Lym

Ach die raar swaartekrag
is nogal niks geen ding nie
niemand het die geheim suigkrag
waarokal nooit gezien nie

nietemin suig
die onsigbaar gom
ons teen die bodem
van die wêreld

maar gisternag
dat ik geslaap het
aan die achterkant
van die maan
het die god van son
so sagt in my oor
gefluister
met die tong van lig:

“Hoor hier mannetjie
die geheim swaarkrag
is maar skyn…
liefde is die magneetkrag
wat ons bymekaar lym
sy trek aan alles
wat ‘n liggaam besit”

die son van god kan dit weet
als swaargewig
sy dryf in die luglose
rara hoe is dit?

Als het ware

De regen leek opeens op zoek naar een ton.
Mijn vriend vertelde mij dat een houten vat dat te lang droog staat lek raakt.
En pas als je het vat langdurig bevochtigt dat alle kieren dan naadloos dichttrekken.
Naadloos bestaan en hermetisch sluiten.
Ik moest aan de Tao denken die twee zijnswijzen van het ware schetst.
De ene ‘ware mensch’ wordt als een hol vat voorgesteld. Deze wijsheid is droog, glashelder als een raam waar het vensterglas uit verdwenen is.
Lek zijn is dus een deugd voor deze mens. Droog blijven om alle kieren en naden open te houden. Geen water blijft staan in deze ton.
De andere ‘ware mensch’ is een bodemloos vat zonder deksel. Hij ligt op de bodem van de rivier, de stroomt vloeit moeiteloos door hem heen. Dit soort wijsheid is nat, vervloeit met alles, stroomt oeverloos voort.
Beiden zijn onbruikbaar als vat. Ze kennen geen doel, geen betekenis.
Ze zijn als het ware oorspronkelijke natuur, ontvankelijk voor wat dan ook.

Babeltalen

Als laatst ontvankelijke blijft woestijn
die naar geen enkele definitie luistert.

Valt er op ‘t meest verse moment
werkelijk nog iets echts te zeggen?

Dat stilte zonder enige handeling
zacht ophelderend werk doet?

Groeit men aan tot een uitgesproken
meerderheid van eenlingen

die ooit riepen in door Babeltalen
verdoofde schijnwoestijnen,

nu verenigd tot zwijgzame zwerm,
overwinterend buiten de muilkorven

nimmer piepend in het ondergaan
van dat wat in staat is te overstijgen.

Maggi

was ons mensdom zo verwaarloosbaar futiel
dat ons niets anders dreef dan te blijven drijven
in deze kosmische planetensoep met ballen

als nomadisch plankton in deze zee van ruimte?
klaar om opgeslokt door die enorme walvisgod
die ene met die duistere huid vol fonkelsterren

waren wij dan een vreemd soort van vermicelli?
brengt welke Maggi ons ooit nog op smaak?
proeft welke tong ons, verteert welke maag ons

ooit tot universeel fijnstoffelijke benulspul
en blijken wij sublieme sensoren van alles en nog
wat er zich voordoet in lijf en tussen de oren?

Heggesprek

in het loverpaleis van de ziel
zwermt soms mussengeluk rond
als een snorrende vlaag van vleugeltjes
strijken ze neer in de verlegen beukhaag,
die zich ontfermt over de tjilpende zinderingen
door gebladerte omvat vergadert het hoogste hof
over zingevingen & algemeen voorthippende
geluksvogelzaken, op en neer wippend
stemmen ze in met de gehele zwerm
daarna baden ze vrolijk in het stof
verspreiden ze zich in een berm
of zingzeggen ‘t van de daken

22/2/2222

Het zal 22/2/2222 zijn geweest toen ik nog niet geboren was.
Wel had ik mij negen maanden tevoren    
kunstmatig laten verwekken door twee draagouders,    
om exact op dat ene unieke getalsmatige moment ter wereld te komen.

De techniek was er, en dan vraagt de mogelijkheid er als het ware om.    
Het kon volgens de data, dus moest het gebeuren.  
zo was nu eenmaal het ethisch beginsel van die tijd.

22/2/2222 , als moment dat maar een keer in de geschiedenis voorkomt,    
een buiten- kansje om eens heel bijzonder te zijn.    
Eerst stelde ik mijn ideale genenpakket samen    
uit het humanoïde genenarchief.    

Mijn ouders had ik speciaal voor dit doel geselecteerd    
vanwege hun conditionering als exacte wetenschappers,    
berekenend tot op zes cijfers achter de komma nauwkeurig.    

Mijn vorige levens als commando en geheim agent    
hielpen mij om deze mission impossible te volbrengen,    
met militaire precisie. Zo had ik mijn nietsvermoedende ouders    
door minutieuze manipulaties tot mijn geplande conceptie aangezet.    

Wat ik daar allemaal tussen hemel en aarde voor heb moeten bewegen    
laat ik hier achterwege om niet anderen op dit onzalige idee te brengen.  
Nu is mijn toekomstige kennis een idee-fixe gebleken    
en totaal in de soep gelopen.    

Door een stuitligging kwam ik helaas drie weken te laat ter wereld,    
ondanks alle pogingen om de geboorte kunstmatig af te dwingen.  
en wel op 14/ 3/2222…dit nietszeggende getal markeert nu    
mijn betekenisloze verschijning op deze planeet.    

Al moet ik bekennen dat er ongekende vrijheid schuilt    
in een leven vrij van betekenis, los van duiding, vrij van de tijd.    
Onbeduidend geluk als ongezochte bijvangst.   
Maar vraag mij niet hoe laat het is.

Saaiveld

tuinaarde ligt als plantaardig geheugen
verborgen onder saai maaiveld

elke dag groeien verse herinneringen
hun prille blaadjes bovengronds

winter wiste het heldergroene verleden
tot niemand er nog iets van wist

zaaivelden zinderen van leven beneden
jonge zon kruipt onder nog bleke huid

nu zie je wat zo ongekend is gemist
een groen verheugen opgefrist

zich levend weten bloeit elk moment op
het vergetene verwelkt en dooft uit

Rupsvoertuig

Herinnert de vlinder zich nog waar
ze als rups ooit van droomde,

of heeft ze soms vederlicht spijt
om geen Tsjwang-tse te zijn?

Hoe weet men dat een rups het geluk is
om wat dan ook te zijn, bereid om
‘om het even wat’ te worden?

Hoe weten wild spelende vissen
onder de brug dat Tsjwang-tse
zo’n plezier schept in visgespartel?

Is het vanwege een algeheel benul
dat welke verschijningsvorm dan ook
bestaat in zich eenwetend spul?

Wat voelt als een vlinderzwerm
in het hart is neergestreken?

Wat voelt als het hart
vinnen heeft gekregen?

Kruin

Als kind dook je liefst onder,
onder de ruisende kraan
van ‘n badkamerfonteintje
om je vulkanen af te koelen
om de wanen van de nacht
uit je kruin te spoelen

Dat ben je blijven doen,
alleen gaapt nu tijdloze jeugd
in ‘n bespetterde spiegel
een middelbaar masker aan
en gluurt het straks wellicht
naar iets hoogbejaards…

Onder water blijft de jeugd
maagdelijk & naïef ruisen
als wuivende kruinen
van dit betoverde woud,
waar de wind in speelt
als ‘n eeuwenoud kind

het fonteintje stroomt over
van vergeefs lijfsbehoud

De fabel van Babel

Ik voelde mij een kosmopoliet
maar sprak de taal nog niet
geboren en getogen in Babel
weliswaar nog ver voordat
die torenmetafoor verrees

ik gebaarde in het wildeweg
kende van elke bloem de geur
van ieder dier zijn spoor en vacht
las feilloos in elke lichtval
het juiste moment van de dag

de hele wereld kwam hier
vrij moedig over de vloer
in mijn bovenkamer logeerde
om het even wie, plant of dier
ze begrepen mijn gebaren

tot ik eindelijk de taal leerde
nu voel mij een provinciaal
we vechten om ieder woord
als was het een vlezig bot

wie de bekvecht wint begraaft
‘zijn’ bot op de geheime plek
onder die rotte appelboom
ergens in de tuin van Eden

nu leef ik onder elke steen
mijn haar groeit erop als mos
stil ligt mijn tong als schaduw
de juiste lichtval van dit moment