The Eternal Journal

Het eeuwige nieuws,
‘The Eternal Journal’
betreft ‘n aloude actualiteit:

Zuurstof genoeg om alle wezens te beademen.
Het wereldwater loopt haar kring in blijde verdamping.
Er waait afwisselend ‘n warme dan wel frisse wind.
Temperaturen zweven rond een balancerend gemiddelde.
De aarde blijkt vooralsnog bereid om ons overgewicht te dragen.
Kortom, ons is ruimte te over, onze zalige zon blijft tot nog toe stralen,
gewassen, zaden en vruchten schenken overvloed…
Natuur natuurt ons net zo lang als het voorlopige wil duren.
Tot dusver deze eerste en tevens laatste editie….
In het samenvattend artikel van de redactie valt te lezen:
Moeder Natuur is een onverwoestbaar voorname dame.
Wat is haar bestaan een bizar, bijzonder viriel wezen.
In wat voor ‘n fantastisch bestel leven we hier samen?
Wat een taart die we hier samen bakken zonder recept,
met alle evolutionaire ingrediënten. Wie eet ons op,
in hemelsnaam?

(Schilderij: Olphaert den Otter)

Molshopig

‘t sneeuwde zomaar goudgeel,
kruinen bladderden af
in neerzwevende tover

onze tuin ontbeerde
helaas & plots
een scharrelende egel

waar het vandaan kroop weet zich niet,
maar hier rondom & onder
werden vele egelleegten beleefd

wellicht verschool het zich
in wonderwuste humuslagen?

(‘t prikkelt zeer om egels te missen)

tot ons vannacht droomstof werd bezorgd
in de molshopige vorm van ‘n bergje dor blad
dat zich zacht ritselend voortschoof

het zei ritselend…niks…niks…niks mist…niks

sinds deze niksige inlichting
mist er niks geen ene egel meer

onder & rondom ritselt het fiks
van omberkleurige vermoedens

Dashboard

Het sterrenravijn gaapt diep
boven ons
als reclameboodschap
voor de eeuwigheid.
We dreigen omhoog te vallen,
gelukkig of helaas zuigt zwaartekracht
ons stevig tegen de aarde aan,
aanzuigende werking

De automatiek loopt tegen sluitingstijd
in slechts 1 luttel kluisje woont lauwwarm
de slapgebakken gedachte,
ooit zo koket en krokant…
zonder voedingswaarde,
kwartjes willen eindeloos vallen,
dwars door de geldcaroussel, vergeefs
het dashboard van onvermogen knippert
aanzuigende werking

Met het aas van gelikte beelden
worden ogen gelokt die zich erin vastbijten,
zo vissen schermen naar aandacht,
houden aan het lijntje dat niet breken mag.
Werking zuigt aan de geest
als veelkleurige toverbal
die dobbert over de pixelzee.

Eenmaal weggesabbeld
ben je overal
en nergens geweest
opgezogen

Peertjes

je wordt hier als kosmisch gerecht
geproefd…verfijnd beproefd door
de alomvattende tong van ‘t mysterie,
dat goddelijk sublimerende monster

verteerd in haar nachtelijke maag,
teder uitgevaagd, geabsorbeerd
graag ben je als licht verteerbaar
en tot licht zul je regenereren

nu hervind je jezelf in neonbuizen,
als licht in peertjes bloeiend uit plafonds,
in beeldschermen, koplampen, zaklantaarns
met kerst wordt in ene al het licht ververst

het schijnt alleen om zicht te faciliteren

Oogruim

Je vergat die dag je lichaam aan te trekken.
en verliet het huis door het sleutelgat.
Het had je vaker al verwonderd
dat de gehele ruimte, de tienduizend dingen incluis
met gemak de pupil van ‘t oog kon passeren.

Nu vloog je ruimschoots door het slot
dat kennelijk vol openheid was.
Je begon nu aan alle afmetingen te twijfelen,
aan wat boven of beneden was, links rechts, voor en achter…

Als ruimte vielen deze begrippen in het niet of tegen elkaar weg.
Wat was binnen, buiten?
Het leek nog het meest op tussenloos.
Hoe je ‘terug’ kwam weet je niet.

Voor jezelf was je nooit weg geweest.
Ging dat maar eens uit leggen aan wie dan ook.
Niemand zat daar op te wachten…
en was er heel blij mee.

Muggemaag

Je schrijft liefst gedichten
die je zelf gelezen had willen hebben,
gedichten die geschiedenisloos beschrijven
met mosholtige woorden
waar de meest schuwe betekeniswezens in schuilen,
die kunnen bevangen en ontsluiten.

Woorden zijn nogal buitenkantig van klank,
soms stekelige bolsters, soms bladstil…
ruw of rauw als geschreven op schuurpapier,
soms wauwelachtig vaag.
Onvoorspelbaar hoe de taalmaag
dit zal verteren tot inzichtelijk zinnelijk heden.

Binnenholtig gonzen woorden
van geruchten in volmondig onbenul.
Aandoenlijk hoe deze mug
vaak oprecht een olifant wil betekenen
zonder enige bestaansgrond van gewicht.
En altijd blijkt het weer
dezelfde olifant
die het verhaaltje uitblaast.

de vlam van de lezer flakkert
in het licht van droomloze slaap

Dein

Wind was nog lang niet jarig, ze klonk klaaglijk en was gaan liggen op de blauwgroene spiegel van de oceaan.
Wat zou je het liefst krijgen voor je verjaardag? , vroeg de Oceaan.
Wind mijmerde voor zich uit
en verzuchtte: …Ruimte…
ja, de Ruimte zou ik wel willen krijgen, de hele ruimte!
Daar vraag je nogal wat zeg, de ruimte, zei de Oceaan vol bewondering.
Tja, ik weet eigenlijk niets anders dan…de ruimte.
Is een boomkruin of een heel bos niet lekkerder voor jou om in te waaien? ,stelde de oceaan voor.
Neenee, dat is mij te verwarrend met al die takken en daar dan tussen-door waaien…nee, geef mij maar de ruimte!
Nou goed dan, ik zal m’n best doen, zei Oceaan, maar ik kan niets beloven… verwacht maar niets, dan kan het alleen maar meevallen, toch?
Ach, kijk maar, zei Wind gelaten,
ik moet eerst nog maar eens zien om behoorlijk jarig te worden… want ik ben eigenlijk nog nooit jarig geweest.
Wat is het mooiste wat jij ooit voor je verjaardag hebt gehad? , vroeg Wind aan Oceaan.
Deining, riep Oceaan meteen opgewonden, enorme deining, een muur van water zijn is het mooiste ooit!
Wind keek bedenkelijk, wat heb je nu aan deining?
Alles, legde Oceaan uit, deining is een hemelse dans.
Wind begreep er niets van en wachtte zijn eerste verjaardag af.
Hoelang het allemaal duurde weet niemand meer, maar op zekere dag was het zover.
Wind was buitengewoon jarig. Iedereen was aanwezig op het feest,
De achterkant van de maan, de kust kwam met de oceaan mee, de nacht kwam samen met de stilte die voor de storm kwam, het Zonlicht
sneed de taart aan.
De taart die tegelijk ook het kado was, leek nergens op. Het was een taart van Niets.
Wind reageerde teleurgesteld:
Ik had mij zo verheugd op de ruimte die ik zou krijgen en nu krijg ik Niets.
De Oceaan moest lachen en riep:
Maar Wind luister, Niets dat is de ruimte, zie je dat niet?
Nee, ik zie niets, jammerde Wind. Oceaan begon te deinen van plezier, waardoor Wind vanzelf begon te waaien.
Wind vond het maar een rare eerste verjaardag…en waaide zich een weg dwars door het Niets.
Oceaan deinde als nooit tevoren.

Doek


Je zag gelegen onder het fameuze witte doek
‘die Geheimnisse des Himmels’ ,aflevering zoveel
‘n droomdocumentaire, je was weer acht of zo?

Jacques-Yves Cousteau was de ruimteschipkapitein
van de walvis die als een Zeppelin voor de maan
langs schoof, zo begon elke ontdekkingsreis…

jij zat voorin de potvis, vlak onder ‘t ruisende spuitgat,
door de baleinen heen dacht je, Hee, kijk plankton!
maar ‘t waren slechts engelen zwevend in ruimtezee

waar waren ze…al die buitenaardse ruimtedieren?
Jacques-Yves sprak ‘n diep teleurgestelde voice-over,
over in grote getale afwezigen, de Maandolfijn was er

even niet, ook de Marskwal liet het afweten, de Venus-
schelp…op vakantie? En waar was de komeet-haai?
alleen de hoge hemelbodem, bezaaid met zeesterren

je werd wakker onder ‘t witte doek, je moest hoog-
nodig plassen…niets had jou nog kunnen verrassen,
behalve toen de nacht jou terug op ‘t droge spoog

daar bleef je achter met dat vreemde woord: ‘Calypso’

(Kalypso: Grieks voor het verborgene)

Stoomloos

als sigaar geboren in een wereld waar niemand meer rookt
uitermate geschikt om te smeulen, te dampen,
om terloops nutteloze kringeltjes mee te blazen
kwalitatieve stank en perfectie, volkomen onbruikbaar
hooguit gewild bij een sigarenbandjesverzamelaar
museale conservering als hoogste onderscheiding
voor nooit te bewijzen diensten, sigarenpraalgraf

in Pessoa’s tijd ging je als sigaar tenminste nog waardig
en gewis in rook op, werd je laatste stompje dankbaar
uitgedrukt op de verlaten straattegel van het mysterie
hoeveel askegels vol angst&verlangen smeulden er niet
denkbeeldig weg, walmend in een hoofd of op ‘n tafelrand
zeldzaam aromatische dampen, vergeten te inhaleren

er wordt nergens meer fatsoenlijk gezogen, gelurkt, gepaft
het zuigen, lurken is voor schermtijdelijkheid ingeruild,
men staat louter nog paf voor dagwaan en ijl vertier
aandacht wordt verstrooid op de virtuele gedenkplek
als losse loze pixels tussen de ads en last-minutevluchten

Odyssee der uitverkoren pineut

arm warm geheugen,
ijspaleis voor het grote vergeten
hier smelten herinneringen
op warming van de waarde

traag gestaag als een gletscher
schuift ze druipend, het zwijgend ijs,
naar lager dal waar heden stroomt

invloeders waarschuwen..(gaap)
voor samenzweringen van de nacht
die ons in slaap sust…geheime machten

thuisdwalend toont het minste geringste zich pas
als het spoor bijster is, hier is route kwijt de juiste weg
het verkeerde been is het goede om op weg te gaan

waar men verlies zo vreest, terwijl verlies zo zou genezen,
geen weg naar vertrouwen, vertrouwen is de weg in het holst

zelfs al konden deskundologen, experts er vingers op leggen,
het zou niets helpen…want elke verse verklaring…weer een
wonderbaarlijke vermenigvuldiging van het allereerste wonder

het beginloze begin blijkt nog immer een onbegonnen werk

hele evoluties kropen uit de baarmoeder der oceanen
als aanpassende doorleefden kweken we weer kieuwen aan
of vinden een droog surrogaat voor al dat vruchtwater

was menselijke geschiedenis dan slechts een afvalrace?
een estafette in het steeds sneller doorgeven van misverstanden.
prullenbak-kennis met als gevolg een ongekend vuilnisarchief als erfgoed?

aai ‘t vertrouwen maar, die zwarte hond van de nacht,
nergens zie je haar, ze is nergens niet
maar ruikt blindelings waar je ook bent
helaas, dit zwarte ras blaft niet, nadert op de tast

wie geen hond voor ogen vond
strompelt voorlopig voort
achter de metafoor aan,
die rollator van de taal
dwars door het onzegbare domein
het veld zonder mijnen
niemand heeft hier bezit

invloeders bekennen erbarmelijk
dat er niets samen zweert
en beloven plechtig de nacht
niet verder zwart te maken

als bonus is ieder nu gratis lid
van het rimpelgenootschap
met een abonnement
op het wereldgeheugen
dat geen uitlekgewicht bezit

iets zwarts likt je gezicht

je bent gelukkig

de pineut