Verkenning

Wortels zoeken van nature
naar een diepste duisternis

stil tasten ze zich moedwillig
een weg naar ‘t allerdonkerste

met welk oog bespeuren zij
ondergrondse mineralen?

met proevende wortelpapillen,
ruikende haarworteltjes?

met wat weten ze hun wensen,
met wat mijden ze ‘t onwenselijke?

zijn wortels onzichtbare bloesems
van tastgroeiende intelligentie?

werkzaam in het verborgene
dienstbaar aan de bloeiwijze

waarom zou menselijke natuur
niet zulke wortelstelsels hebben

die diep doordringen in onze
meest intieme bestaansgrond

waarin ze onzichtbaar verkent,
dienstbaar is voor welke vrucht?

Ook zo

Na ‘n windstille reis
op Eonische zeeën van ruimte
is het voorzichtig aanmeren
op rotskusten
om de tere scheepshuid
van tijdloos
te sparen
alvorens
behoedzaam
tastend
aan land te gaan
op dat afgerasterde land
van agenda, vergaderdwang,
deadline & rampenplan

was het raadzamer
om landinwaarts
de rivieren op te varen
ballast te lossen,
niets te laden
en gaande weg
buitengaats
te dwalen
in het huis
zonder wanden
onder het hemeldak
in de nabije verte
de branding
van de bloedbaan
…… …… …….
van waar eigenlijk
dat mensworden
als bestaan
ook zo…

Genesis

Groenvingermens sprak zacht
met haar plantenbestand,
ze bemoedigde elk bladgroen
om te woekeren, te floreren
haar raamkozijnen groeiden
gestaag het uitzicht dicht

Op een nacht vatte vingerplant
een pen van het tafelblad in haar
handpalm en begon te schrijven
op het blanke behang.

De plantenhand kalligrafeerde
aandachtig traag de hele wand
vol met prachtige lussen en halen
klanktekens uit alle talen,
geen mens wist wat er stond…

GodsnoeiendeJezusGenesis…

Ik groei hier mijn wortels rot.

Wanneer mag ik, lieve schat,

nu eindelijk ‘s uit die enge pot?

Laat zalvend gelal achterwege,

ik ben geen vegeterend geval.

Plant mij liever buiten in de regen,

in moederaarde staan is puur genot

herplant mij, liefst in het Niemandal.

Pluim

Anonymus was haar pluimnaam.
de schrijvende mus
schreef met haar snaveltje
gedoopt in water

stil getjilp op berkenvel
zelf zong ze niet,
ze schreef liever
zolang ze bleef,

haar museale berkenpoëzie
is heel…teder…
vergeefs & vervlogen…
zorgvuldig ongesigneerd

de enige overgebleven
hippende zin is:

‘…dit in de wind
zilver schilferende gedicht…’

Leesloos

Ach lezer, heeft u niets beter te doen dan dit lezen, kennelijk, anders las u dit niet.
Terecht en waarschijnlijk vraag het zich af: Is er dan niets beters te schrijven dan dit?
Kennelijk dringt dit zich op en is de censuur afwezig om dit ongeschreven te laten.
Maar zo blijft er toch geen lezer over?, schrijft deze zin.
Misschien is dat wel geen bedoeling, maar wel een volkomen natuurlijk proces van ontlezing?
Waarom lezen op dit uitgelezen moment als de hele wereld
beschikbaar is, met talloze belevingswerelden…?
Dit feestelijke moment
dat niet naar taal taalt.

Voor het slapen gaan

Vreemd Vraal van Slaapvaak:

Astronoom Slaapvaak was ooit de beste tandarts van het heelal,
hij speurde naar zwarte gaatjes tussen de planeten en
in allerlei melkgebitwegstelsels. Als hij er weer een ontdekt had, boorde hij zo diep mogelijk in het zwarte gat met zijn telescoop tot hij geen hand voor ogen meer zag. Daarna vulde hij de zwarte gaten met hypotheses en hermetische kosmische theorieën.
Zoals werd aangenomen kauwde het heelal op de ruimte als was het bubbelgum.
Nu weten we wel beter, namelijk niet.
Geen idee wat zwarte gaten zijn.
Wat het heelal zoal doet? Geen benul. Maar kauwen in geen geval.
Het hypothetisch vulsel in de gaten is achteraf de perfecte oplossing voor geen probleem gebleken.
Zo is ook de slaap het oplossen in geen enkel probleem.

Doos

hond ontdekt een wit papieren zakdoekje,
alsof het vanuit de doos naar haar zwaait…
Hallo daar!
joehoe, kom je buitenspelen?

hond helpt zakdoekje uit de doos,
gooit het op de grond en kijkt op…
Nou zeg, daar is ze alweer
joehoe, hier ben ik, pak me dan!

hond rukt steeds weer dat ene zakdoekje
uit de doos, alsof het de eerste keer is…
en ja hoor,
joehoe, daar is ze alweer terug in de doos, pak me als je kan!

hond helpt telkens dat ene zakdoekje uit de doos
in veelvoud tot de bank bezaaid ligt met witte papiertjes
het zakdoekje is uitgespeeld met deze hond

hond ligt en trekt verwonderd haar wenkbrauwen op
ze heeft de magische gave van de eerste keer
joehoe, de doos is leeg, zwaait er nu wat?

Beeld: Robert Zandvliet

Privilege


Het spinneweb is het voorrecht van de verkenner.
Omdat de verkenner door het web heen mag breken.
Mag, omdat niets moet.
Dwars door het web van de moederspin, die wil vangen
en inkapselen met haar rag van liefde.
Wie als verkenner geboren is moet zich door al dat rag
van spinsels heen breken om het onbekende te hervinden.
Niet in de laatste plaats de overerfde hersenspinsels
in het eigen hoofd, die te lang zijn geloofd.
Vandaar dat voorrecht van rag in het gezicht
elke keer als er verse stappen worden gezet waar geen pad is.
Elke stap schept het pad wat alleen de eerste verkenner kan ontdekken.
Er is geen andere weg naar het enige echte.

Eischaal

Het eerste huis ooit bouwde
‘n eerste anonieme architect,
steen voor steen opgemetseld,
zo werd de eerste bouwer verwekt
tot ‘n bescheiden wereldwondertje
wat nu nog rest,deze ruïne van ruimte

Melodie klinkt zich noot voor noot
in bezielde tonen aanéén,
in notatie vastgenagelde klank,
openbaring van ‘t herhaalbare
waar de componerende ziel
als doorgeefluik niets van wist.

Woord voor woord baart taal
verdichtsels en daarmee het
medeplichtige dat dichter heet,
toch meldt niemand zich aan
om als zodanig te bestaan,
het maken heeft geen weet.

Geestig, dat het gemaakte
makers maakt en breekt
als eischaal opdat het
wezen voor zich spreekt:
bv dat taal om te vliegen
vleugeltjes erbij moet liegen