Boerderijdieren

In de huiskamerkast deed ik als achtjarige alchemist ‘geheime’ experimenten, materiaalonderzoek, bij het licht van een zaklantaarn of een kaars. De kast bevond zich onder de trap en kon van binnenuit op slot met de sleutel.
Op het schoenmakersaambeeld van mijn vader plette ik bijvoorbeeld een plastic koe. Het boerderijdier werd steeds langer en platter.
Materialen fascineerden mij. Ik sloeg alles tot moes om de eigenschappen eruit te peuren…koper, hout, tin , soldeer, kaarsvet, biscuit, steen, glas, piepschuim, electrabuis.
Behalve hameren, knipte ik dingen door om de binnenkant te bekijken. Met tangen verboog ik rechte dingen krom. Net zolang heen en weer gaan tot het metaal moe werd en scheurde als een papiertje. Met de kaarsvlam verhitte ik dingen om hun smeltvermogen te testen. Met het vuur zelf spelen was ik voorzichtiger. Grotere vuren stookte ik in de WC in de porseleinen pot. Laaide het vuur te hoog op dan trok ik door.
Hoewel de pot soms zwartgeblakerd was reageerden mijn ouders niet. Er waren kennelijk nijpender zaken die hun aandacht opeisten.
Ik kon dus gerust een stapje verder. De volgende dag stond ik met mijn zwarte plastic boerderijvarken in mijn knuistjes naast het fornuis waar mijn moeder andijvie kookte. Toen ze even niet keek mikte ik de big in de pan. Vraag mij niet waarom, waarschijnlijk omdat het kon. Tijdens het avondeten haalde vader het zwarte plastic varken uit zijn mond vol andijvie.
Er werd geen woord aan vuil gemaakt. Na deze genegeerde incidenten liet ik dingen verdwijnen, eerst kleine dingetjes. Kleine dingen vielen natuurlijk niet op, dus waagde ik mij aan het porseleinen beeldje van ‘het boerinnetje met de gans’, dat ik voor moederdag had gekocht. Het stond midden op het dressoir te pronken als blikvanger.
In de kelder sloeg ik het kalm en behoedzaam tot gruis. Beelden konden dus in zand veranderen. Nog steeds geen reactie. Het volgende beeldje van het oude dametje met de paraplu dan maar. Ook dit leverde geen enkele respons op. De zinloosheid van dit alles begon tot mij door te dringen. Ik gaf het op.
Het maakte niemand kennelijk iets uit wat ik wegtoverde. Deze mensen hadden geen oog voor verdwijnkunst. Ik besloot zelf maar te verdwijnen. Gelukkig heeft niemand er nooit iets van gemerkt. Niemand was de eerste en enige in mijn jeugd die altijd oplettend was. Niemand werd mijn beste vriend, steun en toeverlaat.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *