Onhandige goden

Wij boffen toch maar.

Dankzij regen kunnen we schuilen.

Dankzij uitslaande brand kunnen we blussen.

Dankzij aardbevingen kunnen we af en toe ons huis herbouwen.

Dankzij het obsessief scheppen van problemen kunnen wij blijvend oplossen.

Dankzij zich opdringende vragen kunnen wij zovele antwoorden niet weten.

Dankzij alles wat er niet is kunnen wij uitvinden en scheppen als onhandige goden.

Maar de meest vreemde dankbaarheid verdient het kale feit dat wij bestaan.

Er zijn is immers een luxeprobleem
in vergelijk met zij die niet bestaan…
zij die er nooit zullen zijn…

‘Hoho’, hoor ik zachtjes roepen
vanuit de verste verten
van de zee van mogelijk heden;

‘Nog niet…ooit zullen we…mogelijk…
eventueel…opzettelijk of bij toeval…
misschien…wellicht alsnog…
ter wereld komen…
om dankbaar te aanvaarden…’

Nekloos

Het droomde dankzij
de twee wijsvingers
priemend in de oren
over ver & allerlei

als een buroglobe
draaide mijn hoofd
nekloos & vrij rond
de genagelde as

als wereldbol
keek mijn geestig oog
rondom naar buiten
draaiend als een tol

wat was leegte vol
wat klonk het stil
er viel vrijwel niets
te horen, maar wat wil

je met 2 vingers
in je oren?

Blauwe ogen

Op de onzekere dag trof ik het
wonderzaam Heelal aan op de hoek
van de Melkweg en de Maansteeg.

Ze was alleen en nogal in zichzelf
verzonken binnenstebuitengekeerd,
haar hele wezen lag open & bloot op straat.

Was het toeval dat ik het immenselijke heelal
tegen haar nogal corpulente
verschijning aanliep, ‘n objet trouvé?

Ze droeg een parelketting van oude
planeetjes & vallende ster als broche,
verder toonde ze vooral naakt & te groot

Ik sprak haar aan, terwijl ze nog
voluptueuzer uitdijde. Waar of ze
naartoe ging, wist zij veel waarheen?

Als ruimtewezen dijde ze nog ruimer,
wellicht tot ze totaal zal worden
opgeruimd dus, wat best netjes staat.

Ik vroeg of ik kon helpen de Melkweg
over te steken, ze keek me aan
met enorme pupillen als zwarte gaten.

Of ik in ‘n ravijn van Zijn keek, plots
was de Melk weg en de Maan steeg
tot grote hoogte, nam ‘n hap uit de zon.

Wat wilde ‘t fenomenale Heelal hier
mee zeggen, Kom eet? Nu begon het
te plenzen, de regen boog diep.

Dit plechtig moment voltrok zich
hier in deze verste verte waar de staart
v/d vallende ster begon te kwispelen

als ‘n uitgelaten hond liep ik
op wolken naar huis, ik belde aan,
niemand deed open, niemand geloofde mij

blindelings op mijn blauwe ogen.

Poëtaria

Bij ons om de hoek zit
de poëtische snackbar
voorheen kapsalon.
Op de deur staat gekalligrafeerd:

‘Literaire Hapsalon’

Geopend/Gedicht

We halen er als tussendoortje
soms wat gefrituurde Haiku’s
met verse natuurlyriek…vult niet echt,
maar o zo verfijnd & krokant.

Voor de grote trek warmen ze met liefde
‘n Sonnet voor je op in de hapjespan,
opgediend met rijmsaus…neutraliseert het vet.
Het broodje Epos raakt in de buurt
ook steeds meer in zwang,
gepaneerd met epische kruiden.
Vroeger geneerde men zich nog
om van de straat of uit de muur
poëzie te snacken,
gelukkig wordt Fast Poët
steeds meer gemeen goed,
al blijft het natuurlijk ongezond lekker.

Sport

De een was trots
op zijn schaamte.

De ander schaamde
zich voor zijn trots.

Nog een schaamde
zich voor zijn schaamte.

De meesten waren trots
op hun trots.

Dan waren er ook nog die
aan plaatsvervangende trots
deden afgewisseld met

plaatsvervangende schaamte.

Je wist nooit welke sport
op de ladder van schaamte & trots
je moest nemen, klimmen of dalen?
Dus bleef je waar je was, zonder
verwijtbaarheid of verdienste.

Wat men daar van vond verbleekte
in een immer stralende zon.

Beeld: Teun Hocks

Ontdooide zomers

wat in het oog springt
deze belevingswereld
ze houdt nergens op

***

het vaderland spreekt
geen moedertaal meer helaas
alleen moord en brand

***

elk mens zijn bubbel
als mensheid zijn we zeepsop
het schuim der schepping

***

het almachtige
koestert maar 1 diepste wens:
ach, kon ik maar niets

***

macht kan het heel goed
handen met ijzer breken
maar waartoe dient het?

***

veel moeilijker is
ijzer smeden tot een hand
dat zou geniaal zijn

***

de zonde van God
weigering om er te zijn
vandaar dat gevloek

***

God verdomt het mooi
alle vervloeking ten spijt
er is niemand thuis

***

niet-zijn schept ruimte
God verzuimt er te wezen
zo schiep dal de berg

***

spoken bestaan echt
wie ze ziet ziet zichzelf niet
aanwezig en af

***

tussen al wat schreeuwt
gloort er iets opmerkelijks
dat wat nooit opvalt

Uit de bundel: ‘Ontdooide zomers’
Osho Ozamaki©️Futonpress2022

Landweggetje

De autoriteit
scheen een stoplicht
op een uitgestorven
landweggetje,
dat algoritmisch
op rood bleef staan

wie daarover klaagde
hing uren in de wacht,
vergeefs worstelend
met het keuzemenu
dat alleen het
overheidseigen
eenrichtingsverkeer
faciliteerde

men kon wel heen,
maar er was geen weg
meer terug,
thuis bleef alleen achter
onbereikbaar… … …
ja, je kon wel bellen naar…
maar niemand daar nam op

het zelf ingesproken
antwoordapparaat
herhaalde mechanisch:
spreek uw boodschap
in na de piep,
op afstand kon je
je zelf afluisteren

het landelijke stoplicht
bleef staan op rood,
het bleek heel geen
autoriteit te zijn,
bij nader inzien
was het gewoon,
de dood

vandaar
dat uitgestorvene
natuurlijk

Letterzwerm

letters strijken neer
op de lege waslijnen
in een speelse geest

lettergekwetter
met gevleugelde woorden
vormen ze een zin

schoongewassen taal
als een wilde letterzwerm
vliegen ze plots op

lukraak vluchten ze
weg van hun betekenis
als losse letters

zo vluchtig is taal
als het ongeschreven blijft
kraait er geen haan naar

er hangen druppels
aan de verlaten waslijn
tot ze wegdrogen

Osho Ozamaki©️FutonPress

Uitgesproken

wat ben je anders
dan een vaas
met een boeketje
immer verse zintuigen?

neus ruikt zichzelf,
is ze haar bron op het spoor?

hand tast in ruimte naar zichzelf
als in een handschoen
van luchtdruk

(nagels aan de hand jeuken,
ze kunnen zich niet krabben)

oor hoort zich als een ruisend
warme holte waar moeiteloos
oceanen in passen.

tong slaapt in mondholten
ze laat zich zo kosmisch
dichtbij smaken.

en deze achterafse gedachten
begrazen vredig het ganse alfabet
laten vluchtige uitwerpseltaal na.

gedachten kunnen niet denken,
ze blijven argeloos
als onbespiede dieren
in het ongerepte
geen jager die ze belaagt.

ze vervliegen als de adem
waarmee ze zijn uitgesproken.

uitgesproken gedachten
zeggen niets meer,
daarvoor zijn ze
te uitgesproken.

Mahatma


Waar blijven nu die ethisch
geavanceerde kanonnen
die principieel vegetarisch zijn…?

Opgediend op een bedje van lachgas,
met kogels van vogelveren
om de kieteldood te praktiseren?

Is het wezensvreemd dat ons mensenpark
nog steeds vleesetende kanonnen bouwt
en daarnaast ook volop mensen kweekt
om onverzadigbare kanonnen te voeden?

Zo logisch heeft het gezond verstand
geresulteerd in rationeel cynisme.
Esthetisch is het zo lelijk en lucratief,
onze vleesverwerkende industrie.

Het toont zonneklaar dat er nooit
een ethische evolutie is geweest
die de technologische revolutie
tot het wenselijke kan begrenzen.

De meest moderne wreedheden doen
in niets onder voor de Middeleeuwse
heksenjacht of de Azteekse mensenoffers.
Hooguit zijn ze anoniemer, wat massaler
en op totale vernietiging gericht.

‘Menselijke beschaving’ vond Mahatma
best een goed idee, wie begint ermee?

(Foto: Derrick…”Jaja Harry, der Mensch ist nur auf die Welt um festgenommen zu werden!”