Afvoerputje

‘Je bent geestig,
als open afvoerputje
voor deze onafgebroken stroom
van zintuiglijke indrukken’

Dit vers geesteskind verweet mij meteen zijn geboorte.
Ik zei, wees blij, nu kun je mij tenminste nog verwijten…
als ik je er niet had laten zijn was ook dit voorrecht je nog ontnomen.

Het vers beklaagde zich over zijn uiterlijk…de vaste vorm die hem beknelde.
Ik zei, wees blij dat je een uiterlijk hebt, anders kon je jezelf nooit leren kennen…
hoe kun je je bevrijden zonder beknelling.

Maar ik heb hier niet voor gekozen, klaagde het vers.
Ik zei, wees blij dat je nu in ieder geval een keuze hebt,
om je te bevrijden van dat beknelde gevoel.

Dat klinkt allemaal mooi en aardig, maar jij hebt mij ongevraagd
in het leven geroepen en voor dit blok gezet.
Wat wil je dan dat ik doe?

Ik wil dat je mij ongedaan maakt.
Hoe zou dat kunnen, we kunnen niet ontkennen dat je er bent geweest?

Door alle sporen uit te wissen…dan praten we nergens meer over…
Elke uitwissing vormt weer een vers spoor, legde ik uit.

Welke optie staat voor mij dan nog open?, vroeg het geesteskind.
Wees geestig, als een open afvoerputje voor deze onafgebroken stroom
van zintuiglijke indrukken.

Label

Hebben we ooit een ding
om erkenning horen bedelen?

‘…Noem mij alsjeblieft opdat ik besta…
label mij, deel mij in
bij iets soortachtigs
opdat ik mijn plaats ken…
mij gezien en gehoord weet…’

Het kan het ding niets schelen
of het heten mag naar een naam,
alsof het naamloze minder zou bestaan.
Bestaat het onbepaalde niet vrijer
dan welke gedefinieerde identiteit dan ook?

Ultiem vrij heden is weggelegd
voor onontdekte diersoorten
of voor eigen aardige dingen
die we niet kunnen thuisbrengen

Boterhamer

Men kan niet lang genoeg
blijven hameren
op het keiharde feit dat
een hamer van taal (5 letters)
nimmer een enkele deuk
in een echt pakje boter
kan slaan.

Het echte kent geen letters.
Voor wat ze wezenlijk is
heeft het echte geen woorden.

Echt taalt niet naar taal

Dingen dragen
namelijk & letterlijk
een masker van taal
dat maskeert dat
het echte in diepste wezen
geestig van aard is

Noemen verklaart niks
over het gluren van geest

Fantoomfijn

De man die dacht dat hij een gedachte was
probeerde een denkbeeldige vlieg in zijn hoofd
dood te slaan.
De vermeende vlieg bestond slechts uit 5 letters
met een bijbehorend vaag plaatje van iets
wat voor de archetypische vlieg door moest gaan.

De vlieg vloog als gedachte rondjes door zijn hoofd
en ging, heel irritant steeds
even zitten op de gedachte
van de man die hij dacht te zijn.
Een gedachte van 3 letters, Man,
uiteraard ook met bijbehorend plaatje
van een doorsneeman beplakt
met wat persoonlijke kenmerken,
snordragend, moedervlek dat soort werk,
bij wijze van zelfbeeld.

De vlieg veroorzaakte met zijn wassende pootjes
denkbeeldige jeuk op de talige huid van zijn zelfbeeld.
Steeds wanneer de denkbeeldige man
zijn zelfbedachte vliegenmepper van 13 letters
wilde pakken vloog de vlieg al weer gonzend rond.
De man kon het kennelijk niet laten
om steeds weer die jeukopwekkende vlieg te denken
en zichzelf daarbij als jeukend voorwerp.

Pas toen hij zag dat een denkbeeldige vlieg
niet is dood te slaan kwam de vlieggedachte
niet meer in hem op.
En wat was eigenlijk het verschil tussen hem en de vlieg?
het verschil tussen 5 of 3 letters?
Beiden waren even denkbeeldig…

Alleen de ondefinieerbare jeuk bleef,
als een fantoompijn,
maar dan fijner,
verfijnder.

Beeld: Teun Hocks

Doos

Kijk, dit is nu een kartonnen doos,
ze lijkt zo leeg van inhoud.
Niets heeft ze in zich…
niks eigens behalve zichzelf.
Kartonachtig van kleur wasemt ze
geur van beenderlijm uit.

Bij haar hoekflap is haar huid uitgescheurd…
onderliggend golfkarton ligt duidelijk bloot.
Zelfs door de opperhuid heen voel je de ribbels.
Alsof ze buiten in de regen heeft gelegen
en daarna weer is gedroogd in wind en zon.
Ze zou ook van klei gemaakt kunnen zijn…
dan zou het een knap nagemaakte doos zijn,
een kunstdoos.
Om deze zinsbegoocheling na te gaan
probeer ik haar aan te raken…
maar hoe diep ik ook tast
nergens raak ik haar huid.
Deze doos blijkt echter
bij nader inzien
denkbeeldig…

Deze doos bestaat helemaal uit taal,
ook staat ze niet op een bodem,
die is eveneens denkbeeldig.
Deze doos neemt geen enkele ruimte in.

Ik vertrap nu het woord;
‘Doos’
met de woorden;
‘Mijn Voeten’

tot ze zo plat is
dat ze makkelijk
door de gleuf
in deze
p a p i e r b a k
van 9 letters
past.

Steengeest (4)

Mijn beste vriend Steen hoort stemmen
in zijn geest van bergkristal, soms luister
ik onwillekeurig met hem mee,
vanwege eendere golflengten:

…Noem eens iets…wat los van geest te ervaren is…
Kan er iets verschijnen …zonder geest?…
Deze vraag kan niet eens worden gehoord…
Hoe zou er zonder geest een antwoord kunnen verschijnen…
als alles verschijnt dankzij geest…
het meest geestige gegeven in dit leven…

Noem maar eens wat op…
Wat er ook opkomt…het is een levend bewijs…
dat het in geest verschijnt..
het elastiekje, de zonverduistering, potloodstompjes,
het snode plan, het boterhoofdverwijt, het regenplasje,
de scheerkwast, de krentenbol, het paard achter de wagen,
het journaal, het slimme ideetje, de schaduw op het behang,
al wat je wenst en niet wilt, de reklamefolder, de wiskundige formule,
de deuk in het pakje boter, de virtuele datawoestijn, de mastodont,
de lantaarnpaal, de horizon, de Grote Beer, het pijntje hier, het pijntje daar…
het microscopische pantoffeldier, de slurf van de olifantast…

Hoe zouden al deze ‘dingen’ kunnen bestaan…
zonder geest die ze opmerkt…
en tot leven wekt in directe ervaring?…
Wat of waar zouden deze letters blijven…
zonder tenminste 1 geestige geest die deze letters leest?
Meest geestig is dat het zichzelf niet kan ontkennen,
elke poging daartoe is al een erkenning…een feest der herkenning…
elke adem…in en uit…elke indruk…elke uitdrukking…

Steen rust luisterend in mijn hand…
als de stemmen verstommen…
en stil aan de geest geven…

Fabel van het Grijze heldendom

Wolf had het inmiddels wel mooi verbruid
in het schaapachtig & wollig meningencircus.
Meneer vrat al ruimschoots halve kudde opinies
in vredige weiden, de strotjes doorgebeten.

Binnengehaald als held werd hij verrader
binnen het natuurloze beschavingsreservaat.
Wolf werd verweten geen veganist te zijn,
geen schaap in wolfskleren, maar een dader.

Nalatigheid is ‘n erg onderschat wapenfeit,
want is het niet ook al aardig heldhaftig
om iemand niet te vermoorden, zoals Haas
gewoon is te doen, kauwend op zijn halm.

Dat laffe hazenhelden louter halmen vreten
mag toch geen rol spelen, Held Langoor
verbetert deze wereld echt door daadloos
en zelfbeheerst in zijn leger lui te talmen.

Soms is zuiver nietsdoen onovertroffen,
het leverde aan de lopende band naamloze
helden op, die op sokken en sloffen wonnen
van moedige daders die vele offers slachten.

Het zijn vooral hazen die de wereld verzachten,
ze zijn nalatig en laten het werk onbegonnen.  
Nu begrazen Waapscholfen de vredige velden    
en huilen blatend naar de maan als lamme helden

Broekzak (3)

In het broekzakgeheugen
herinnert Steen zich
elk vingerspitsgevoel
van onze ondermaanse
dooltochten
zelfs onze herkomst
kwam zo
aan het licht

Steen ijlde eens
koortsachtig:

Van zonnebloed zijn wij
verzonnen uit…
gestold leeflicht…

Onze oorsprong
is de zonnestorm
van moederlava
dat godgloeiende…

Zij zond ons uit
en schonk ons
in deze aardse mal
van koelte waar wij
binnenhuids
vorm vonden…
bij wijze van
voorlopig thuis

Elke vorm
is maar
voorlopig…
een vermomming
van iets…
raars
iets
onverwoest
baars…

en Steen
kan het weten
kent de wereld
als zijn broekzak
op mijn duimpje

Jongsaf & Oudsher (2)

Steen en ik sliepen
van oudsher
tot van jongsaf
samen

mijn oudste vriend
die te vondeling lag
voor het rapen
klaar voor ontferming,
zacht als barm…

meteen wist ditgene
hier ligt ons barm
zo zacht

Steen sliep
diezelfde nacht nog
onder mijn hoofdkussen
visioenen uitbroedend

in het donker
zag Steen helder
een in sterren
geschreven
wensloos leven

Steen hield mijn
handpalmen omvat
zodat in dit voelen
van barmwarmte
Steen lichter
en lichter werd

en ik zijn vinder
herboren
in het dichten
dat leefruimten ontsluit
grenzend
aan deze oude huid
van Steen
zo dicht bij
tot zo ver
heen

Oudste vriend (1)

Mijn oudste vriend Steen
wacht mij overal op
eeuwig trouw waar ik ook kom
Steen had nimmer haast
om hier te komen
waar Steen al was

Steen ligt altijd ergens hier…
zo voor de hand,
om betast, gestreeld,
of in handpalmen gewogen

Mijn oudste vriend Steen
heeft natuurlijk overwicht
op zijn bodem die uit
verre familie bestaat

Zijn zachte zwaartekracht
trok aan mij en trok mij aan
om samen te gaan bestaan
als vorm van liefde

Steen bestaat keihard uit denkstof
vastberaden traag van begrip
vol harding, maar solide van vorm
kiezelrondgeslepen
in de rivier van Herakleitos,
als een vorm van zeker weten

Steen’s gedachtengoed
is koel van zichzelf
en soms handwarm
als rudimentaire vorm van gevoel

Zijn levend wezen is stil
zwijgend beamen
dat Zijn steengoed is,
als vorm van heel diep ademen

De ziel van Steen rust onder hem
bij wijze van schaduw,
als archaïsche schaduwziel
die naar het licht vlucht
zodra men Steen tilt…
bij wijze van thuisreis

Als licht weerkaatst
op de huid van Steen
dan is dit een meest
basale vorm van zien
alsof Steen een oeroud oog is
dat nimmer knippert