangst: Inzicht in de algemene geestelijke gesteldheid.
Dagelijks doen waterzuiveraars scheikundige analyses met rioolmonsters.
Ze meten heel precies, vele decimalen achter de komma: hoeveel cocaïne,
xtc, heroïne, hasj, paddo’s, medicijnen, antidepressiva, slaapmiddelen en
asperges er dagelijks genuttigd zijn.
Uit deze empathische analyse komt de gemiddelde burger naar voren als
een doorgesnoven, slapeloze, depressieve, verdovingzoekende medicijnverslaafde,
die elke lente op grote schaal asperges eet. Vooral dat laatste geeft jaarlijks
een akelig zurige stank aan het rioolwater. De uitdaging voor de waterzuivering is:
Hoe haal je dat dubieuze aroma er weer uit om kraanwater weer smakelijk te maken.
Door er chloor aan toe te voegen? Zoals vroeger in Botlekgebied rond Pernis,
onder de rook van de olie & plasticindustrie. Bij ons thuis dreef er altijd een
gezellig grijs vlies op het kopje thee. Wat een metalige bijsmaak gaf aan Earl Grey.
De ramen hielden we angstvallig dicht om de stank buiten te sluiten. Onze familie
uit Amsterdam nam jerrycans water mee met zacht NoordHollands duinwater,
dat uiteraard naar Jerrycan smaakte.
De chemische wetenschap is inmiddels zeer ver gevorderd.
Er is decennia hard gewerkt aan de ‘Homo Chemicus’ , ‘de plastic mens’
Ongeborenen dragen nu al plasticgruis in hun placenta.
Als plastic al in ons bloed zit dan kunnen we er gerust van uitgaan
dat al het andere restafval ook in al onze organen rondwaart.
We hebben het altijd al geproefd, maar we hebben het nooit geweten.
Maar wat doe je eraan? Je kunt toch moeilijk geen asperges meer eten?
Familiekroniek
Bol
Mijn moeder was weer een ander verhaal. Zij kreeg meer een punthoofd van alles wat haar boven het hoofd groeide…en dat was nogal een waslijst. Zoals bekend groeit er vrij weinig boven het hoofd behalve haar en wolkenluchten. Toch meende zij van alles te zien in die wolken. Ik zag als kind haar hoofd als een geslepen potlood voor me. Kortom het bestaan was een puntenslijper.
Ze leed aan helse hoofdpijnen en brak haar hoofd over allerlei schijnbare halszaken die feitelijk futiliteiten waren. Onze eigen huisarts kon haar niet helpen. Tot hij voor langere tijd naar India afreisde voor geestelijke verlichting.
Zijn vervanger dokter Bol onderzocht mijn moeder, gaf eenmalig een injectie in haar voorhoofd en ze was voor lange tijd verlost van haar migraine. Mijn moeder was overtuigd van de injectie, wij twijfelden eraan. Maar het had geholpen, haar lijden was echt verlicht.
Ikzelf had weer hele andere dingen aan mijn hoofd. Bijvoorbeeld hoe ik de peilloze verveling van ‘de School met de Bijbel’ kon overleven door dagdromen…of hoe ik een jong musje in leven hield…hoe ik een bril kon uitvinden voor slechtziende geestesogen…hoe ik rivieren vanaf de aarde naar de maan kon doen stromen.
Dat laatste weet ik nu, maar dat ga ik hier natuurlijk niet verklappen.
Dat mag ieder hoofd zelf uitzoeken.
Kin
Ik heb mijn grootvaders van beide kanten nooit gekend.
Ze smolten zomaar samen tot één ongekende grootvader.
Van twee heeft de geest één hele geweven.
Omdat ik geen foto’s heb weet ik precies hoe die ene eruit ziet.
Hij heeft mij ook niets nagelaten, behalve nalatigheid.
Slechts losse rafels van verhaallijnen van horen zeggen kwamen mij ter ore.
Wat het meest bij blijft zijn de verhalen die niet zijn verteld, de verzwegen geheimen, die sijpelen nog altijd door in de lange vuile baard van de geschiedenis. Nu ik zelf grootvader had kunnen zijn van mijn dierbare ongeboren kleinkinderen scheer ik elke dag op mijn kin de stoppels van de geschiedenis weg. Mijn ongeboren nazaten spelen nietsvermoedend & onbekommerd in de branding van mijn aardse dagen, die af en aanspoelen op het strand aan deze zee van geest.
Dog God
We hebben onze hond God genoemd. Ze waakt over ons.
‘God kom hier, geef een pootje God, blijf God, lig dood God, trek niet zo anders laten we je los!’
Ze blafte niet en luisterde altijd heel aandachtig naar onze commando’s…niet één daarvan heeft ze ooit ten uitvoer gebracht. Uiteindelijk lieten we haar los. Als pup maakte ze al de dienst uit. Dan keek ze ons alleen maar stil aan met die hemelse oogopslag waarmee ze alle aandacht naar zich toe zoog, waardoor je niet meer wist wie, wat of waar je was…
Vervolgens wees ze met haar uitgelaten snuit de gewenste weg en wij, haar trouwe volgelingen liepen gewillig achter haar aan. ‘Waarheen voert de weg
die wij moeten gaan?’, zongen wij in stille bewondering. Gaandeweg gingen we onafhankelijk van elkaar onze angsten en verlangens in haar flossige oortjes fluisteren. Daar kwamen we pas achter toen onze wensen zich begonnen te realiseren.
Tot op een dag God plots zoek was. De tuindeur en het hek hadden open gestaan. Wij riepen de hele buurt bij elkaar. Informeerden bij alle buren:
‘Hebben jullie God ergens gezien, onze hond?’
Ze keken ons bevreemdend aan. ‘We hebben jullie eerlijk gezegd nog nooit met een hond gezien!’, zeiden ze enigszins in verlegenheid.
Waren wij dan de enigen die God zagen?, begonnen we ons af te vragen.
Wat was het signalement dan van de hond? We raakten niet uitgepraat over haar maar waren niet in staat om een kloppende beschrijving te geven.
Behulpzaam en goedgelovig als ze waren hielp de hele buurt ons op zoek naar God, hardop roepend.
Later, terwijl we in de tuin wat voorbarig aan het treuren waren over het mogelijke verlies stond ze opeens achter ons in de deuropening van de kamer.
God zag er uitgeslapen uit. Boven in ons onopgemaakte dekbed vonden we een warme, nagloeiende holte waar God zich in had gegraven. God wat waren we blij dat hond nog bestond. We dankten haar op onze blote knieën. We wezen de buren op onze hervonden hond. Uit beleefdheid en medeleven deden ze alsof ze haar echt zagen lopen. Ze lachten mee om alle dingen die wij over haar vertelden. Wij zagen oprechte ontroering in hun ogen.
Goede buren. Indien nodig wilden ze wel op God passen, geen punt.
We zijn altijd weg geweest van God, wat een hond.
De kwekers
Hij was als buitenkijker geboren. Op school keek hij steevast uit het raam naar het schoolplein waar bladeren in krinkeltjes rond dansten in de herfstwind…dat kwam hem voor als het meest geheimzinvolle. Daar danste het leven in het wild, dat had niemand hem geleerd, dat werd moeiteloos begrepen. Dat wilde, dat wilde hij. Een schoolklas fungeerde goed als broeikas om kinderen tot kasplantjes op te kweken. De kweker voor de klas wist elk spontaan natuurlijk gedrag weg te snoeien om te voorkomen dat het gewas vrucht zou gaan dragen.
Het echte leven speelde zich buiten af, niet alleen buiten maar ook buiten de bestaande paden, buiten de efficiënte snelwegen naar maatschappelijke doelen die zelden het belang van het gewas dienden. Voortplanten was zelfs geen doel, dat was een biologische gewoonte… een neiging waar men ook vrij van kon zijn. Het innerlijke mysterie kende hij van buiten, daar konden de kwekers niet bij. De wonderlijke bloei van binnen kon niemand plukken of snoeien. Het trok alleen onvoorstelbaar vreemde insecten aan, die terloops al nectar proevend aan kruisbestuivingen deden die tot wildgroei leidden.
‘Wie zat hier nu op te wachten?’ , werd een keurmerk van bestaansrecht.
Wigboldisme
Herman Wigbold was de gebeeldhouwde godheid die heel mijn jeugd met zijn alziend oog monitorde vanaf de voorpagina van ‘Het Vrije Volk’. De hoofdredacteur als God.
Net als mijn vader kamde Herman zijn opstandige haardos na de koudwater-arbeidersdouche golvend naar achteren, de bokkepruik diende in het gelid gebracht, haar als helm in de strijd om verheffing in het arbeidersparadijs.
Ook mijn kop gaat nog elke dag gebukt onder het fonteintje voor een nederige arbeidersdouche. Kou doet de hersens jeuken, laat ze niet in slaap sussen door het kapitalistische warme bad. Luxe corrumpeert.
Het Vrije Volk is verdwenen en daarmee de vorsende blik van God Herman. Al kan ik niet ontkennen dat er ergens diep in de oppervlakte van de scheerspiegel een Wigbold waakt over mij. Als handarbeider, klavierspeler werk ik dagelijks aan de achtergrondmuziek van dit arbeidersepos, deze multidimensionale film waarin iedereen als figurant de rol van zijn leven speelt.
Wat bleek
Je smeerde ooit balsem op je huid, mede daarom zie je er waarschijnlijk nu zo uit.
Tschamba Fii heette de zonnebrandbalsem, een laagje kleverige olie waar je meteen bruin van werd. Het spul bleef de hele zomerse dag aan je huid kleven. Op de flacon stond een exotisch roodbruin mannetje met hoed. Je werd er instant bruin van tot je ‘s avonds onder de douche die bronzen huid er weer afspoelde. Je weet nog goed die ene keer…na een dagje strand wilde je het aanklevende zand van je afspoelen. Aan het doucheplafond hing alleen aan het dunne draadje een eenzaam peertje te flikkeren. De witte bol van melkglas die er om heen hoorde was kennelijk gesneuveld tijdens de laatste badkameroorlog? Hoe sneuvelt zoiets? Niets verontrustends dus, er lagen wel vaker electriciteitssnoeren van de langzaamwasser en de centrifuge in het kabbelende vocht van de badkamervloer als moeder aan de was was.
Mijn vader kon het toch wel weten, die stond in de zaak beneden electrische apparatuur te verkopen, witgoed. Onder het douchen had je kennelijk gespetterd…moet je ook nooit doen onder een douche weet ik nu.
Plots! Stond je met een doffe plof daar in het pikkedonker met glas op de natte vloer.
Het peertje was ontploft. Naakt en nat in een nacht met glasscherven.
Heelhuids wist je de cel te verlaten waar je na het afdrogen ontdekte dat je weer net zo bleek was als voorheen. Alleen de handdoek was hier en daar bruin.
Ik ben er van overtuigd dat deze scherven mij het nodige geluk hebben gebracht.
Op onnodig geluk zit natuurlijk niemand te wachten.
8
Er zijn mensen die vragen: “Zeg die zoon van acht van jou…die wordt ook niet veel ouder hè? En heeft die jongen trouwens geen naam?”
Dan verklaar ik waarom mijn zoon nooit ouder wordt dan acht. Op zijn achtste verjaardag vroeg hij zich af waarom mensen een leeftijd zouden moeten hebben.
Ik had zijn taart opgetuigd door heel veel kaarsjes in een lemniscaatvorm te plaatsen.
Ik had geen pasklaar antwoord op zijn vraag en kon geen andere reden bedenken dan dat het feitelijk slechts een voorlopige afspraak is. Hij vond mijn antwoord wel bevredigend genoeg en stelde voor dat als het dan toch alleen maar een afspraak is dat we dan net zo goed voorlopig konden afspreken om geen afspraak maken? Dat keek mij alleszins redelijk. Sindsdien herweegt hij elke afspraak en noem ik hem mijn ‘Zoon van Acht’. Het voorlopige duurt inmiddels moeiteloos voort.
De kaarsjes weigerde hij overigens uit te blazen. Hij stond erop ze te laten opbranden,
het was tenslotte zijn verjaardag.
Veel
Vind je het leven leuk? , vroeg ik aan mijn zoon van acht.
Ja, heel leuk, zei hij, maar ik vind het wel een beetje veel.
Wat vind je nu het leukste om te doen? , vroeg ik verder.
Nou, eigenlijk is niks doen het leukste, als alles al zo veel is.
Dus je hebt eigenlijk al genoeg aan alles?
Ja, meer dan genoeg.
Niks aan te doen.
Tweedehands
Opeens hadden we twee kanaries in een hoge ronde kooi
met een blauwe deksel. Ze zongen niet echt, ze floten…
De kanaries waren tweedehands zoals alles in ons huis
eerst door anderen voorgebruikt was.
De dingen werden al voor ons ingeleefd…voorgeleefd.
Onze auto was door zeker drie eigenaren ingereden,
onze fietsen, onze meubels, onze kleren, onze schoenen.
De enige drie boeken in ons bezit waren al ingelezen
en door mij persoonlijk kapotgelezen….
Carmiggelt, Het Fluitketeltje en De Vosch Reinhaerde…
Het voordeel van tweedehands is dat daar meestal iets
aan mankeert. Als gebruiker wordt je dus noodgedwongen
heel handig, pragmatisch en relativerend.
Om terug te komen op ons ornithologische avontuur
merkten we dat de kanaries niet floten, veel veren verloren…
ja, wat wil je, ze waren al door anderen ingevlogen…
Één kanarie bleek een kromgroeiende snavel te hebben.
Hij kreeg een kruisbeksnavel waar geen groeirem op zat.
De vogel zag er ontgoocheld uit, kon niet meer zelf eten.
Gelukkig werd hij door zijn partner gevoerd aan de zijkant
van zijn ongelukkige bekje.
Nu zat mijn vader in de metaalbewerking…was dus bedreven
in het knippen van plaatmateriaal. Dus waarom zou hij geen
kanariesnavel kunnen bijpunten?
Volgens hem zat er geen gevoel in zo’n snavel, het was een soort
nagel. Zonder enige weifeling ging hij met zijn kolenschophand in
de kooi en pakte de gevederde patiënt voorzichtig beet.
Binnen drie knippen was het snaveltje scherper dan ooit te voren.
Dus werkte hij het puntje nog een beetje bij met een nagelvijltje.
Het beestje kon weer zelf eten, vers eerstehands voer.